Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kan een mens zeker zijn?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kan een mens zeker zijn?

Dr. H. van den Belt houdt oratie in Groningen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. H. van den Belt mag zich sinds september hoogleraar in Groningen noemen. Vorige week hield hij zijn oratie, de intreerede waarmee hij vakgenoten en belangstellenden informeerde over vraagstukken die hij als Gereformeerde Bondshoogleraar in de gereformeerde godgeleerdheid voor zich ziet.

Met de slogan ‘Er gaat niets boven Groningen’ toog ik vorige week dinsdagmorgenvroeg met de trein richting de noordelijke provinciehoofdstad, vanuit Sommelsdijk toch meer dan vier uur. De nieuwe hoogleraar namens de Gereformeerde Bond, dr. H. van den Belt, had voor zijn publiek een interessant programma samengesteld. De programmaonderdelen deden denken aan de ‘coördinaten van het universum’, die in Groningen volgens decaan prof. dr. G.H. van Kooten weer helder in beeld komen.
Het startpunt van het programma, daarmee het begin van de coördinaten, werd gevormd door een bezoek aan de Groningse Martinikerk. Een schitterend bouwwerk met een enorme geschiedenis, als een stadse vertegenwoordiger van het Groningse ommeland met zijn rijke kerkbouw. Dr. J.E.A. Kroesen voerde het gezelschap in hoog tempo en op een inspirerende manier door de geschiedenis van de Groningse cultuurschat, waarmee de provincie Holland destijds ver vooruit was.
Maar eerst werd het gezelschap in de verwarmde Noorderkapel welkom geheten en gaf de decaan van de faculteit godgeleerdheid een toelichting op de faculteit en de legitieme plaats van de koningin der wetenschappen aan de openbare universiteit. Van de miljarden wereldbewoners is een groot deel godsdienstig. Theologie gaat dus over meer mensen dan een belangrijke faculteit als Nederlands recht...

Na-denken
De Martinikerk als plaats waar al eeuwen het Woord verkondigd, geloofd en gevierd wordt, vormde het startpunt, middelpunt van het universum waar we deze middag in werden meegenomen. Gaf prof. Van den Belt daarmee niet een statement dat hij met zijn wetenschappelijk werk de kerk wil dienen? Theologie in dienst van het kennen van God.Iets wat expliciet aan het slot van zijn oratie klonk in een volzin die te denken geeft: ‘Het christelijk geloof in Gods openbaring biedt het houvast dat er Een is die het kennende subject en het gekende object, de ziel en de wereld, te boven gaat en beide bijeenhoudt. In dat perspectief is wetenschap het na- denken van Gods gedachten.’

Copernicaanse wending
Een volgend punt van het ‘Gronings universum’ was een bezoek aan de Protestantse Theologische Universiteit, één van de twee vestingen die na de recente reorganisatie overbleven. In het gebouw van een voormalige bank – symbolisch voor het bankroet van de mammon? – worden nu toekomstige predikanten opgeleid voor hun dienstwerk in een kerk voor mensen die – op een heel andere manier – bankroet zijn. De studenten hebben daarvoor eerst een gedegen wetenschappelijke ondergrond ontvangen aan de Groningse of een andere openbare universiteit.
De laatste coördinaat werd dan ook gevormd door de rijksuniversiteit van Groningen, waar dr. Van den Belt zijn oratie hield ter aanvaarding van zijn ambt als bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland in de gereformeerde godgeleerdheid.Voorafgaand aan de oratie hield decaan Van Kooten een laudatio, waarmee hij de nieuwe hoogleraar introduceerde en lovende woorden over zijn studiezin en volharding uitte. In de laudatio – op de geboortedag van Copernicus (d.d. 19 februari 1473) – noemde hij het verplaatsen van de leerstoel van Utrecht naar Groningen een copernicaanse wending van de Gereformeerde Bond.

Zekerheid
‘Kan een mens wel zeker zijn?’ was de titel van de oratie. Prof. Van den Belt wil gaan onderzoeken ‘of en hoe de zich ontwikkelende gereformeerde theologie te relateren valt aan bredere filosofische, maatschappelijke en culturele processen’. Hij stelde dat die theologie door de bovengenoemde confrontatie onmiskenbaar is beïnvloed. ‘Zowel de behoefte aan zekere kennis als het besef dat zekerheid uiteindelijk een subjectief gegeven is, typeert de moderne tijd. Er vindt een epistemologische wending plaats. Het antwoord op de vraag hoe je zeker weet dat iets waar is, vind je niet meer in iets buiten jezelf – in het gezag van de kerk of van de Bijbel – maar in jezelf.’
Als dat zo is, dan heeft de theologie of wat mij betreft de gelovende of naar zekerheid zoekende mens door de ontwikkelingen van de moderne tijd een omgekeerde copernicaanse wending doorgemaakt. Niet van een heliocentrisch naar een geocentrisch wereldbeeld, maar wel van een theocentrisch naar een antropocentrisch geloofsleven, waarbij niet meer God maar de mens centraal staat. Het geeft wel te denken dat dr. Van den Belt in zijn conclusies formuleert dat ‘de wending naar het subject in de filosofie wordt ingeluid door een wending naar het subject in de theologie’, waarbij we voor ‘subject’ de gelovende mens kunnen lezen.

Tijdbetrokken
Daarin zag ik een verbinding oplichten tussen de drie coördinaten van het Gronings universum: die van kerk, predikantsopleiding en de openbare faculteit. Dat lijkt ook de bedoeling te zijn van de manier van denken van onze nieuwe hoogleraar. Met nadruk wil hij ons bewust maken van de tijdbetrokkenheid van het gereformeerd protestantisme. De inhoud van de gereformeerde theologie, de manier waarop zij beoefend wordt staat niet los van de tijd en de brede culturele context. Daarmee herkennen we in de nieuwe hoogleraar ook iets van de vroegere predikant van hervormd Delft met zijn sterke betrokkenheid op tijd en omgeving.
Terug naar het aangelegen thema van de zekerheid. Is dat de ‘achilleshiel’ van het protestantisme of is het een universeel thema, dat ook andere geledingen aangaat? Gevolg van de wending naar de gelovende mens? In ieder geval worstelen velen met vragen rondom dit onderwerp, dat blijkt nadrukkelijk in het pastoraat. Daar treffen we – in de brede kring van een dorpsgemeenschap – velen aan die hartstochtelijk zoeken en verlangen naar die zekerheid. De kerk mag zich gezegend weten met theologen die dit vanuit de Schrift in gesprek met de tijd willen doordenken en daarmee de (aanstaande) predikanten willen voeden, om als eigentijdse copernicussen te laten zien waar het om draait. Niet om de zon, maar om de Zonne der gerechtigheid. Want, zo luidt een mooie zin bijna aan het slot van de oratie, ‘Gereformeerde theologie is daar het sterkst waar Woord en Geest, belofte en geloof heel nauw op elkaar betrokken blijven.’ En: ‘Als de zekerheid gegrond blijft in de beloften van God en in het werk van Christus, is de achilleshiel van het protestantisme tegelijk zijn kracht, de kracht van de Heilige Geest.’

Wens
Er gaat niets boven Groningen, waar zich volgens zeggen een geheel nieuw universum omspant. In ieder geval was er veel te zien en te horen wat te denken gaf tijdens de urenlange treinreis, die ook langs de vorige vestigingsplaats van de leerstoel van de Gereformeerde Bond voerde: Utrecht. De lijfspreuk van de Universiteit Utrecht bevat de wens: ‘ILLUSTRA NOS SOL IUSTITIAE.’ Dat is mijn hartelijke wens voor prof. Van den Belt, de universiteit en de kerk die hij dienen mag: ‘Verlicht ons, Zonne der Gerechtigheid.’


Ds. J.C. Breugem is hervormd predikant te Sommelsdijk.


Toespraak van ds. A.J. Mensink
Op de dag van de oratie van prof.dr. H. van den Belt sprak ds. A.J. Mensink als voorzitter van de Gereformeerde Bond de nieuwe hoogleraar toe. Een fragment uit zijn toespraak.‘
Het is voor ons wel even wennen in Groningen. Groningen is in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme nooit zo heel sterk in beeld geweest. ‘Groningen’ heeft in de loop der eeuwen haar naam zelfs verbonden aan een eigensoortige theologie, de Groninger theologie – voor een gereformeerd mens gaat er eigenlijk heel véél boven Groningen! In de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme gooien Utrecht, Leiden en Franeker veel hogere ogen.
Maar de eerste twee zijn inmiddels de laatste geworden, en de laatste is nu bijna de eerste. Dat zeg ik niet alleen met dankbaarheid met het oog op Groningen, maar ook met een aanzienlijke weemoed, aangezien we vandaag ook pijn voelen om wat in Utrecht en Leiden teloor is gegaan.
Toch heeft Groningen, ook in gereformeerd perspectief, haar inbreng wel gehad. Tot haar eerste hoogleraren mag de faculteit mannen rekenen als Gomarus en Maresius. De faculteit is dan ook nadrukkelijk opgericht om de positie van de gereformeerde theologie tegenover afwijkende theologieën te versterken. Zeker in de negentiende eeuw valt aan de Groninger faculteit echter een heel ander klimaat waar te nemen. Niet alleen aan de faculteit, ook in het kerkelijke leven. Ik las dat de Groninger magistraat het aan het eind van achttiende eeuw aan predikanten verboden heeft om in doopdiensten de eerste doopvraag te stellen, over het in zonden ontvangen en geboren, en nochtans in Christus geheiligd zijn. En de kerk deed het nog ook. Toch klonk er rond 1900 hartelijke, bezielde, gereformeerde prediking in Groningen, hervormde (!) gereformeerde prediking. Van 1888 tot 1901 stond hier ds. Benjamin Lütge, een rechtstreekse leerling van Kohlbrugge. Hij spreekt in zijn afscheidspreek uit zich erg eenzaam gevoeld te hebben onder zijn collega’s. Over contacten met de hoogleraren blijft hij heel formeel. Tegen de studenten is hij rechtstreekser als hij in zijn afscheidspreek zegt dat hij ze graag meer in de kerk had gezien; het heeft hem vaak bedroefd dat vele jongelieden in deze tijd alles onderzoeken, behalve de Schriften en de belijdenis van onze vaderen. Tegen de theologiestudenten zegt hij dat ze later geen gemeente kunnen dienen als ze niet op de grondslag van de kerk staan omdat zij die niet kennen. Ik kwam bij deze ds. Lütge een prachtig citaat tegen, dat ik graag ter bemoediging doorgeef voor het werk te Groningen. ‘Wij predikanten moeten ons gans bijzonder schuldig weten om onze gaven tot nut en heil der andere leden te gebruiken. Dikwijls heeft mij getroost en gesterkt het antwoord dat mijn leraar [Kohlbrugge, red.] in zijn catechismus geeft op de vraag: ‘wanneer zult gij uw gaven tot nut en heil der andere leden besteden?’ – dit antwoord: ‘wanneer gij niet weet dat gij gaven hebt, maar dit ene weet, dat gij een genadig God hebt.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 2013

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Kan een mens zeker zijn?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 2013

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's