Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zending uit beeld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zending uit beeld

Ds. Ouwehand: Evangelieverkondiging elders raakt mensen minder

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Steeds minder vaak laat iemand zich voor langere tijd uitzenden om zijn naaste elders ter wereld het evangelie te brengen. Zou de Geest niet roepen? Of horen we de stem misschien niet? Een gesprek met ds. J.P. Ouwehand en ds. A. Verwijs over zending anno nu.

Het is dit jaar precies een eeuw geleden dat de GZB de eerste zendeling liet vertrekken: A.A. van Loosdrecht ging naar het Indonesische eiland Celebes, naar Torajaland. Vandaag zijn ds. Gert en Elizabeth de Goeijen hier namens de GZB werkzaam. Indonesië is de constante in het programma van een eeuw hervormd-gereformeerde zendingsorganisatie.
De eerste vijftig jaar van zijn bestaan richtte de GZB zich zelfs alleen op Indonesië. Na een halve eeuw kwam Kenia daarbij en twintig jaar later Peru. De afgelopen dertig jaar is de GZB-zending uitgewaaierd naar dertig verschillende landen, soms met kleine of incidentele projecten en in samenwerking met andere organisaties. In totaal kent de GZB vandaag 65 uitzendingen naar tien verschillende landen, waarvan 35 ‘eigen’ uitzendingen en 30 in samenwerking met andere organisaties.

Focussen
Ds. Ouwehand, sinds 2010 GZBdirecteur, kijkt met dankbaarheid naar de jarenlange steun van gemeenten. ‘Ze leven en bidden mee, dragen bij aan uitzendingen. Vele vrijwilligers zetten zich in voor zending, ook voor het werk dat via de GZB mag plaatsvinden.’
Tegelijk denkt de predikant-directeur na over de vraag waar de GZB zich op langere termijn op moet richten. ‘In een aantal landen zitten we al heel lang. In Kenia bijvoorbeeld al vijftig jaar, maar het aantal zendingswerkers dat namens ons hier werkt is van ooit twintig teruggelopen naar één. Bij veel nieuwe projecten lag het initiatief niet bij de GZB. We zijn daar bij betrokken geraakt nadat een andere organisatie al concrete plannen had. De samenwerkende organisatie zorgde dan voor het ‘buitenlandse’ deel en de GZB voor het ‘binnenlandse’, zeg: het contact met de gemeente. Dat is ingewikkeld en onduidelijk gebleken. Ons werk is langzaam maar zeker versnipperd en we zijn soms niet meer dan donor.
Als GZB denken we er momenteel over na of we het aantal projecten moeten terugbrengen en meer op de eigen inhoud en roeping concentreren. Daarbij komt dat de vele kleinschalige projecten relatief veel kosten. Dat zouden we liever afbouwen en ons werk in andere landen uitbreiden.’

Bereikte gebieden
Volgens ds. Verwijs concentreren de meeste zendingswerkers zich wereldwijd op de zogenaamde bereikte gebieden. Zelf vertrok hij in 1995 met zijn gezin naar Colombia en in 2004 naar Rwanda. Sinds vorige maand is hij gemeentepredikant en bewonen hij en zijn echtgenote de hervormde pastorie van het Zuid-Hollandse Rockanje. ‘De GZB heeft zich in de laatste decennia vooral laten sturen door de vraag van de kerk overzee. Dat heeft goede kanten, maar je moet je als zendingsorganisatie de vraag stellen waar de grootste nood wereldwijd is. Als organisatie die zich concentreert op Woord en daad – in die volgorde – is het mijns inziens goed om juist daar te werken waar het evangelie niet of nauwelijks bekend is. Daarbij denk ik niet alleen aan gesloten gebieden, maar ook aan West-Europa, waar nu zoveel mensen totaal vervreemd van God en het Koninkrijk leven.’

Overbodig maken
Nederlandse zendingsorganisaties signaleren dat er vandaag minder animo is om voor een langere periode uitgezonden te worden. Voor de GZB duurt een ‘lange’ uitzending zes tot acht jaar.
Ds. Ouwehand: ‘Vroeger vertrokken zendelingen levenslang naar een bepaald land. Bij de GZB gebeurt dat niet meer. Dat wij een periode van ongeveer zeven jaar aanhouden, is omdat mensen terug moeten kunnen komen. Hoe langer de uitzending duurt, hoe moeilijker dat is en hoe hoger de prijs voor kinderen, voor alles.
Bovendien is het onze visie dat lokale partners de verantwoordelijkheid voor het werk over moeten nemen. Wij denken dat je twee jaar nodig hebt om de cultuur te leren kennen. Daarna ben je twee of drie jaar aan het werk en de volgende twee jaar ben je aan het overdragen. Eigenlijk moet een zendingswerker zich zes jaar lang overbodig leren maken. Wij kiezen voor een dynamiek die gericht is op overdracht en verzelfstandiging.’
Ds. Verwijs: ‘Die drie fasen (inwerken, uitvoeren, afronden) zijn echt nodig. Eigenlijk zijn het in totaal vijf fasen, waarvan er twee buiten het land plaatsvinden; die van voorbereiding voor de uitzending en afronding erna. In de praktijk heb ik gemerkt dat de partner overzee weinig prioriteit geeft aan het inwerken en afronden. De concentratie ligt er op de uitvoering van het werk. Als je daar aan toegeeft, en soms ontkom je daar niet aan, werkt die nadruk meestal contraproductief.
In Rwanda vroeg de aartsbisschop me na onze aankomst een boekje te schrijven voor de predikanten, over de apostolische geloofsbelijdenis. Daar heb ik het eerste halfjaar veel energie in gestoken. Toen het werkje klaar lag om vertaald te worden, bleek dat hij dezelfde vraag aan een ander had gesteld en dat die persoon me net voor was.’

Tijd nemen
‘Ik denk dat het goed is de tijd te nemen om de cultuur en de plaatselijke situatie te leren kennen en om te dromen. Mijn oorspronkelijke taak was het opleiden van predikanten. Wij werden voor zes jaar naar Rwanda uitgezonden. Ik heb daar gedacht en gedroomd en zag toen dat er geen bijbelstudiemateriaal was. Zelf bezat ik de NIV Study Bible, een Engelstalige bijbel met kanttekeningen. Van het één kwam het ander. Ik heb een uitgever aangeschreven, de GZB benaderd, het werk mogen coördineren, en nu ligt die bijbel er voor de Rwandees. Daar ben je jaren mee bezig. Ik zie het als genade dat dit gebeurd is.
Elke zendingswerker moet zich afvragen wat zijn omgeving nodig heeft, welk verschil hij kan maken. Zolang je daar bent, moet je proberen om de talenten die wij hebben gekregen in te zetten. Dat is beter dan werk te doen waartoe ook lokale mensen in staat zijn.’

Liever kort
De GZB plaatst in de regel nauwelijks advertenties om zendingswerkers te werven. Ds. Ouwehand: ‘Mensen kwamen altijd naar ons toe met de boodschap: ‘God roept mij, ik wil samen met de GZB zoeken naar een weg en mogelijkheden.’ Daarmee konden wij onze vacatures vervullen. Dit soort spontane aanmeldingen neemt af.
Dat moet ik iets nuanceren. Er komen wel mensen naar ons – vooral artsen, weinig theologen – en vaak voor een kortere uitzending. Ze willen in de regel voor drie maanden of twee à drie jaar uitgezonden worden, niet voor zes of zeven jaar. Dat is opvallend.
We hebben daar zorgen over. Wie ‘maar’ kort weggaat, kan namelijk geen taalstudie van een jaar volgen en blijft dus Engels of Frans spreken. Vaak is het echter nodig dat een zendingswerker de overstap naar de cultuur maakt en een mijl met zijn naaste elders meeloopt.
Het is een feit dat zending grote invloed op het leven van een zendingswerker heeft. De vraag is daarom: voel je je geroepen, ben je geraakt door en betrokken bij het koninkrijk van God elders en ben je bereid om daar een belangrijk deel van je leven aan te geven?
Ik realiseer me dat het vaak niet gemakkelijk is om na terugkomst in Nederland de draad op te pakken. Daarom coachen we onze zendingswerkers naar die periode toe, langer dan voorheen gebeurde. We helpen hen weer een plek te vinden. Dat begint bij een predikant al in de laatste periode dat hij wordt uitgezonden. Hij moet nadenken over wat hij erna wil doen. Tegelijk is het niet zo dat er voor een zendingswerker na zijn uitzending niets meer is. Zending is niet alleen ‘daar’, maar ook ‘hier’. Beter kun je zending zien als iets waarmee je in Nederland gewoon door kunt gaan.’

Pastorie
Ds. Verwijs: ‘De meeste theologen willen de pastorie in, ervaren alleen een roeping in die richting en staan nauwelijks open voor de roep van overzee. Ik heb daar mijn vragen bij. Ik denk dat sommige kandidaten en predikanten de zendingsopdracht niet serieus genoeg nemen. Wellicht zouden deze broeders ermee geholpen zijn wanneer ze benaderd zouden worden door de GZB en ze direct gevraagd zouden worden om te reageren op een bepaalde vacature. Coaching kan mensen de drempel over helpen.’

Gemeenten
Behalve dat enthousiasme voor langetermijnzendingswerk afneemt, signaleert de GZB ook dat hervormd-gereformeerde gemeenten zich minder verantwoordelijk voelen voor de uitzending van een zendingswerker. Ds. Ouwehand: ‘De gemeente zendt in principe uit en neemt zelf een deel van de verantwoordelijkheid op zich. De GZB financierde uit eigen middelen de helft, de andere helft moet uit de gemeente komen. Dat betekent niet dat een kleine gemeente niet zou kunnen uitzenden; we dragen de last met elkaar. Als mensen lang weg zijn, kunnen stijgende kosten door schoolgaande kinderen de nodige bedragen vragen. Maar in het algemeen is dat niet grootste probleem, de bereidheid om te geven is vaak groot.
Dat de steun van gemeenten voor de GZB niet meer vanzelfsprekend is, heeft ermee te maken dat de achterban minder hecht is. De Gereformeerde Bondszuil is onduidelijk geworden, de grenzen zijn minder scherp en jongeren identificeren zich er minder mee.
Vroeger hoefden we nauwelijks fondsen te werven, maar nu krijgen we de vraag waarom wij een bijzondere positie zouden moeten hebben vergeleken met andere organisaties.’

Preken
Ds. Verwijs: ‘De verminderde aandacht voor zending heeft mijns inziens alles met het onderwijs in de gemeente te maken. Er wordt niet zo vaak op een praktische manier over zending gepreekt. De gereformeerde theologie kent terecht de focus op zonde en genade, en stelt daarmee het verzoenende werk van de Heere Jezus Christus in het centrum van de verkondiging. Dan gaat het dus om de kennis van Hem als Verlosser en Heiland. Maar het gevaar kan zijn dat de mens centraal staat en niet God, en dat het – eigenlijk heel modern – telkens om mij gaat, om mijn verlossing.
Wat veel minder aandacht heeft in onze gemeenten is de praktijk van het christen zijn, dus hoe je Christus navolgt als je Heere en je leeft tot Gods eer. Dan kan het gaan over de vraag hoe je zelf de Bijbel leest, bidt, het evangelie met anderen deelt, getuige bent, heilig leeft, zorg draagt voor de ander, en ga zo maar door. Ik vermoed dat een meer evenwichtige aandacht voor navolging, zowel in de verkondiging als op de kringen, zich uiteindelijk vertaalt in een grotere betrokkenheid op het werk in de zending.’

Inkomsten
Op dit moment zou de GZB graag een aantal mensen uitzenden, maar dat zal met de lopende inkomsten niet lukken. ‘We hebben geen geld en we kunnen minder uitzenden. De vraag is of we ons hierbij moeten neerleggen. We hebben kosten zoveel mogelijk verlaagd, maar dan nog is het moeilijker om ons aandeel in de uitzendingskosten te blijven betalen. De dalende inkomsten vangen we nu nog op met inkomsten door nalatenschappen. Belangrijker dan de vraag naar middelen is het mandaat van de gemeenten.
Ons mandaat zit in de steun van gemeenten. Wij zijn er voor de gemeenten. Die willen we dienen, maar dat kan alleen met voldoende steun.
Momenteel lopen de inkomsten via gemeenten en particulieren zo’n 2 procent terug, terwijl de kosten stijgen. Concreet betekent 1 procent terugloop dat er twee uitzendingen minder kunnen plaatsvinden.’
Ds. Verwijs: ‘Misschien moeten we bij de verkondiging beginnen.
‘Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.’ Dat plaatst de dingen in het juiste perspectief. Als het echt zo is dat Jezus Christus de Heiland en Verlosser van deze wereld is en er geen andere weg tot de Vader is dan door Hem, dan moeten we dat delen met anderen. Die drang zou elke gelovige moeten voelen.
Wie dat niet herkent, moet God bidden om die drang en om het besef dat alles wat we om ons heen zien vergaat.’

Vervolgde christenen
Ds. Ouwehand merkt dat het moeilijk is om voor het ‘GZB-verhaal’ voldoende steun te krijgen.
‘Fysieke nood spreekt mensen direct aan. Ze geven royaal als er noodhulp wordt georganiseerd.
Vergeleken daarbij raakt kerkelijk opbouwwerk in Rwanda minder snel. Evangelieverkondiging, gemeentestichting en opleiding van theologen brengen duidelijk minder snel in beweging.
Ook voor vervolgde christenen is momenteel oog. Dat past wellicht bij het verlangen om bij concrete nood aan te sluiten. Wij hebben een beeld bij vervolgde christenen, vinden hen vaak zielig. Ik denk dat christenen vandaag inspirerende voorbeelden zoeken.
Die vinden we in vervolgde broeders en zusters, die het lef hebben om te geloven. We identificeren ons in elk geval minder met andere tobbers wereldwijd, die net als wij leven met de vraag hoe je omgaat met afval en oppervlakkigheid, iets waar veel kerken in deze wereld mee te maken hebben.’

Verschuiving
Ds. Verwijs: ‘De slogan van de GZB is: ‘Zending verbindt.’ Het vorige motto was ‘Vertel het de wereld.’ Die verandering laat iets van de verschuivingen in zendingsland zien. Dat is, denk ik, deels positief. ‘Zending verbindt’ benadrukt de gelijkwaardigheid, de band met de kerk overzee, met mensen, met culturen. En vooral van mensen met de Heere God.
Misschien laat de nieuwe slogan ook iets van verlegenheid zien.
We durven wellicht niet meer zo eigenwijs als vroeger te zijn, alsof wij de waarheid in pacht hebben.
Het kan zijn dat daar juist de kracht van de GZB ligt en dat het goed is om dat opnieuw te benadrukken.’

Minder overtuigd
‘Je ziet dat hervormd-gereformeerden mensen van deze tijd zijn’, zegt ds. Ouwehand. ‘We lijken er minder van overtuigd dat het christelijk geloof de enige weg tot behoud is en zijn geneigd de ander in zijn waarde te laten. We leven minder met het idee dat het om het eeuwig heil van de ander gaat. Een ander punt is dat het gevoel leeft dat overal in de wereld kerken zijn: is het wel nodig om naar Afrika te gaan, daar gaat het met de christelijke kerk toch juist goed?
Ook al is het verlangen opgedroogd en het vuur gedoofd, het delen met de naaste zie ik als onopgeefbaar. Het is wezenlijk dat de gemeente achter een zendingswerker staan, betrokken, biddend, gevend. Vanuit dat klimaat komen mensen op.’

Recessie
‘De recessie kan op de lange duur een zegen blijken te zijn’, denkt ds. Verwijs. ‘In Rwanda moet de meerderheid rondkomen van minder dan een euro per dag. Als je dan ziek wordt of je kinderen moeten naar school, is vaak het enige middel het gebed. Daar kunnen we veel van leren. Onze broeders en zusters overzee hebben de Heere God dikwijls op een heel concrete manier aan het werk gezien en hebben wonderen om zich heen zien gebeuren.
Mensen zijn vaak vurig van geest, verwachten veel van de Heere God. Daar kunnen wij hier in het Westen van leren.’


Uitzendingen
De helft van de GZB-uitzendingen richt zich op gemeentestichting en -opbouw, van pure zendingstaken tot het opleiden van voorgangers. Zo’n 20 procent heeft een diaconaal doel, in de vorm van training en toerusting, om gemeenten te helpen het eigen diaconaat vorm te geven. De GZB probeert verder (ca. 20% van zijn werk) van betekenis te zijn waar kerken een duidelijk maatschappelijke rol hebben. In Afrika, waar zijn scholen en ziekenhuizen eigendom van kerken zijn, probeert de GZB te helpen om dat goed te doen. Een deel van dit werk wordt door Nederlandse overheid gefinancierd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Zending uit beeld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's