Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKORDE PRAKTIJKGERICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKORDE PRAKTIJKGERICHT

Ds. R. van Kooten verwacht theologisch te veel van ‘1951’

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De commissies voor de kerkorde hebben te weinig gedaan aan een fundamentele bezinning op het kerk zijn, betoogt ds. R. van Kooten in zijn proefschrift. Hij verliest echter uit het oog dat een kerkorde iets anders is dan een theologie van de kerk en van de Heilige Geest.

Met de dissertatie Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt. Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema’s van de kerkorde van 1951 is ds. R. van Kooten onlangs aan de Vrije Universiteit gepromoveerd. Hiermee wens ik de predikant van de hersteld hervormde gemeente te Apeldoorn graag geluk.

THEMA’S
Het eerste gedeelte van deze dissertatie bevat voornamelijk een samenvatting van verslagen van de kerkordecommissies en van Handelingen van synodevergaderingen tussen 1942 en 1950. Wat daar besproken is, wordt uitvoerig weergegeven, in de regel zonder toelichting of commentaar. Wat mij betreft had dit deel korter en kernachtiger mogen zijn. Het is overladen met details waarvan niet altijd duidelijk is welke betekenis ze hebben voor het onderzoek. Afgezien van kleine vergissingen (ds. H.C. Touw was niet vrijzinnig, 186) is het overzicht nauwgezet en zorgvuldig. De stof wordt eerst behandeld in chronologische volgorde (57-333) en daarna nog eens gerangschikt op thema’s (334-479). Dit leidt soms tot herhalingen.
Van de hoofdinhoud van het boek zijn allerlei goede dingen te zeggen. Belangrijkste thema’s zijn dat de Tweede Wereldoorlog grote invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van de kerkorde van 1951, dat dr. Hendrik Kraemer daarop een belangrijk stempel heeft gezet door zijn passie voor de zending en dat het apostolaatsbegrip een aanzienlijke verbreding heeft gekregen, met name door de invloed van prof.dr. A.A. van Ruler. Die inzichten zijn weliswaar niet nieuw, maar worden nog eens met de stukken gedocumenteerd.

GRONDFOUT
Toch zijn er ook vragen te stellen: ds. Van Kooten noemt als grondfout dat de commissie niet begonnen is met ‘de beginselen van kerkorde’ te bestuderen, zoals toch haar opdracht was. Naar mijn inzicht geeft hij daar te veel toe aan Bakhuizen van de Brink. De commissie was van oordeel dat de kerk zelf (en niet een commissie) zich over de principiële vragen zou moeten uitspreken. De Commissie Ambten en Bedieningen (waarvan Kraemer en Severijn deel uitmaakten), in het leven geroepen met het oog op de principiële bezinning, was in 1943 tot de conclusie gekomen dat de centrale vragen niet aan de orde kunnen worden gesteld zonder een vernieuwde kerk in het vizier: ‘Het nieuwe kan niet op oude wegen bereikt worden.’ Daarom heeft de commissie voor de beginselen van kerkorde voorgesteld eerst het samenroepen van een ambtelijke synode mogelijk te maken om daarna de wezenlijke vragen aan de orde te stellen. Uitgangspunt was dat de kerk weer kerk moest worden, in haar ambtelijke vergaderingen.
Van Kooten wordt vervolgens niet moe steeds het bezwaar te herhalen dat de prealabele vragen niet zijn doorgesproken. Hij mist in de commissies voor de kerkorde en in de synodale discussies de grondige doordenking van de ecclesiologische vragen.
Het is hem bijvoorbeeld niet voldoende dat de doop in het genadeverbond is gefundeerd. Daarbij hadden ook de inhoud van de verbondsbeloften, alsook het geloof en de verplichting tot nieuwe gehoorzaamheid moeten worden betrokken. Bij het avondmaal had aandacht moeten worden besteed aan de eschatologische spits van de maaltijd. Bij het diaconaat mist

De kerkorde is iets anders dan een theologische bezinning op het kerk zijn

hij het geheim dat het wezen van de gemeente is dat zij bruid van Christus is en woonstede van God in de Geest.
Zo mist hij in elk hoofdstuk de grondige theologische bezinning. Hij verwijst daarbij veelvuldig naar de studie van A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus, waarin dat alles breder wordt uiteengezet.

FUNDAMENTEEL ONDERSCHEID
Hij verliest echter uit het oog dat een kerkorde iets anders is dan een ‘theologie van de kerk en van de Heilige Geest’. Er is een fundamenteel onderscheid tussen het schrijven van een theologische studie en het formuleren van kerkordelijke bepalingen voor het kerk zijn. De bezinning op het kerk zijn ligt wel ten gróndslag aan de kerkorde, maar bij het werken aan de kerkorde zoekt men vorm te geven aan het leven en werken van de kerk.
We overvragen een kerkordecommissie en de synode als we verwachten dat uit de notulen en verslagen een afgewogen ecclesiologische visie kan worden afgelezen. Daarvoor moeten we te rade gaan bij het belijden van de kerk en bij de liturgische geschriften, maar ook bij de theologische bezinning die breder in de kerk plaatsvindt. Zo mist hij bij het diaconaat ‘een lange, diepgravende discussie over de diaconie’ terwijl hij zelf vermeldt dat de Federatie van Diaconieën zich ‘sedert 25 jaar’ met nieuwe inzichten aangaande het diaconaat heeft beziggehouden.
Ds. Van Kooten heeft er bewust voor gekozen zich te richten op de primaire bronnen (dus uitsluitend notulen en verslagen) en om andere geschriften uit die tijd buiten beschouwing te laten. Door de keuze voor deze beperkte focus ontvalt de grond aan het verwijt dat er geen bredere bezinning heeft plaatsgevonden.

PRAGMATISCH
Ds. Van Kooten maakt van de kerkorde te veel een ecclesiologisch document. Hij spreekt in zijn nawoord van een ‘pragmatisch opgezette kerkorde, zonder eigenlijk theologisch fundament’.
Die tegenstelling is onjuist. Een kerkorde móet namelijk rekening houden met mogelijkheden en omstandigheden. Dat hoort principieel bij het kerkelijk recht. Calvijn zei dan: rebus sic stantibus, nu de zaken er zo voor staan. In de zestiende eeuw werd de kerkorde in elke synode aangepast, als de kerkelijke of politieke situatie veranderd was.
Herhaaldelijk uit Van Kooten het bezwaar dat de kerkorde geen eenduidige, normatieve exegese geeft van de gehanteerde begrippen. Liefst had hij gezien dat de kerkorde in een voetnoot nauwkeurig vastlegde wat je onder de gebruikte aanduidingen moet verstaan. Hij erkent dat stringentere formuleringen de zaak niet kunnen redden, maar blijft vragen om normatieve en bevoegde exegese van de gebruikte formuleringen.
Hij vraagt zich af waarom het Nicenum niet is aangemerkt als regula fidei, als het meest gezaghebbende belijdenisgeschrift? Dan hadden we op dit punt tenminste zekerheid. Mijns inziens laat het antwoord zich raden. Dan was de hele orthodoxie daaroverheen gevallen, met het verwijt dat de overige belijdenisgeschriften kennelijk van minder belang werden geacht. Men wilde na alle strijd over de belijdenisgeschriften af van de ‘geest en hoofdzaak’- formule: de belijdenisgeschriften van de kerk vormen één geheel waarin geen rangorde wordt aangebracht.
BEPERKT In zijn studie heeft ds. Van Kooten een schat aan materiaal samengebracht met betrekking tot de oorsprong van de hervormde kerkorde van 1951. Zeker voor iemand die de verslagen van de commissies en de Handelingen van de synode niet bij de hand heeft, kan het behulpzaam zijn dat hij deze gegevens bijeen heeft gebracht. Maar als hem voor ogen stond helder te maken hoe in de loop van de tijd de visie op het apostolaat is verschoven, stelt de uitkomst mij teleur. Hier wreekt zich dat hij zich beperkte tot notulen en verslagen.
Daarbij zet hij de tegenstelling tussen Kraemer en Van Ruler te sterk aan. De stelling dat het bij Van Ruler níet gaat om de bekering van de enkeling máár om de theocratie en om het rijk, doet aan Van Ruler geen recht.
De bijzondere positie van Israël in het apostolaat blijft vrijwel buiten beeld. Wat het betekent dat de relatie tot Israël niet als ‘zending’ maar als ‘gesprek’ wordt gekwalificeerd, wordt niet onderzocht. Terwijl dat juist één van de pijlers is van de nieuwe visie op het apostolaat zoals die in de kerkorde van 1951 is verwoord.


N.a.v. R. van Kooten, ‘Hoe apostolaire bewogenheid een onbeweegbare kerk in beweging brengt. Onderzoek naar de oorsprong en bedoelingen van hoofdthema’s van de kerkorde van 1951’, uitg. De Banier, Apeldoorn; 685 blz.; € 39,95.


Dr. P. van den Heuvel uit Bunnik is hervormd emeritus predikant en kerkrechtdeskundige.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

KERKORDE PRAKTIJKGERICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 2013

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's