Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liefde voor zinnebeelden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liefde voor zinnebeelden

Dr. H. de Jong onderzoekt bijbeluitleg van coccejaan D’Outrein

5 minuten leestijd

Ds. H. de Jong, hervormd predikant in Windesheim, promoveerde in oktober aan de Universiteit Utrecht op Johannes dOutrein (1662-1722). Hij deed vooral studie naar de zinnebeeldige Schriftuitleg van deze ernstige coccejaan.

Het leven en werk van de coccejaanse theoloog en stichtelijk schrijver D’Outrein, aan het eind van de zeventiende en het begin van achttiende eeuw, geeft zicht op de periode dat de gereformeerde orthodoxie te maken krijgt met de opkomende Verlichting. Dat maakt de studie over deze eigensoortige prediker des te interessanter.

APARTE COCCEJAAN

In de loop van de zeventiende eeuw wordt de Gereformeerde Kerk in Nederland verdeeld door de richtingenstrijd tussen voetianen (volgelingen van Gisbertus Voetius, de Utrechtse hoogleraar en belangrijke vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie) en coccejanen (geestverwanten van de Leidse hoogleraar Johannes Coccejus). De discussies gaan vooral over de verbondsleer en de plaats van de sabbat en duren tot in de achttiende eeuw. Johannes d’Outrein voelt zich verwant met Coccejus, maar neemt een eigen positie in. Dat is vooral merkbaar in zijn Schriftuitleg. Terwijl Coccejus de Bijbel verdeelt in verschillende heilshistorische perioden en veel aandacht heeft voor de ontvouwing van Gods heilsplan in de geschiedenis, speelt bij D’Outrein de zogenaamde zinnebeeldige (emblematische) Schriftuitleg een centrale rol.

ZINNEBEELDEN

Het onderzoek van ds. De Jong gaat vooral in op de inhoud van deze zinnebeeldige uitleg en de betekenis daarvan voor de prediking. D’Outrein baseert zijn zinnebeeldige bijbeluitleg op de notie dat God allerlei zaken geschapen heeft die kunnen dienen als zinnebeelden van geestelijke of zedelijke zaken, zoals de duisternis en het licht, de nacht en de dag, de avond en de morgen, alsook de verschillende lichaamsdelen van de mens. Aan het begin van de Bijbel hebben de rokken van dierenvellen, het water van de zondvloed, de ark, de duif en de regenboog een diepere betekenis, terwijl vervolgens in heel de Schrift deze zinnebeelden voorkomen. Om zijn emblematische benadering te kunnen volhouden, stelt D’Outrein dat een bijbelwoord diverse betekenissen kan hebben, als deze maar niet met elkaar in tegenspraak zijn. De vraag komt natuurlijk op hoe ver deze verdediging van de meervoudige Schriftzin gaat, want het gevaar van inleg- in plaats van uitlegkunde doemt hier op. Metaforen als licht, duisternis, nacht en dag hebben in de Bijbel een diepere zin. Daarnaast is het Schriftuurlijk en reformatorisch om allerlei personen, gebeurtenissen en teksten toe te spitsen op Christus. De zinnebeeldige uitleg van D’Outrein gaat echter meer dan eens te ver, zoals critici in zijn tijd al aangeven. Een voorbeeld hiervan is zijn preek over Spreuken 11:30: ‘Wie zielen vangt, is wijs.’ Na een bespreking wat onder ‘vangen’ moet worden verstaan, past D’Outrein in de ‘toe-eigening’ van de preek vrijwel alles wat bij het vangen van dieren aan de orde komt, toe op het vangen van zielen. De predikant moet geen moeite ontzien, hij moet wakker van geest zijn, hij moet naspeuren wat te vangen is, hij moet netten spreiden (zinnebeeld van het Evangelie), hij moet op de juiste tijd letten en hij moet weten dat het in troebel water goed vissen is (als de mensen onder de indruk zijn, zodat de kans groot is hen te kunnen aanspreken en leiden). Zo gaat het nog even door.

WETENSCHAP

D’Outrein kent dus in zijn omgang met de Bijbel aan de schepping een belangrijke rol toe. Om zijn zinnebeeldige bijbeluitleg zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen, neemt hij de resultaten van de wetenschappelijke bestudering van de natuur serieus. Deze insteek maakt hem tot een echte vertegenwoordiger van de coccejanen. Tegelijk brengt deze openheid voor de wetenschap ook een risico met zich mee. Theologen die onder invloed van de opkomende Verlichting staan, zetten een beslissende stap verder door de natuur en de natuurlijke religie niet langer in het kader van de bijbelse heilshistorie te bespreken, maar omgekeerd de bijbelse geschiedenis in het grote kader van de natuurlijke godsdienst. D’Outreins coccejaanse openheid voor de natuurwetenschap geeft overigens bepaalde aanzetten voor de ontwikkeling richting de Verlichting.

VROOMHEID

D’Outrein geeft zijn zinnebeeldige uitleg een plaats in zijn prediking en spitst deze toe op het geloof en het leven met God, op de vroomheid dus. Zo is er een opmerkelijke combinatie. Terwijl de openheid voor de resultaten van de wetenschap hem verbindt met de coccejanen, zet zijn aandacht voor de vroomheid hem op één lijn met de voetianen. Daarom wordt D’Outrein een ‘ernstige’ coccejaan genoemd, in onderscheid met de ‘groene’ coccejanen, die meer aandacht hebben voor geleerdheid op de kansel. Dit laatste is bij D’Outrein niet het geval, want hij gaat juist uitvoerig in op de persoonlijke toe-eigening van het heil, maakt daarbij een duidelijk onderscheid tussen bekeerden en onbekeerden, hanteert bevindelijk taalgebruik, drukt zich soms uit in mystieke bewoordingen en geeft onderwijs in de ‘praktijk der godzaligheid’. Zijn aandacht voor de natuurwetenschap is bij hem dus verbonden met gehoorzaamheid aan de Schrift en met zijn piëtistische nadruk op persoonlijke vroomheid.

LESSEN

Er liggen mijns inziens verschillende lessen in het interessante onderzoek dat dr. De Jong levert. Hoewel er op de terreinen van de uitleg en de exegetische methode verschillen kunnen bestaan, bewaart de gereformeerde vroomheid bij de eerbied voor de Schrift als het Woord van God. Dat is destijds de grote overeenkomst tussen de ‘ernstige’ coccejanen en de voetianen. Waar echter de genoemde vroomheid verdwijnt, komt er een klimaat waarin niet alleen de tijdgeest grote invloed krijgt, maar waarin ook een andere Schriftvisie opkomt, zoals in de tijd na D’Outrein blijkt. Met het oog op het meer recente verleden moet ik denken aan wat Agnes Amelink in De gereformeerden (2001) over de theologische en spirituele ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken na de Tweede Wereldoorlog schrijft. De grote openheid voor de wetenschap gaat daar samen met een afnemende de eerbied voor de Schrift en een andere geloofsbeleving. De studie van De Jong geeft dus niet alleen zicht op een belangrijke periode in onze (kerk)geschiedenis, maar maakt impliciet ook duidelijk dat onze omgang met de Schrift alleen vruchtbaar is in nauwe samenhang met een gereformeerdpiëtistische vroomheid.

N.a.v. H. de Jong Johannes d’Outrein (1662-1722) en zijn emblematische Schriftuitleg. Uitg. Brevier, Kampen 2013; 351 blz.; € 29,90.

Dr. R.W. de Koeijer is hervormd predikant te Bilthoven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Liefde voor zinnebeelden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's