Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geloofsleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geloofsleven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de jaren zestig deed de directe, tot de gemeente gerichte prediking zich steeds meer gelden tegenover de beschrijvende, objectiverende prediking. Eerder werd in de prediking het geloofsleven tot in detail beschreven, zonder dat de gemeente er zelf bij betrokken werd.

Prof. dr. C. Graafland constateerde dit toen hij de prediking in de Gereformeerde Bond analyseerde. In zijn boek ‘Verschuivingen in de Gereformeerde Bondsprediking’ uit 1965 stelt hij dat bepaalde ontwikkelingen in de genadeleer (waarbij ‘genade’ meer als een substantie werd gezien dan als de in Christus herstelde relatie met God) geleid hebben tot een beschrijvende prediking, een ‘ontrafelende prediking… een soort pastorale psychoanalyse, met al de spitsvondigheden en gevaren daaraan verbonden. De een wist nog meer gestalten en ongestalten, kenmerken en geloofsdaden te noemen dan de ander. Het werd een echte ervaringstheologie. Niet het Woord, maar de ervaring van Gods kinderen kreeg het voor het zeggen.’ (blz. 68) In de prediking wordt dan een geloofsleven tot in detail beschreven, zonder dat de gemeente er zelf bij betrokken wordt. Zij wordt dus in een toeschouwershouding gedrongen en zo wordt de vrijblijvendheid alleen maar gestimuleerd.

ONTMOETING

Graafland ziet echter in zijn analyse dat steeds meer de directe, tot de gemeente gerichte prediking zich doet gelden tegenover deze beschrijvende, objectiverende prediking. Men is weer gaan zien dat de genade en dus ook de verkondiging daarvan alleen kan plaatsvinden in de ontmoeting tussen God en mens. Zo wordt de prediking echt homilie, gesprek tussen God en mens, als een persoonlijk, actueel gebeuren. Zo alleen is er sprake van een werkelijk ontdekkende en werkelijk bevindelijke prediking, namelijk het Woord Gods zo tot de mens brengen dat hij er niet meer onderuit kan.

GEEN GELIJKHEID

Dit pleidooi voor directe prediking bakent de schrijver af tegenover enkele misverstanden. In de eerste plaats bedoelt de door hem gewenste dialogische prediking niet dat God en mens haast gelijkwaardige partners worden, die met elkaar op voet van gelijkheid in gesprek treden. God alleen heeft het voor het zeggen en daarom blijft de ontmoeting een eenzijdige, genadige daad van God. En tóch wordt het een echte ontmoeting, waarbij de mens niet passief blijft. De prediking dwingt en dringt tot een beslissing, een antwoord.

VERSCHRALING

Vervolgens moet ook het gevaar van verschraling met betrekking tot het geestelijke leven scherp onder ogen worden gezien. Deze verschraling acht Graafland een enorme dreiging. De ruimte voor de verborgen omgang met God komt in het moderne leven ernstig in het gedrang.

Wanneer de predikers zonder deze omgang met God leven, krijgen we een bloedarme prediking die niet werkelijk geestelijk-krachtig kan zijn. De voorgangers kunnen niet prediken als ze niet gezonden zijn (Rom.10:15) en dat veronderstelt dat ze voor Gods aangezicht leven, in voortdurende ontmoeting en confrontatie met Gods Woord. Het gaat erom de Christus in Zijn volheid te verkondigen. Dat brengt in plaats van verschraling de ware vervulling door de Heilige Geest.

APPÈLLEREND

Ook op dit punt heeft de door Graafland indertijd gesignaleerde verschuiving zich verder doorgezet. Directe, appèllerende prediking is naar mijn ervaring in hervormd- gereformeerde kring veelvuldig te beluisteren en zij is een groot goed. Zij komt in brede kring binnen de gereformeerde gezindte vaker voor dan een afstandelijke, beschouwelijke en louter beschrijvende prediking, hoewel ook deze nog altijd op vele plaatsen kan worden beluisterd. Ds. J. Maasland verwoordt als volgt waar het in appèllerende prediking om gaat: ‘De prediking dient nog te zijn een bewegen tot het geloof. We hebben aan te dringen op de keuze. Alle vrijblijvendheid uit te bannen. De hoorders in de klem te brengen. Geen mazen ter ontsnapping in het Evangelienet open te laten. Onvoorwaardelijk en royaal dient Christus aan de gemeente voorgesteld en aangeboden te worden’ (artikel ‘Appèllerende prediking’, De Waarheidsvriend, 07.03.1974). Maasland citeert dan ds. G. Boer: ‘Wanneer wij in de wensende zin blijven steken, komen wij niet toe aan het appèl op de harten en de consciënties van de hoorders.

Wanneer wij in het beschrijvende blijven steken zonder de mensen in de tegenwoordigheid Gods te trekken, stompen wij de consciënties van de mensen af.’

ZONDER OMWEGEN

Als we het Woord Gods horen verkondigen in haar rechte zin, dan moet de noodkreet overblijven: Ik wou vluchten, maar ik kon nergens heen. ‘Wij moeten in het licht van deze zichzelf verzoenende God de mens uitschudden, zijn laatste schuilplaatsen bombarderen en hem strafwaardig stellen voor God.’ Waar dat niet gebeurt, ‘daar blijven we met de prediking van de verzoening boven de hoofden van de mensen zweven’. Vele preken worden gekenmerkt door directe, korte zinnen, recht op de man af. Zonder omwegen wordt heel de gemeente van jong tot oud indringend genodigd tot geloof en geroepen tot concrete navolging van Christus. Dat alles is een goede zaak en moet zeker bewaard blijven in de prediking van nu en van de toekomst. Alleen zo is er te spreken van actuele gereformeerde prediking.

GELOOFSERVARING

Maar laten we tegelijkertijd wel oppassen voor een doorslaan van het ene uiterste naar het andere en wel in die zin dat er in de prediking geen ruimte meer zou worden gegeven aan een tekening van de geloofservaring, van – om dat mooie, maar vaak mis verstane woord nog eens te gebruiken – de bevinding van wie de weg van het heil bewandelen. Dat zou immers een grote verarming betekenen. Gereformeerde prediking is bevíndelijke prediking in deze zin dat er in de preek aandacht is voor de echo, de weerklank, die Gods boodschap krijgt in de harten van mensen. Dat is een veelzijdige echo van een schreeuw uit de diepte in vertwijfeling en verbijstering tot een juichen en dansen van blijdschap en dankbaarheid, met het hele scala van gevoelens dat daartussen ligt. De bewogenheid en veelkleurigheid van het geloofsleven trilt mee in de prediking. Zo herkennen we in de bijbelse figuren mensen van vlees en bloed die naast ons gaan in de dagelijkse strijd van het geloof. Het gaat er niet om dat er op zo’n manier exemplarisch gepreekt wordt dat allerlei ervaringen ons als normatief worden voorgehouden, want dan moeten we de ene zondag met Jona in de vis zitten en de andere zondag met Zacheüs in de boom. Neen, het gaat om de verrassende herkenning: Petrus in zijn falen en David in zijn vertrouwen, Esther in haar durf en Hanna in haar gebed komen mij als broeders en zusters heel nabij.

MEERSTROMENLAND

Drs. H.J. Lam spreekt over een meerstromenland in de (prediking van de) Gereformeerde Bond en signaleert dat de heilsordelijke prediking sinds 2004 minder in de Gereformeerde Bond wordt gehoord. Ik citeer: ‘Dit is een prediking waaraan de drieslag van de catechismus (ellende, verlossing en dankbaarheid) ten grondslag ligt. Anders gezegd: een prediking die als leidraad heeft de ‘gouden keten van het heil’ uit Romeinen 8: verkiezing - roeping - wedergeboorte - rechtvaardiging - heiliging - verheerlijking. Een prediking dus die graag in het licht stelt wat God in het hart van een mens werkt en hoe Hij dat werkt.’ Ds. Lam geeft dan aan de hand van citaten voorbeelden van dergelijke prediking. Het gaat over ‘hoe God een mens bekeert: dat is langs de weg die via ontdekking van eigen zonde, schuldbesef en overgave aan de Middelaar uitkomt bij de zoete vrucht van het geloof en bij het genieten van de heerlijkheid daarvan’. Hij pleit ervoor ‘dat er door het weefsel van de prediking heilsordelijke draden lopen en dat een predikant niet schroomt de gemeente van tijd tot tijd te vragen of ze iets (her)kent van Gods werk in eigen hart en leven. Dat kan geen kwaad. Werp de mensen maar een ogenblik terug op zichzelf. Tegelijkertijd dient een voorganger zich ervan bewust te zijn dat het stellen van een vraag niet de enige manier is om het hart van de gemeente te raken. Ook het appèl en de dialoogvorm zijn daarvoor geschikt.’

LANGS HET KRUIS

De predikant ziet ruimte voor verschillende benaderingen in de prediking: heilsordelijk, heilshistorisch, trinitarisch, onderscheidenlijk en appèllerend. Maar elke preek moet langs het kruis heen en de noties van zonde en genade moeten in voldoende mate doorklinken. Een bijbelse preek is onderscheidenlijk, zo stelt ds. Lam: ‘Ze zegt de ongelovigen de wacht aan, zij vermaant de aarzelaars en treuzelaars, zij richt de gebogene en de bekommerden op, zij verootmoedigt en versterkt de verzekerden. Er loopt namelijk een allesbeslissende scheidslijn tussen gelovigen en ongelovigen’. Komen we daarmee dan toch weer terug bij wat Graafland als beschrijvende prediking afwees? Neen, want het is te doen om een dynamische hantering van het onderscheidenlijke, ‘want wie het denkt te hebben, zou het wel eens niet kunnen hebben – en omgekeerd. Het beste is nog altijd om met Kohlbrugge vroom en goddeloos op één hoop te gooien’ (H.J. Lam, ‘Meerstromenland in de hervormd-gereformeerde prediking’, De Waarheidsvriend, 15/22.09.2011).

BINNENKAMER

In de laatste preek van prof. Graafland, die overigens niet meer door hem uitgesproken is en postuum uitgegeven, vinden we een ontroerend voorbeeld van descriptieve prediking in de goede zin van het woord. De preek (Genade voor Genade, 56-21/22 (2005), 5-13) heeft als thema ‘Gods verborgen omgang vinden’ en als tekst Psalm 25:14a, die in de Herziene Statenvertaling luidt: ‘Vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen.’ Graafland vertelt daar iets vanuit zijn eigen ‘verborgen omgang’, zoals hij die samen met zijn echtgenote beoefende. Wat in deze preek gebeurt, is dat de gemeente een blik wordt gegund in de binnenkamer van de voorganger. Dat is maar niet een postmoderne openheid voor subjectieve beleving en we behoeven ons ook niet wat beschaamd af te wenden omdat we ons geestelijke voyeurs zouden voelen.

NAVOLGING

Integendeel, het is uiterst heilzaam om juist in onze tijd waarin zoveel beproefde vormen van verborgen omgang met de HEERE verloren dreigen te gaan en waar velen spreken over een gemis aan levende kennis van God, heel concreet iets te vertellen en door te geven van hoe het leven met de Heere gestalte kan krijgen. Juist in de prediking verdient dit ruimte te ontvangen, zodat het herkend wordt en ook navolging vindt in de gemeente en zodat jongere generaties op hun eigen wijze deze fakkel leren overnemen.

Dr. J. Hoek uit Veenendaal is bijzonder hoogleraar ‘Gereformeerde spiritualiteit’ vanwege de Gereformeerde Bond aan de PThU, locatie Groningen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Het geloofsleven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 september 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's