Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eredienst en discipelschap

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eredienst en discipelschap

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Discipelschap is hard op weg om in de kerk hét woord van 2014 te worden. Al blijft er verschil over wat je onder discipelschap verstaat. Al in 1990 schreef ds. L.M. Vreugdenhil een mooi boek met dezelfde titel, waarin hij het geloven in God, het volgen van Jezus en het leven door de Geest samen nam.

NEDERLANDS DAGBLAD

Dr. W. Dekker, een van de auteurs van Tijd om mee te gaan (IZB), komt aan het woord in het ND.

Toen in de boezem van de protestantse zendingsorganisatie IZB het idee werd geboren een boek te schrijven over discipelschap, aarzelde ds. Wim Dekker aanvankelijk sterk. Hij wilde niet meedoen met een hype, gecreëerd door stromingen binnen het christendom die de klemtoon leggen op de zichtbaarheid van het geloof in het leven van een christen. (…) Op de klank af riep het onderwerp bij Dekker de associatie op met activisme, alsof je mensen kunt winnen voor het evangelie door een wervende missionaire levensstijl. ‘Het idee erachter is dat jouw leven het vijfde evangelie moet zijn, omdat mensen de vier evangeliën in de Bijbel niet meer lezen’, vertelt het hoofd vorming en educatie van de IZB. ‘Maar dan komt er te veel gewicht te liggen bij een christen, dat kan hij niet waarmaken. Ik ken christenen van wier leven weinig getuigenis uitgaat. Het zijn en blijven tobbers. Aan de andere kant zijn er niet-christenen aan wie gelovigen een voorbeeld kunnen nemen.’

Discipelschap is in onze tijd belangrijker dan ooit, schrijven jullie. Waarom? ‘Vroeger kon je meedeinen op de golven van een door het christendom gestempelde samenleving. Als je niet naar de kerk ging, was er altijd nog een christelijke onderstroom in onze cultuur. Er is een tijd geweest dat zelfs de Avro meditaties uitzond. Je kwam hoe dan ook een keer in aanraking met het evangelie. Dat is aan het verdwijnen. In onze seculiere wereld behoren wij tot een minderheid. Je wordt als christen teruggeworpen op de fundamenten van je geloof. Aan de andere kant: als we de mensen om ons heen willen bereiken met het evangelie, kan dat het beste door een missionaire levensstijl. Die kun je alleen ontwikkelen als je leerling van Jezus wilt zijn.’

Ds. Dekker benadrukt dat je als christen geen lookalike van Jezus hoeft te zijn. We hoeven niet ‘te worden als Hij’. Het is leven uit genade.

Dat je moet worden als Jezus, noemen jullie een misvatting. Hoe breed leeft die? ‘Als wij op gemeenteavonden over discipelschap vertellen dat het in eerste instantie leven uit genade is, krijgen we meestal al gauw de vraag: ‘Maar wat moeten we doen?’ Mensen willen snel iets aangereikt krijgen over missionair werk, een programma voor evangelisatie. De notie van genade slaat men over, terwijl die wel belangrijk is. Een missionaire levensstijl straalt uit dat je het geloof hebt ontvangen als een groot geschenk. Dat is de basis voor verdere missionaire activiteiten.’

Maar als een christen en zijn ongelovige buurman allebei vriendelijke, hulpvaardige mensen zijn, wat maakt dan het verschil? ‘We moeten niet denken dat goede daden per se een missionaire uitwerking hebben. Echt missionair bezig zijn, is vertellen over Jezus. Als wij niet met iemand over kruis en opstanding praten, hebben wij nog niets missionairs gedaan. Veel ongelovige mensen hebben een houding van: we moeten maar het beste van dit leven maken. Een christen kan op zulke momenten getuigen van de hoop die in hem is. Hij kan proberen over te dragen dat het leven niet maakbaar is. Ik denk weleens dat christenen het gemakkelijker vinden om goede daden te doen, dan het evangelie door te geven. Daar kun je niet mee aankomen, vinden ze. Begrijp me niet verkeerd: je levensstijl kán wel een missionair effect hebben. Als iemand daardoor het evangelie gaat lezen, is dat natuurlijk prachtig.’

Er zit iets ambivalents in de woorden van dr. Dekker. Aan de ene kant is een missionaire levensstijl hard nodig; het is een opdracht. Maar je bent pas echt missionair bezig als je het over kruis en opstanding hebt. Wat ik vooral proef is het verlangen naar geloof dat ‘werkt’ en als geloof functioneert. In het boek over discipelschap wordt ook het belang van de kerkdienst onderstreept:

De kerkdienst wordt belangrijker dan ooit, stellen jullie. Terwijl de trend is dat christenen voor hun geloof de kerk steeds minder nodig hebben. ‘Dat is waar. In de doorsnee kerken, ook van de Gereformeerde Bond, heeft de individualisering toegeslagen. Maar in een seculiere cultuur is de kerk tegenwoordig de enige plek waar je nog iets fatsoenlijks hoort over het geloof. Discipelschap in je eentje is een zware klus. Elke zondag de samenkomst bezoeken en contacten met andere christenen, dat is in onze tijd belangrijk geworden. Evenals een persoonlijke omgang met God door Bijbellezen en gebed. Voor je er erg in hebt, geloof je niet meer en ben je weg uit de kerk. Sinds de jaren zeventig hebben 3,6 miljoen mensen de kerk verlaten. Daar zaten veel mensen bij die belijdenis van hun geloof hadden gedaan. Wij moeten niet denken dat zoiets ons niet overkomt. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.’

DRIELUIK

Daarmee sla ik de brug naar een interview dat Koos van Noppen had met Marja Brak. Zij was jarenlang voor de IZB werkzaam en ook actief voor Drieluik, het blad van de protestantse gemeente Amersfoort. Zij zegt over de kerk die kampt met dalende statistieken en teruglopende bezoekersaantallen:

‘Dat maakt me niet mismoedig, hoewel het me wel aan het hart gaat. Ik geloof dat een mens in wezen tot zijn bestemming komt als hij op God gericht leeft, dus in een relatie met zijn Schepper. Anders loopt hij ook nog eens het risico zeer egocentrisch te worden. Dat geeft mij een missionaire drive. En ik begrijp daarom het verdriet van vrienden en familie als hun kinderen afhaken van de kerk. Het enige wat dan troost, is dat God mensen niet loslaat; wat voor zin zou het anders hebben kinderen te dopen? Je ziet trouwens ook kerkverlaters terugkeren! (…) Dichter bij huis maak ik me wel zorgen over de consumptiementaliteit in de kerk. Kennelijk denken we dat de kerkdienst een op onze smaak toegesneden artikel moet zijn. Maar het is een eredienst: het gaat er om de lof van God te zingen en ons geloof te belijden! En wij worden er op onze plaats gezet door de verkondiging, spreken onze schuld uit en mogen bevrijd en gezegend de wereld weer in. Hoe zou je anders het met jezelf, met anderen en in het lijden van deze wereld volhouden?! Niets ten kwade van experimenten (wat mij betreft liever niet in de kerkdienst!) en pioniersplekken – het zijn zoiets als satellieten en we moeten ze niet vermengen met de brede en stevige oecumenischkatholieke kerk, die de eeuwen heeft doorstaan.’

THEOLOGIA REFORMATA

De kerkdienst dus als een plek om het vol te houden, om als christen het hoofd boven water te houden. Prof.dr. F.G. Immink legt nog een ander accent in de rubriek ‘Reflexen’ in het laatste nummer van Theologia Reformata. Hij geeft toe dat het christelijke geloof als institutionele godsdienst moeilijke tijden doormaakt in Nederland. ‘En ik geloof niet dat daar op korte termijn verandering in komt, ondanks alle nadruk op het missionaire gemeente- zijn.’ Maar is godsdienst vooral een privéaangelegenheid en gaat het vooral om de opvattingen en ervaringen van mensen?

Toch is het mijns inziens zo dat godsdienst voornamelijk bestaat uit praktijken. De praktijk van het bidden, van de kerkdienst, van doop en avondmaal, van diaconie en pastoraat, van sociale hulpverlening, van catechese en kringwerk, et cetera. Godsdienst is primair een conglomeraat van praktijken. Uiteraard liggen daar overtuigingen aan ten grondslag en uiteraard gaat het gepaard met vormen van gedrag. Maar die praktijken en de deelname aan praktijken zijn wel cruciaal. Als er geen praktijken meer zijn, dan houdt het op. Bij een kerksluiting verdwijnen met de gemeente en het kerkgebouw in de buurt ook de praktijken. Alleen daar waar het geloof beoefend wordt in praktijken zal er iets van kerk-zijn blijven of opnieuw ontstaan. Door de deelname aan praktijken worden overtuigingen (opnieuw) gevormd en krijgt de beleving gestalte. Als christelijke gemeente doen we er goed aan om de kernactiviteiten als praktijk in stand te houden en de mensen uit te nodigen tot deelname. Daar moeten we het in alle eenvoud mee wagen.

Ds. G. van Meijeren is hoofd mobiliteitsbureau Predikanten & Kerkelijk Werkers van de Protestantse Kerk

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Eredienst en discipelschap

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's