Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VDM, voor het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VDM, voor het leven

Brieven over het ambt [4, aan de predikant]

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na brieven aan de plaatselijke gemeente, de kerkenraad en de ambtsdrager schreef dr. A.J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk, de predikant. Dit in het kader van het kerkelijk gesprek over het ambt. Ds. G.J. Codée uit Maarssen reageert.

Beste collega,

Eens ben je onder handoplegging bevestigd in je ambt. Dat was in principe voor het leven. Hoe ‘gewoon’ je het beroep van predikant ook opvat, dit blijft bijzonder: een beroep voor het leven, of je nu man of vrouw bent, fulltimer of parttimer, werkzaam in een gemeente, in algemene dienst of in een categoraal pastoraat. Dat levenslange maakt duidelijk dat je niet alleen dit beroep hébt, maar dat je dominee bént.

In een brief aan de kerkenraden schrijf ik iets over de ambten bij elkaar. Ik citeer daarin de kerkorde, waarin staat dat het ambt bedoeld is om de gemeente ‘bij het heil te bepalen’. Daar ziet een kerkenraad op toe. Dat ‘toezien op’ is niet rondlopen als opzichters bij een bouwbedrijf. Het komt vooral uit in het verrichten van een dienst. In de kern is die dienst de bediening van Woord en Sacrament. In de kerk is die bediening opgedragen aan de dienaren van het Woord, aan de predikanten. Als predikant ben je verbi divini minister. Het wezenlijke van het ambt komt vooral uit in deze dienst. Daarom is het niet toevallig dat de predikant voor het leven wordt bevestigd. Over de predikant spreken we niet meer op verheven toon. Daarmee zouden we een valse toon aanslaan. Hoe vaak heb je niet het gevoel ‘ook maar wat aan te modderen’ (aldus een predikant tijdens een synodevergadering). ‘De dominee gaat voorbij’, luidt een slothoofdstuk van een bekend boek over de predikant, en velen zullen dat herkennen.
Toch zijn jullie er nog en zolang je er bent mag je werk verrichten dat met niets te vergelijken is. Je bent de wijzende vinger van Johannes de Doper naar het Lam van God dat de zonde van de wereld wegdraagt. Je bent, in alle nederigheid, geroepen om het evangelie van het koninkrijk van God te verkondigen, ook als dat botst op tegenkrachten of lijkt te smoren in onverschilligheid. Aan jou is de volmacht verleend de sacramenten te bedienen, waardoor de Heer woning maakt onder de mensen. Je krijgt voor dit alles tijd. Tijd om al vindend en zoekend, al wikkend en wegend, al biddend en studerend de Bijbel te lezen en uit te leggen, zodat mensen Gods woorden in hun eigen taal horen. Behalve ‘leraar’ ben je ook ‘herder’. Je bent vrijgesteld om mensen te vergezellen, ook van buiten de gemeente, om hen te helpen de weg met God te gaan. Mensen nemen je in vertrouwen en delen wat hen ten diepste bezighoudt. Je bent hen nabij in hoogte- en dieptepunten van hun leven. Dat alles is een dienst die je niet zelf hebt bedacht, maar waartoe je geroepen bent door de Heer van de kerk. Het is een dienst die je wordt toevertrouwd door de gemeente, de classis of de landelijke kerk. Daarin ben je tot zegen, ook zonder dat je het vaak zelf weet. Namens de kerk wil ik mijn dankbaarheid uitspreken voor deze dienst, door jou verricht.

Ik spreek predikanten die aangeven hun werk met vreugde te doen, de een vooral in en rond de kerkdiensten, de ander in het pastoraat, in de toerusting en catechese, in het opbouwwerk of in een categoraal pastoraat. Ik hoor ook van predikanten die in hun werk kraken. Die het gevoel hebben op rotsen te ploegen. Die met de mond vol tanden staan of geen inspiratie meer hebben. Die het gevoel hebben leeggezogen te worden en zelf hun geloof kwijt dreigen te raken. Dat kan ook alles te maken hebben met de omstandigheden waarbinnen je werkt. Wat te doen als je ouder wordt en er zo nodig weer vernieuwd moet worden? Als je jong bent en er voor je gevoel niemand beweegt? Hoe ga je om met ledendaling, vooral als er jouw kant op wordt gekeken? Wat als je diep gekwetst wordt door kritiek, die geleverd wordt zonder mededogen of zonder verstand van zaken? De een krijgt het meer voor zijn kiezen dan de ander, vreugde en verdriet is nooit gelijk verdeeld en de ene plaats is de andere niet. Wat kan ik hierop zeggen? Op een preek van mijn kant zitten jullie niet te wachten. Ik kan alleen maar zeggen: houd vol, heb goede moed. Met elkaar doen we een werk waarvan Paulus ooit heeft gezegd dat het ‘niet tevergeefs is in de Heer’ (1 Korinthe 15:58). Dat ‘niet tevergeefs’ kan voor onze ogen verborgen zijn, maar misschien is dat de wijze waarop wij delen in de gelijkenis van de graankorrel, die alleen vrucht draagt door te sterven.

Graag wil ik in deze brief nog drie dingen noemen die mijns inziens aangelegen zijn. In de eerste plaats het belang dat je werkt in een college, de kerkenraad. Je staat er niet alleen voor in de dienst aan de gemeente. Dat vraagt dat je benaderbaar en aanspreekbaar bent. Dat je kunt en wilt communiceren. Dat je het vermogen hebt de vrede te bewaren.
Behalve in een college werk je ook als collega. In de brief aan de kerkenraden sprak ik over supervisie. Een woord dat ook belangrijk is, is intervisie. Oog voor elkaar, leren van elkaar, solidair zijn met elkaar. Je kunt je bestaan zelf eenzaam maken, maar niemand is tot het isolement geroepen. Daarom roep ik je graag op om verantwoordelijkheid te nemen in de collegiale verbanden waarvan je geacht wordt deel uit te maken en ontdek dat anderen graag jouw collega willen zijn.

In de tweede plaats iets over de dubbelheid dat het ambt jou draagt en dat omgekeerd jij het ambt draagt. Het ambt draagt jou. Je wordt door een gemeente niet in de eerste plaats als privépersoon gezien maar als dominee. De andere kant is, dat jij het ambt draagt. Mensen verlangen van jou als predikant dat je persoonlijk instaat voor wat je zegt. Dat je wat te zeggen hebt omdat je zelf door het evangelie bent aangesproken. Dat in wat je zegt je hart meespreekt. Dat ze in jouw doen en laten zien dat je dienaar van God bent.
Jij draagt ook het ambt. Dat zegt iets over je rol als voortrekker. De idee van de grote leider staat haaks op ons denken over het ambt, hetzelfde geldt voor wegduiken of je verschuilen. Er wordt van je gevraagd richting te wijzen en visie te hebben. Het hoort bij ‘predikant nu’ dat je je nek uit durft te steken en de gemeente bescheiden maar beslist voorgaat, als getuige in deze wereld.

In de derde plaats onderstreep ik het belang zelf gevoed te worden. Je kunt het alleen volhouden als predikant wanneer je als gelovige blijft leven. Niets is erger dan een predikant die wel zijn werk blijft doen, maar die als gelovige afhaakt. Die wel blijft preken, maar zelf niet meer ‘onder het woord staat’. De predikant heeft tijd nodig voor gebed, bezinning, inkeer en omkeer. Je praktijk vraagt om een praxis pietatis, een oefening in vroomheid, een geleefde spiritualiteit.
Als predikant dreig je leeggezogen te worden. Daar helpt alleen ‘bidden en waken’ tegen. Ik hoop dat je de vrijmoedigheid hebt daar tijd voor te nemen, ook bij een volle agenda. Als predikant leef je van wat je ontvangt.

God zegene je in je dienstwerk.

Met vriendelijke groet,

A.J. PLAISIER

P.S.: Ik stuur ook jou, als kerkelijk werker, deze brief aan predikanten, omdat predikanten en kerkelijk werkers met onderscheiden verantwoordelijkheden als collega’s voor dezelfde zaak staan.


KIJKEN NAAR DIE ENE MENS

Predikant moet het niet gaan om de grote aantallen of successen

Geachte broeder Plaisier,


Wat een mooi gebaar om vanuit de landelijke kerk een herderlijke brief te ontvangen. Na al het prachtige promotiemateriaal vanuit de Protestantse Kerk doet deze brief weldadig aan. Vooral omdat in deze brief heel duidelijk een collega spreekt die het ambt hoog heeft. Dat was trouwens ook al te merken in de brief aan de ambtsdrager. Even geen woord over beleidsplannen visienota’s, permanente educatie, mobiliteit en dergelijke: een verademing.
Heel duidelijk komt naar voren dat het ambt van predikant niet vrijblijvend is, maar dat er een belangrijke opdracht aan verbonden is, namelijk om dienaar van het Woord te zijn en dat Woord te verkondigen. Dat je bent vrijgesteld om Gods Woord te bestuderen om vandaaruit leraar te zijn. Maar ook om herder te zijn. Een mooie volgorde: eerst leraar en dan herder. Eerst God en Zijn Woord en dan pas de mensen en hun verhaal.

ZWAARTE
Je bént dominee, levenslang. Het is dus meer dan alleen maar je werk, parttime of fulltime. Dat woord levenslang blijft wel even haken. In uw brief klinkt in dat woord ook wel iets van de zwaarte van het ambt door. Je hebt levenslang! Naast de vreugde komt hiermee het verdriet naar voren, de zaken die het ambt zo zwaar maken, de teleurstelling in mensen. Maar ook je eigen kleine geloof, dat soms veel te weinig gevoed wordt. Je moet zelf ook leven uit de woorden die je verkondigt.
Uit ervaring weet ik dat u met veel (beginnende) predikanten in gesprek bent. Uit die gesprekken komt blijkbaar naar voren dat veel collega’s naast vreugde ook veel verdriet ervaren in hun werk. Het wordt soms (vaak?) ervaren als ploegen op de rotsen. Je krijgt soms zo weinig te zien van het resultaat van al je werk. Dat is heel herkenbaar. ‘Wie één mens redt, redt de hele wereld’, is een Joods gezegde dat me aanspoort om naar die ene mens te kijken en niet naar de grote aantallen of successen. Als we in ons ambt als predikant één mens bij de Heere Jezus hebben mogen brengen, dan is ons werk niet tevergeefs.

NIET ALLEEN
Uw brief roept op om moed te houden en niet te veel alleen te worstelen. Je hebt de Heere God nodig, maar je hebt ook collega’s nodig. Het zou inderdaad mooi zijn als intervisie daarin de plek is om nieuwe moed en nieuw geloof te vinden. Mijn ervaring met collega’s vanuit de breedte van de kerk is daarin heel verschillend. Van elke collega kun je wat leren, maar samen het geloof delen, vind ik persoonlijk een ander verhaal. Voor of met elkaar bidden, elkaar bevragen hoe het er echt mee gaat − welke collega durft je te vragen of je nog wel persoonlijk met het geloof bezig bent, of je nog bidt? Mooi dat u hierin het voortouw neemt.

ZEGGINGSKRACHT
Je gezag als ambtsdrager heeft ook te maken met wie je bent en hoe jij het ambt draagt. Vandaag de dag bepaalt dat meer en meer of er nog naar je geluisterd wordt. Ik blijf het een spanningsveld vinden. De zeggingskracht van je woorden mag toch niet afhangen van hoe krachtig je als persoon in je ambt staat. De kracht zit niet in jou, maar in het Woord! Hoeveel keren preek je niet voor jezelf, als je helemaal niet zo stevig in je geloof staat? Als ambtsdrager mag je heel beslist de gemeente voorgaan, maar dan wel als navolger van de Heere Jezus, Die ons oproept om Hem te volgen. Is Hij de bron waar je uit put? Nogmaals, het doet mij goed om vanuit de landelijke kerk deze herderlijke brief te ontvangen.

Mooi om zo de zorg van een collega te ervaren. Om opgeroepen te worden om onder het Woord te blijven, maar ook te ervaren dat je er niet alleen voor staat. Ik hoop dat u dat op uw belangrijke post mag ervaren!

Met broederlijke groet,

G.J. CODÉE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

VDM, voor het leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 2014

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's