Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN LIEFDE SAMEN LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN LIEFDE SAMEN LEVEN

Boodschap van de Kolossenzenbrief [5, slot, 3:18-4:18]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat dat hemelse leven betreft, laat de apostel het niet bij algemeenheden. Hij spitst het nu praktisch toe door aanwijzingen te geven voor de onderlinge relaties in het gezin. In het laatste gedeelte krijgen we inzicht in de relaties tussen Paulus, zijn medewerkers en verschillende personen in de christelijke gemeenten.

Bij het schrijven over het gezin gebruikt Paulus een toentertijd in bijvoorbeeld Stoïcijnse kring bekend schema. Het krijgt wel bijzondere invulling door de geloofsverbondenheid aan Christus. We dienen deze voorschriften te horen tegen de achtergrond van Kolossenzen 3:12-15.

LIEFDE EN RESPECT

De onderdanigheid van vrouwen heeft niets te maken met slaafsheid. Het betekent wel je plaats weten, rekening houden met het feit, dat de man het hoofd van het gezin is. Liefde heeft respect voor de plaats, die ieder is toegedeeld door God. Vergelijk 1 Korinthe 11:2-16; Efeze 5:22vv; Titus 2:5; 1 Petrus 3:1-7.

Van mannen wordt liefde gevraagd, zoals nader ingevuld is in Efeze 5:25. Ruwheid en bruutheid zijn daarbij contrabande.

In het Romeinse recht waren kinderen niet veel meer dan een soort slaven. Door Paulus worden ze volwaardig aangesproken op gehoorzaamheid, waarmee ze niet allereerst hun ouders, maar Christus behagen. In zo'n relatie past het niet, dat vaders van kinderen dingen vragen die ze niet kunnen volbrengen. Het mag een waarschuwingsteken zijn voor hedendaagse ouders, die hun kinderen opjagen tot zo hoog mogelijke intellectuele of sportieve prestaties. Het is niet van Christus als een kind moet verzuchten: ‘Ik kan ook nooit iets goeds doen.’

SLAVEN

Dat in dit verband ook slaven aan de orde komen hoeft niet te bevreemden. Zij hoorden doorgaans bij het geheel van de huishouding. Wel mag opvallen dat ook zij als verantwoordelijken worden aangesproken. Van hen wordt gehoorzaamheid gevraagd en oprechtheid van hart. Ze moeten niet dubbelhartig zijn, maar zich geheel aan hun dienst geven. Ook de meest vervelende klussen doen ze niet voor de mensen, maar voor Christus. Dat geeft ook hoop. Slaven hadden in het burgerlijk verkeer van toen geen erfrecht. Maar Christus zal hun trouwe en toegewijde dienst zeker belonen. En al draagt de HEERE slaven een warm hart toe, het geeft hun geen vrijbrief voor onrechtmatig gedrag. God ziet de persoon niet aan. Hierbij moeten we bedenken dat Tychikus (4:7), die de brief naar Kolosse heeft gebracht, meteen ook de brief heeft meegenomen waarin Paulus Filémon beweegt om diens weggelopen slaaf Onesimus weer in liefde aan te nemen. Omdat Onesimus tot geloof gekomen is, kan hij hem nu als een broeder in Christus ontvangen. Onesimus is trouwens ook met Tychikus meegereisd (4:8-9). Paulus verzet zich hier niet rechtstreeks tegen het instituut van de slavernij, maar door de onderlinge relaties in Christus wordt het van binnenuit uitgehold en kon in later eeuwen geen stand houden. De eigenaars van slaven dienen te beseffen dat ook zij tegenover de HEERE verantwoording moeten afleggen. Zij dienen hun slaven rechtvaardig en gelijk te behandelen. Dat wordt soms zo uitgelegd dat ze hun slaven loon moesten uitbetalen, zodat die zich op den duur vrij konden kopen.

VOORTDUREND GEBED

Toch wil de apostel de valkuil van een oppervlakkig moralisme vermijden. Vandaar dat hij nu met nadruk wijst op de noodzaak van voortdurend gebed. Hemels leven, ook zoals dat tot uitdrukking komt in de onderlinge relaties, kan niet zonder gebed. Daarin wordt in en met de dankzegging de afhankelijkheid beleden (Vgl. 1:3,9; Luk.18:1vv; Rom.12:12; Ef.6:18; 1 Thes.5:17; HC vr.116). Paulus doet daarbij een beroep op hen om ook voor hem te bidden. Niet voor zijn persoonlijke omstandigheden, maar dat hij het heerlijk geheim van het evangelie van Christus mag blijven verkondigen. Tot de gevangenschap, die dat voor hem meebracht was hij bestemd (Hand.9:16).

Dat geeft de apostel meteen ook aanleiding om te schrijven over het getuigenis van de christelijke gemeente zelf. Het Woord voor de wereld moet ook vandaag de dag gedragen worden door een gemeente, die in woord en wandel zich laat leiden door de Geest van Christus. Wijsheid is daarbij het trefwoord. We leuren niet met het Evangelie. We doen niet overgeestelijk. We gaan met tact om met ongelovigen en beseffen, dat er een tijd is om te zwijgen, maar ook om te spreken. We mogen daar biddend op gespitst zijn. We laten met onze woorden merken, dat we om de ander geven, maar spreken niet flauw, sentimenteel. Ons getuigenis mag pittig en prikkelend zijn. Het zout (4:6) kunnen we trouwens ook verbinden met de offers (Lev.2:13). Dan zouden we kunnen zeggen dat we in ons getuigenis alle zelfgerichtheid vermijden en ons geven aan het werkelijk belang van de ander.

BROEDERS

In deze brief schrijft de apostel sober over zijn persoonlijke omstandigheden. Hij beseft immers dat deze brief, net als andere, gemeentebreed zal worden voorgelezen. Als ze zich in Kolosse zorgen over hem maken, kan Tychikus meer vertellen over zijn situatie. In de brief aan Filémon merken we dat hij hoopt spoedig vrijgelaten te worden (Filémon:22). Opmerkelijk uitvoerig schrijft Paulus over Tychikus. Hij is een broeder, trouwe dienaar en mededienstknecht in Christus. Ook van Onesimus worden hartelijke dingen gezegd. Hij is wel slaaf, maar wordt broeder genoemd.

NETWERK

Verschillende brieven van Paulus laten zien, dat hij een netwerk van mensen om zich heen had. Verschillenden daarvan reisden met hem mee. Zo was dat in die tijd het geval bij belangrijke mensen. Paulus doet eerst de groeten van drie volksgenoten. Hij noemt ze de enigen van de besnijdenis die met hem meewerken in het koninkrijk van God. Daar klinkt toch wel iets van zijn verdriet in door, dat er zo weinigen van zijn broeders naar het vlees Christus gehoorzaam geworden zijn (vgl. Rom.9:2). Ze werken mee in het koninkrijk van God. Dat deze aanduiding, die kenmerkend is voor de evangeliën van Mattheüs, Markus en Lukas, verder weinig in het Nieuwe Testament voorkomt, heeft aanleiding gegeven tot bepaalde theologische theorieën. Het koninkrijk zou gekomen zijn in en met de kruisdood van Christus. Nu nog over het koninkrijk spreken, zou daaraan te kort doen en suggereren, dat wij het koninkrijk nog zouden moeten bouwen. We kunnen er alleen maar stervend aan deze wereld naar uitzien. Paulus’ gebruik van deze uitdrukking hier en op andere plaatsen (vgl.1:13; Rom.14:17; 1 Kor.4:20), laat zien dat, hoe gebroken ook, het koninkrijk van God toch zichtbaar wordt in de gemeente. Mooi om te merken, hoe Markus ondanks de verwijdering van Handelingen 15:37 toch weer zijn plek in de kring van Paulus heeft gevonden (zie ook 2 Tim.4:11). Ook onder ons mag verwijdering niet definitief zijn, maar moet gevolgd worden door verzoening.

GEBED

Over Epafras, die het Evangelie in Kolosse mocht verkondigen (1:7), lezen we hier uitvoerig. Net als Paulus worstelt hij biddend voor de gemeente. Mogelijk hoorde de apostel dat ook concreet tijdens de gebedssamenkomsten. Daarbij heeft Epafras hetzelfde doel voor ogen als Paulus. Dat is trouwens ook het doel van het schrijven van heel de brief (vgl.1:9,23; 2:2). We zagen al hoe Kolosse, Laodicea en Hiërapolis dicht bij elkaar in de buurt lagen. Aan hen gerichte brieven moeten ook onderling geruild worden. Lukas, de schrijver van het evangelie en Handelingen, wordt hier arts en beminde genoemd. Bij Demas vinden we geen nadere omschrijving. Naar de reden kunnen we alleen maar gissen. 2 Timotheüs 4:10 kan betekenen, dat hij later van het meewerken met Paulus is teruggekeerd tot zijn dagelijkse dingen. Merkte Paulus toen al, dat het bij hem niet van harte ging?

GROETEN

Aan het begin van zijn brief heeft Paulus heel de gemeente gegroet (1:2b), nu noemt hij enkele personen apart. Nymfas, of Nymfa heeft een gemeente in zijn/haar huis (vgl. Lydia, Hand.16:15). Zo'n huisgemeente kon bestaan uit dertig tot vijftig personen. Vers 16 laat zien, hoe er langzamerhand bundeltjes van brieven van Paulus ontstaan moeten zijn. Gaandeweg heeft zo ons Nieuwe Testament vorm gekregen. Archippus heeft kennelijk een aansporing nodig om trouw te zijn in de dienst die hij officieel had aangenomen.

Paulus, die zijn brieven doorgaans dicteerde, ondertekent dan eigenhandig (vgl. 2 Thess.3:17). Daarbij vraagt hij toch nog aandacht voor zijn gevangenschap. Kennelijk zat hem dat wel hoog. Het einde van de brief vouwt terug naar het begin. Alles mag staan in het teken van Gods genade in Jezus Christus. Voor toen en nu het blijde geheim waarin wij leven en sterven mogen.

Ds. J. Westland uit Putten is emeritus predikant.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

IN LIEFDE SAMEN LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's