Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOEGEWIJD LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOEGEWIJD LEVEN

Vreemdelingschap en rentmeesterschap [2]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het christenleven dient een leven van toewijding te zijn. Rentmeesters gebruiken de aarde, maar putten die niet uit. Er zijn grenzen. Rentmeester- zijn is niet hetzelfde als een cultuurmandaat hebben.

Het begrip ‘rentmeesterschap’ wil ik anders invullen dan degenen die over het cultuurmandaat van de mens geschreven hebben. Het begrip ‘cultuurmandaat’ brengt ons bij dr. A. Kuyper en dr. K. Schilder.

TAAK IN HET HEDEN

Om te beginnen Kuyper. Bij hem vinden we veel verwantschap met Calvijn. Hij presenteert een visie op de cultuur waarbij uitgegaan wordt van het onderscheid tussen algemene genade (gemene gratie) en bijzondere (particuliere). In deze optiek ligt de wereld open. Alleen gaat Kuyper veel verder dan Calvijn. Zoveel verder zelfs dat zijn leer volgens dr. C. van der Kooi feitelijk in strijd is met die van de reformator. Kuypers cultuuroptimisme is naar zijn mening niet te verenigen met de vreemdelingschap in Calvijns denken.

Schilder kijkt anders tegen de leer van de algemene genade aan dan Kuyper, maar er blijft sprake van verwantschap tussen de beide neocalvinistische denkers. Beiden leggen de nadruk op de taak die de mens in het heden dient te volbrengen. Werd Calvijn soms tot aan de rand van de verachting van het aardse leven gebracht, bij Kuyper en Schilder komen we dat niet tegen. ‘Zij benadrukten dat het bij de mens als beeld van God vooral gaat om de heerschappij van de mens over de schepping. Hij moet de natuur tot ontwikkeling brengen. Zo ontstaat cultuur.’

Dr. W.H. Velema heeft de vraag gesteld of het cultuurmandaat bij Schilder zich met de gedachte van de vreemdelingschap laat verbinden. Zijns inziens wordt de aandacht bij Schilder verschoven van het ‘nog-niet’ (het vreemdelingzijn) naar het ‘alsnog’ (het cultuurmandaat). Wat tot nu toe nog niet tot stand kwam, mag en moet namelijk alsnog door ons gerealiseerd worden. Zo wordt bij Schilder de menselijke cultuurarbeid een te overheersend bestanddeel voor het verloop en de afloop van de geschiedenis. Daarmee wordt onder meer miskend dat we in de laatste dagen leven en werken. Hetzelfde verwijt treft Kuyper.

NIEUWE GODSDIENSTVORM

Nog kritischer dan Velema heeft dr. O. Noordmans zich over de cultuurtheologie van Schilder uitgelaten. Hij heeft gesproken over ‘een nieuwe godsdienstvorm’, die hem aan het geloof van de Deutsche Christen doet denken, ‘omdat de politiek en de cultuur er de overhand zouden krijgen over prediking en geloofsleven’. Hij vervolgt: ‘Wanneer dr. Schilder Jezus een ‘Kerkvorst’ noemt en de christenen het zuivere mensenras, dan verleent hij daarmee aan de kerk een bodem-vastheid op aarde, die weinig overeenkomt met het levensgevoel van patriarchen, profeten en martelaren.’ Tweemaal legt Noordmans in zijn kritiek op de scheppingstheologische invalshoek van Kuyper en Schilder een relatie met het begrip ‘vreemdelingschap’ dan wel ‘pelgrimage’.

PROGRAMMA

Er is inmiddels heel wat kritiek op de positie van Schilder naar voren gekomen. In dit verband een uitspraak van dr. J. Douma: ‘Er zit meer vreemdelingschap in Christus en de cultuur dan critici, tot wie ik ook zelf behoorde, hebben beseft.’ Deze opmerking vergt enige toelichting. Die is te vinden in de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek van dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema. Zij schrijven: ‘Douma is enigszins van positie veranderd. Hij wil de notie vreemdelingschap wel handhaven, maar stelt haar nu niet meer naast of nog minder tegenover het cultuurmandaat (in de zin van cultuurmandaat òf vreemdelingschap). Hij ziet de vreemdelingschap als een uitvloeisel van het cultuurmandaat. Hij schrijft: cultuurmandaat èn dus vreemdelingschap. Hij meent zich bij nader inzien toch op Schilder zelf te kunnen beroepen.’

De auteurs voegen eraan toe: ‘Beslissend voor ons is echter dat de notie vreemdelingschap gegeven is met het feit dat Jezus ten hemel is gevaren en van daaruit Zijn werk in en door Zijn kerk op aarde uitvoert. Van deze pneumatologische setting is bij Schilder in zijn cultuurmandaattheorie geen sprake. Schilder gaat juist terug naar het begin en laat de mens vandaaruit in de schepping arbeiden. De notie vreemdelingschap verdraagt zich niet met een nog af te werken programma van de schepping.

Men zie welke indringende kritiek Douma op dit programmatisch bewerken van de schepping oefent. Als Douma aan zijn herziene visie op het cultuurmandaat de notie vreemdelingschap verbindt, verwerkt hij daarmee discussies uit latere jaren. Deze zijn echter uit het post-Schilder tijdperk. Wij menen dat de uitvoering van de cultuuropdracht en het leven van de gelovigen als beeld Gods tot aan Christus’ wederkomst, door de vreemdelingschap wordt bepaald. Dan voorkomen we dat programmatische, waarop Douma bij Kuyper en Schilder terecht kritiek oefent.’

MILIEU-ETHIEK

Bij dr. H.W. de Knijff vinden we een mooie verbinding tussen vreemdelingschap en rentmeesterschap. Hij schreef een boek over milieuzorg als aspect van christelijke cultuur, Tussen woning en woestijn.

In het eerste hoofdstuk staat de auteur stil bij de vraag of milieuethiek zin heeft. Daarna wijdt hij hoofdstukken aan de historie, de Bijbel en de theologie. De Knijff komt vervolgens in het vijfde hoofdstuk tot een ‘filosofie van het wonen’ of ‘van het landschap’. Daarin zijn allerlei bijbelse noties verwerkt. De auteur vat ze zelf samen onder ‘wonen en landbezit en derg.’.

Naast deze scheppingstheologische aspecten noem ik nog enkele antropologische, die hij ook bespreekt: de mens als beeld Gods en als heerser. Ze kwamen in het verleden vaak ter sprake in het kader van het cultuurmandaat dan wel het rentmeesterschap, al dan niet in neocalvinistische beschouwingen. Hoe dat ook zij: De Knijff stelt vast dat bijbelse noties zo wel een rol spelen, maar dat daarin niets uitgesproken bijbels is, omdat ze in principe door iedereen aanvaard worden.


De uiteindelijke levensvervulling ligt niet in het aardse goed


GRENSBESEF

In het vijfde hoofdstuk komt de auteur met het begrip ‘vreemdelingschap’ om de specifiek christelijke inbreng in de milieu-ethiek onder woorden te brengen. Het bewonen van de aarde wordt zijns inziens in hoge mate door de wetten van de vreemdelingschap bepaald. De Knijff: ‘Het gaat hier om het leven op deze aarde en dat kennelijk ook in deze zin, dat de mens zich op aarde inricht, maar zodanig, dat gerichtheid op de toekomst steeds leven blijft en de uiteindelijke levensvervulling niet gezocht wordt in het aardse goed. Het christenleven dient een leven te zijn van toewijding, waarin de aarde gebruikt wordt, maar niet ‘ten einde toe’.’

Als consequenties van dit gezichtspunt voor de milieu-ethiek noemt de auteur beperking, grensbesef. Het gaat om een levenskritische opvatting ter wille van het leven zelf, die inspanning, christelijke inachtneming vergt.

Dr. J.D.Th. Wassenaar is predikant van de protestantse gemeente te Hellendoorn.

Volgende week het slot, over een christelijke levensstijl.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

TOEGEWIJD LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's