Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOENDERMAKER EN LUTHER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOENDERMAKER EN LUTHER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iedere zomer wordt er wekenlang in de media over het nogal overschatte tv-programma Zomergasten gesproken. In dit programma krijgt een gast de ruimte uitgebreid over zijn leven te vertellen. In de Waagschaal heeft met een knipoog naar dit format prof. dr. J.P. (Joop) Boendermaker (1925) geïnterviewd. Deze werd geboren in de hersteld lutherse pastorie in Hilversum en was lange tijd hoogleraar aan het Luthers Seminarium in Amsterdam met als specialiteiten liturgiek en Luther.

Het resultaat is een bijna twintig pagina's durend gesprek. Omdat het interview zo veel mooie passages bevat, beperk ik me dit keer in deze rubriek tot dit artikel. De interviewer is ds. W.H. ten Boom. Beide gesprekspartners kennen elkaar. Ds. Ten Boom vraagt eerst naar zijn jeugd.

IN DE WAAGSCHAAL

Mijn begin ligt in Friesland, waar mijn vader predikant was van de hersteld lutherse gemeente in Harlingen, naast de evangelisch-lutherse gemeente aldaar, en dat in die kleine havenstad. Wij hadden als lutheranen namelijk sinds 1791 twee kerkgenootschappen. Dat zat zo: in Amsterdam kregen de prinsgezinde, meestal eenvoudigere lutheranen zo genoeg van de vaak arrogante ‘verlichte’ patriottenkerkenraad, dat ze eruit stapten en enkele gemeenten meesleepten. Thorbecke en Domela Nieuwenhuis groeiden op in de ELK [Evangelisch-Lutherse Kerk, red.], maar Kohlbrugge in deze HELK [Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk, red.], die hem helaas niet als proponent accepteerde! Dit heeft n.b. tot 1952 geduurd, maar de Herstelden hadden wel altijd veel contact met het rechtzinniger deel van de Evangelisch-Lutherse kerk. Zo werd ik geboren in Hilversum, waar mijn vader in dat jaar 1925 predikant werd van een groeiende forensen- én arbeidersgemeente, gesticht vanuit het Evangelisch-Lutherse Weesp en Naarden- Bussum. (…)

Mijn moeder overleed toen ik twee was. Wat ik van haar weet heb ik van horen zeggen. Mijn stiefmoeder bezorgde ons een fijn gezinsleven en mij en mijn zus een onvergetelijke broer. Achteraf besef ik pas wat mijn vader doorgemaakt heeft. Dat zijn geloof staande is gebleven al die jaren, was toen en later nog meer een steun in de rug voor mijn geestelijk leven. En lezende in Thomas a Kempis’ – destijds juist door protestanten veel gelezen – ‘Navolging van Christus’, die ik erfde van mijn eigen moeder, herkende ik aan de streepjes in dat boek wel iets van wat haar overeind hield in het streng-hervormde milieu van haar vader in Arnhem. Nog iets: Ik werd naar een openbare school gestuurd, want ook de conservatievere lutheranen vertikten het om met Kuyper en Schaepman mee te gaan in de schoolstrijd. Je moest toch over Jezus kunnen blijven vertellen op een gewone volksschool? (…)

En over de oorlog:

De oorlog. Die schudde ons bitter wakker uit die voor ons warme dertiger jaren – crisis en werkeloosheid kenden we alleen van horen zeggen en van het werk van mijn vader, die af en toe een kerkelijk werkproject leidde, en een goedkoop padvinderachtig jeugdwerk oprichtte dat het nog lang heeft uitgehouden. Het was een prachtige meidag, we zagen ons vliegveldje uit de lucht aangevallen worden en alles was ineens anders. Ook over de voor ons aanvankelijk nog niet zo knellende bezettingsjaren lag toch al een grauwsluier en in het jaar van mijn eindexamen, 1943, werd het veel erger, vooral ook de afschuwelijke wijze waarop het de Joodse Nederlanders, de Amsterdammers voorop, toen verging. Zelf werd ik opgeroepen voor de Arbeidsdienst, waarvoor ik onderdook bij mijn grootmoeder, en later in Amsterdam, maar erg werd er niet naar ons gezocht. (…)

Een preek van Miskotte hoorde ik in een stampvolle middagdienst in de Willem de Zwijgerkerk, een stuk van wat later de ‘Hoofdsom der Historie’ [uitleg over het boek Openbaring, red.] zou worden. Laten we toch niet zo stom zijn om te vergeten wat een impact de Schriften hebben, vooral indien uitgelegd, aan het hart gelegd, zeker extra door een zo groot theoloog midden in een keiharde actualiteit.

Nog een heel opmerkelijke ervaring: de later zo invloedrijke Van Ruler, toen ook predikant in Hilversum, had in de oorlog een kleine kring theologiestudenten om zich heen verzameld; daar ben ik één keer geïntroduceerd, hij las een stuk van zijn dissertatie in wording, maar ik herinner mij alleen de discussie – toen al – over wat er moest gebeuren met ‘Indië’: Van Rulers theocratische gedachte dat wij daar nog een gezagstaak hadden, ‘geleid door de Geest’ (zijn eeuwige thema, de Geest als een haast onpersoonlijke macht…), werd door Henk Franken, later in Bali, leerling van mijn vader en van Kraemer, toen keurig als onzin bestempeld, maar zou later helaas synodale invloed krijgen.

In 1951 werd prof. Boendermaker predikant in Eindhoven. ‘Twaalf drukke maar kostelijke jaren’ in de lichtstad samen met zijn vrouw Lies. Maar het was ook ‘een schuldige tijd’.

Maar pas later hebben Lies en ik ons gerealiseerd hoe bepalend het voor ons was, dat wij – bij alle geluk samen – toch kinderen zijn en bleven van die vreselijke twintigste eeuw; dat we geleefd hebben, toen het onvoorstelbare gebeurde met duizenden vooral ook jonge mensen en het allerergste met onze joodse medemensen, vaak ook door mensen gedoopt als wij. Zal het ooit geschiedenis worden, ver weg zoals de slag bij Nieuwpoort? Niet voor ons in elk geval.

Hoe te blijven geloven, wat mee te geven aan je kinderen en gemeenteleden? Lijden onder het zwijgen van God en daar toch weer uit vandaan kruipen naar een Pasen, hoe dan ook met zicht op het kruis en de kreet van verlatenheid – ‘Gott von Gott verlassen’, [God van God verlaten, red.] zei Luther die ons wat dat betreft niets bespaart – en de ongelofelijke bede om vergeving in de kruiswoorden van Hem voor wie uiteindelijk geen plaats was in de wereld – en dan zeker wel bij ons in die vermaledijde tijd? Zonder het ‘en toch’ van het dodelijke kruis dat de levensboom blijkt, was (en is) in elk geval ons geloof onmogelijk.

Bonhoeffer verdiepte dit alles nog, deze lutheraan die ons wegwees van de ‘billige Gnade’ [goedkope genade, red.] naar de navolging – gevolg dus, geen verdienste! In zulk zoeken en vragen heb ik gepreekt, begraven, gedoopt, Avondmaal bediend, ook thuis bij zieken met dat kostbare kleine avondmaalsstel dat nog van een Thorbecke geweest was. Als de woorden zwegen was dan toch ineens de hemel open. De Hoogste laat zich niet kerkeren in onze ongelovigheid. Het Woord stáát en staat op!

Ik sla noodgedwongen een heleboel over van dit gesprek. Dr. Ten Boom gaat ten slotte in op Luther.

Dat Luther op dit moment als een antisemiet door het leven gaat, terwijl hij je tegelijkertijd heeft geholpen om de draad van het geloof vast te houden in en na de oorlog, moet je enorm veel pijn doen.

Het is voor Boendermaker een vraag die hem diep raakt en waar hij jarenlang mee bezig is geweest.

Dan hoop je om op het spoor te komen van de enige goede vraag: hoe kan het zijn, dat Luther zo doordrongen is van het belang van Gods Woord in Torah en heel Tenach [het Oude Testament, red.] en het zeer bijzondere van het volk Israël, van Gods lieve volk (letterlijk in zijn Magnificat- uitleg, 1521), van dit groot mysterie (idem), en dan later precies die maatregelen aanraadt die hij eerder veroordeelt? Proberen te begrijpen dus, hem niet verontschuldigen, ook geen schuld belijden voor teksten die we niet geschreven hebben en waarvan we vanzelfsprekend allang afstand genomen hebben, zoals ook officieel is gedaan door de Lutherse Wereldfederatie. (…)

Met de grote Reformatieherdenking voor de boeg wil prof. Boendermaker besluiten met een woord van Maarten Luther zelf:

Maar laat hem tot slot zelf spreken: een mij steeds weer verbazende uitroep in zijn colleges over de Romeinenbrief (bij 2,15) in kostelijk Latijn, een weergaloze samenvatting van waar het hem continu om zal blijven gaan, de ontdekkersvreugde straalt ervan af:

‘Deus maior est corde nostro. Maior est defensor quam accusator, etiam in infinitum.

Deus defensor, cor accusator. Que proportio? Sic, sic, etiam sic!’ (God is groter dan ons hart. Groter is wie verdedigt dan wie beschuldigt, tot in het oneindige toe. God de verdediger, het hart de beschuldiger. Wat een verhouding? Maar zo, zo is het, echt zo!)

Die uitroep midden in een college, het zegt alles en opende de deuren van bevrijding voor hen voor wie de ‘mooie’ angstbeelden van Jeroen Bosch [de schilder die bekend werd met beelden vol verschrikking, red.] maar al te werkelijk waren. En voor mij.

In dit slotcitaat en niet alleen daar wordt de kern van het reformatorische geloof geraakt. Een woord om in het hart te bewaren. Een woord om je te laten welgevallen.

Ds. G. van Meijeren is hoofd mobiliteitsbureau Predikanten & Kerkelijk Werkers van de Protestantse Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BOENDERMAKER EN LUTHER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 2016

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's