WEEMOED EN VERLANGEN
B.J. Spruyt schildert mooi portret van markante ds. Doornenbal
Ds. J.T. Doornenbal was jarenlang dorpsdominee in Oene. Hij had een zwak voor de eenvoudige, naar heil hunkerende ziel. Landelijke bekendheid kreeg hij door zijn bijdragen aan de Veluwse kerkbode. Die werden in brede kring gelezen en blonken uit in literaire kwaliteit.
De titel van het boek over ds. Doornenbal, dat dr. B.J. Spruyt samenstelde, is raak gekozen: Romantiek en stichtelijkheid. Heimwee en verlangen kleuren de teksten die in het tweede deel van dit lijvige boekwerk bijeen zijn gebracht. Uit alles blijkt dat in Doornenbal een literaire geest schuilging.
Als je zijn teksten leest, raak je geboeid door zijn onderhoudende stijl en word je verrast door zijn humor en lichte zelfspot. Het eerste deel van het boek schildert een mooi portret van deze markante dominee.
DICHTER ACHTERBERG
Zijn vriendschap en verwantschap met de dichter Gerrit Achterberg komen goed voor het voetlicht in een voordracht die hij hield voor de Rotaryclub in Epe. Enerzijds was die vriendschap geworteld in hun beider geboortestreek: het landschap van boerderijen en kastelen rondom Langbroek. Anderzijds werd deze inhoudelijk gedragen door een gedeelde nood: een schreeuw ‘naar de volmaakte gemeenschap met wat voorgoed verloren is en hier nooit meer bereikt kan worden, naar herstel van wat onherroepelijk geschonden is door de schuld van ons leven’. Vonden de dominee en de dichter elkaar in deze intense hunkering naar volkomenheid, verbonden met een diep ervaren schuld? Ds. Doornenbal zegt in zijn lezing over Achterberg: ‘Liefdesverlangen én schuldbesef gaan samen en drijven tot zijn machtige worsteling.’
het radeloze zorgen,
dat ik mij vóór de morgen,
het vers van heden haal
(Achterberg)
Het is voorgekomen dat Achterberg, toen hij in de pastorie logeerde, midden in de nacht plotseling luid uitriep: ‘Ik heb het gevonden’. ‘De dominee, zijn huishoudster en wie er verder ook maar in de pastorie logeerden, werden door belgelui uit hun slaap opgeschrikt. Iedereen stond op en begaf zich naar de voorkamer, waar Achterberg even later plechtig binnenstapte en zijn versregels declameerde.’
GEESTELIJKE WORSTELING
Maar waar de dichter op de grens van leven en dood worstelt met de taal, verkondigt de dominee Christus. Doornenbal is zich ervan bewust dat hij de dichtkunst in de ‘christelijke’ sfeer trekt wanneer hij de noodlotsworsteling van Achterberg opvat als een religieuze strijd tussen ‘vlees’ en ‘Geest’. Toch was dat voor Doornenbal de geloofswaarheid.
In ‘Donkere zielennachten’ legt hij op een voor de jeugd begrijpelijke wijze uit dat het donker kan zijn in het leven van een gelovige. Tegelijkertijd stelt hij nuchter vast: ‘Wie langdurig lijdt aan innerlijke conflicten, angsten, bindingen, remmingen, wende zich tot een bekwame psychiater’. In alles merk je dat hij zelf worstelt met de duisternis en verlangt naar een lichtstraal van genade.
JEUGDJAREN
Op 29 november 1909 ziet Jacobus Teunis Doornenbal het levenslicht in Doorn, op een boerderij op de grens van weide- en bosland. De herinnering aan zijn jeugdjaren vervult hem later met weemoed en verlangen. Nostalgisch schrijft hij over het toen al bijna teloorgegane boerenleven en enigszins euforisch schetst hij de godsdienstige vroomheid en het kerkelijke leven. Hij blijft steeds trouw aan de volkskerk, gevormd in de hervormde kerk in Doorn.
Maar daarnaast zijn er ook andere onuitwisbare indrukken: de kerkgang met zijn moeder naar de kerk van Langbroek (ook op loopafstand van de boerderij) en het geestelijke leven van de gezelschappen die in zijn geboortestreek rondwaren.
Hoezeer zijn pennenvruchten ook een inkijkje geven in zijn innerlijke leven, volgens de auteur van deze prachtige biografie wordt ‘de tragiek die zich laat vermoeden nergens onthuld’.
‘Centraal staat telkens weer de gebrokenheid, de leegte en het tekort van het menselijke leven, het zuchten van de schepping, en de weemoed daarover.’
Doornenbal heeft naar eigen zeggen één klein talent meegekregen: het bezit van zijn twee ogen en het vermogen om het schone in de natuur te zien en daaruit een klein geluk weg te dragen.
GEMEENTEPREDIKANT
In 1936 wordt hij predikant in Woubrugge. Of hij zich daar echt thuis gevoeld heeft, blijft een vraag. ‘Mijn eerste gemeente was wel de trouwste van degene die ik gediend heb, maar niet de gemakkelijkste.’ Hij verdiept zich in Comrie, die ooit predikant was in Woubrugge.
Net voor de oorlog neemt hij een beroep aan naar Kesteren. Hoewel hij zich daar geestelijk wel thuis voelt, is het een uiterst onrustige periode. Bij het uitbreken van de oorlog wordt de bevolking geëvacueerd, hij geeft een aangrijpende beschrijving van de bange nachten in het ruim van een schip. Tijdens de tweede evacuatie in 1944, als Kesteren in de vuurlinie ligt, slaagt Doornenbal erin om veel gemeenteleden onder te brengen in de omgeving van Doorn en Langbroek. Zelf woont hij lange tijd weer in zijn ouderlijk huis. En dan komt in 1946 het beroep uit Oene. Hij is er nooit meer weggegaan: ‘dit land dat ik heb lief gekregen en niet heb kunnen verlaten’.
Waar Gerrit Achterberg worstelt met de taal, verkondigt Doornenbal Christus
ZIELKUNDIG
Waarom Doornenbal? Die vraag stelt Spruyt in zijn nawoord. Bij Doornenbal zijn bevindelijke diepte en katholieke breedte ten nauwste aan elkaar verbonden. Dat uit zich bij uitstek in zijn literaire kwaliteiten.
Bij alle waardering blijft er bij mij wel een theologische vraag knagen: komen Gods heilsdaden niet al te zeer onder de koepel van de heilsbeleving te staan? In zijn preken spreekt hij tot het volk Gods. Is dat de verzamelde gemeente? Zijn dat de waarachtige kinderen Gods? En dan is dit toch weer opvallend: mocht God Zijn genade nog eens betonen aan die éne zondaar! Dan voel je: dit is inclusief taalgebruik. De dominee spreekt tot zichzelf. Dat is weldadig.
Maar hij preekt toch meer zielkundig en psychologisch dan heilshistorisch. Met het grootste gemak wordt de Bijbel geparafraseerd vanuit verschillende geloofservaringen. Schuld en vergeving vormen echter de grondtoon en het is ontroerend te horen hoezeer Doornenbal en Achterberg zich herkennen in het gedicht ‘Voorbereiding’ van Willem de Mérode:
God had de boeken dichtgedaan,
en zou het grote vonnis spreken.
Toen dorst hun stem de stilte breken:
O Here Jezus, neem ons aan!
En ’t bonzend hart dat ze in zich vonden
was vlekkeloos en zonder zonden.
Dr. F.G. Immink uit Driebergen is emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit.
N.a.v. Dr. Bart Jan Spruyt (red.), ‘Romantiek en stichtelijkheid. Nagelaten geschriften van ds. J.T. Doornenbal’, uitg. De Banier, Apeldoorn; 544 blz.; € 24,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2017
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2017
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's