Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GOD BEMINT VIJANDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOD BEMINT VIJANDEN

Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet: die zijn daar geboren. Psalm 87:1-4

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij leven in een spannende tijd. Volken en mensen schrijven elkaar af: de zonde die in het paradijs begonnen is. God echter schrijft niet af, maar rekent erbij. Wij kunnen mensen wel missen, Hij niet.

Dat blijkt al meteen uit het opschrift van Psalm 87: Een psalm, een lied van de zonen van Korach. Korach? Nee toch? Dat is toch die rebel die de macht van Mozes wilde breken? Jazeker, en daarom is Korach in de woestijn gedood. Maar zijn kinderen zijn door de Heere gespaard. Hij heeft hen zelfs in Zijn tempeldienst aangenomen.

Het is alsof de Heere Zijn eigen volk een lesje wil leren. Hadden jullie de kinderen van Korach liever afgeschreven? Ik tel hen erbij. Wat een troost is dat voor ons als wij ons afgeschreven voelen door andere (kerk)mensen, maar mogen weten dat God ons erbij rekent.

HEERLIJKE STAD

Dat de Heere het kleine en verachte erbij telt, blijkt ook uit vers 1b: Zijn fundament rust op de heilige bergen. Gods fundament is Jeruzalem, gesticht door de Heere op heilige bergen. Niet dat het fantastische bergen zijn. Vergeleken met de Hermon of de Basan zijn Jeruzalems bergen puistjes. En toch zijn die puistjes Gods bergen. Daar wil Hij wonen. Wij zouden die bergen afschrijven, Hij telt ze er bij. Zo werkt het Evangelie. God kiest uit wat klein en onbeduidend is. Hij telt armen van geest en lichaam erbij, zorgvuldig, één voor één.

Hoe heerlijk is de stad van God. De Heere heeft Sions poorten lief, boven alle woningen van Jakob (v.2). De woningen van Jakob zijn de heiligdommen elders in het land. Maar God wil binnen Jeruzalems poorten wonen. Van die stad worden zeer heerlijke dingen gesproken (v.3). Denk aan de mooie ligging. Psalm 48 beschrijft de stad als een vreugde om te zien, haar torens, haar hoge muren. Het is een veilige stad voor wie er wonen.

Deze stad is vooral heerlijk, omdat de Heere Zelf daar woont, in Zijn tempel, waar Hij verzoening schenkt. Door Zijn verzoening telt Hij zondaren erbij, die wij misschien wel afschrijven. Misschien schrijven we onszelf af, maar opeens staan we erbij, lovend en springend. We zijn er haast niet meer weg te krijgen. Wat is de stad toch heerlijk. Laten we ook de belofte van het eeuwig koningschap van Davids huis erbij betrekken. Een eeuwige koning wil zeggen: een eeuwig volk. Terwijl stad, volk en koning ontrouw zijn, schrijft God hen niet af, maar telt hen er voor altijd bij.

VIJANDEN

En het meest opzienbarende komt nog, in vers 4, het centrum van de psalm. ‘Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen.’ Voor de Israëliet moet dit een angstaanjagende profetie geweest zijn. Rahab en Babel zijn importeurs van angst.

Rahab betekent verwoestend monster. Rahab is beeld voor Egypte, waar Israël het juk van de slavernij droeg. Babel heeft Jeruzalem en de oude tempel verwoest en het volk in ballingschap gebracht. Babel staat ook symbool voor het rijk van het kwaad.

En dan klinkt daar uit de mond van de Heere Zelf: Ik noem Egypte en Babel onder wie Mij kennen. Dat is onvoorstelbaar, God haat toch de vijanden van Zijn volk? Maar het staat er echt: Rahab en Babel zullen Mij kennen, Mij liefhebben. Dat lijkt onmogelijk, maar de ware Israëliet weet dat God al aan Abraham het onvoorstelbare had beloofd: in u zullen alle volken gezegend worden.

GUNNEN

Wat leert dit ons? Het leert ons het Evangelie aan iedereen te gunnen. God giet Zijn Geest uit over álle vlees. Wij aan onze kant denken wel: die en die horen er niet bij. Wij gummen namen uit. Maar Christus geeft ons het voorbeeld: niet gummen, maar gunnen.

Dan spreekt de Heere nog over drie andere, vaak vijandige volken, namelijk de Filistijnen, de Tyriërs en de Cusjieten. Het volk van de Filistijnen vinden we westelijk van het oude Israël, de Tyriërs in het noorden en de Cusjieten in het zuiden.

En dan zegt de Heere weer iets opzienbarends. Want de Filistijn en de Tyriër en de Cusjiet die zijn daar geboren. Waar dan geboren? In Jeruzalem geboren. Dat is niet letterlijk zo, maar de Heere telt hen erbij. Hij schrijft hen op in Jeruzalems geboorteregister, één voor één. Ze krijgen nu het volle burgerrecht van Israël. De Egyptenaar en al de anderen gaan delen in alle voorrechten die Israël heeft.

Ds. E. Kroon is predikant van de hervormde gemeente te Randwijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juni 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

GOD BEMINT VIJANDEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 juni 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's