Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BESCHERMD EN BEWAARD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BESCHERMD EN BEWAARD

Mijmeringen van een pelgrim bij Psalm 121

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 121 is een bedevaartslied, een pelgrimslied. Het lied is vanuit de eerste persoon geschreven (waar komt mijn hulp vandaan?), maar wat hij opschreef, zal ongetwijfeld voor veel, zo niet al zijn reisgenoten hebben gegolden. Hij gaat op weg en weet dat overal gevaar op de loer ligt.

In de vakantietijd gaan velen van ons op reis naar vakantieoorden. Het is niet vanzelfsprekend dat we veilig en wel aankomen. Hoewel men vroeger geen weet had van auto-ongelukken of vliegtuigcrashes, was reizen toch gevaarlijk. Struikrovers draaiden hun hand er niet voor om om je behalve te bestelen, ook te doden; denk maar aan het verhaal van de barmhartige Samaritaan. De pelgrim heeft bescherming nodig, zoals wij ook op ons levenspad bescherming en bewaring nodig hebben.

1. Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.
2. Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft.

Voordat de reis wordt begonnen, blikt de psalmist omhoog. Hij bevindt zich in een bergachtig gebied. Veel mensen gaan in va-kantietijd naar de bergen. Machtige bergen. Rotsblokken waar je met ontzag tegenop ziet. Zo’n berg heeft soms iets bedreigends. De dichter van deze psalm kijkt omhoog naar de bergen en hij vraagt zich af: waar komt mijn hulp vandaan als ik in problemen kom? Die bergen op zich zullen dan geen uitkomst brengen.

Maar de dichter heeft nog iets anders in gedachten. Op de bergen stonden in zijn tijd de afgoden. Denk ook eens aan de geschiedenis van de profeet Elia met de Baäl-priesters. Waar daagden Elia ze uit? Op de berg Karmel. Maar deze pelgrim weet dat zijn hulp van de Heere komt, de Schepper van hemel en aarde.

3. Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4. Zie, de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen.

Wie kent ze niet, mensen die een verzamelwoede hebben? Alles wat los en vast is, schijnen ze te willen bewaren. Zo kende ik iemand die kranten en tijdschriften bewaarde voor later, na zijn pensionering. ‘Dan ga ik alles lezen,’ dacht die persoon. Maar het kwam er nooit meer van om die oude kranten en tijdschriften nog eens te pakken, want steeds kwamen er nieuwe kranten en tijdschriften. En dus moest uiteindelijk alles bij het oud papier worden gezet. Toch is er alle reden om het nodige te bewaren. Je paspoort en je verzekeringspapieren berg je goed op. Je portemonnee laat je, als het goed is, ook niet slingeren.

Er is ook nog een andere betekenis van dat woord ‘bewaren’. Het heeft dan wat meer weg van bewaken, of anders gezegd, beschermen. Vroeger noemden we de kindercrèche een ‘bewaarschool’.

5. De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw schaduw aan uw rechterhand.

Waarom is de Heere zijn schaduw aan de rechterhand en niet aan de linkerhand? De rechterhand is een bekende metafoor voor de kracht van God. Die rechterhand geeft iets weer van het meest verhevene als wordt gesproken en gezongen van ‘Gods rechterhand’. Er zijn ook andere verklaringen voor het gebruik van de term ‘schaduw aan uw rechterhand’. Niets kan je gebeuren. Niets? Daarop komen we straks, bij vers 7, terug.

6. De zon zal u overdag niet steken, de maan niet in de nacht.

Er dreigde gevaar van alle kanten, ook van de zon en de maan. De zon, die overdag zo fel kon steken en je kon afmatten. Maar ook de maan werd gevreesd. Om de warmte te ontlopen, werd in die dagen niet zelden ‘s nachts of gedurende een deel van de nacht gereisd. Maar wat voor kwaad kon die maan, de vriendelijk ogende glanzende bol aan het firmament, dan doen? Die maan werd gevreesd. Denk aan de ‘maanzieke’ jongen, die door de Heere Jezus genezen wordt (Matth.17). Maanziekte werd een vallende ziekte genoemd. Die jongen van wie we in Mattheüs lezen, valt bijvoorbeeld zomaar in het vuur. Je zou denken aan een vorm van epilepsie. Babyloniërs, die maanziekte vreesden, spraken van koortsaanvallen en huiduitslag. Hoe het zij, het heeft niets met de maan op zich te maken, maar het werd in oude tijden aan die mysterieuze lichtbol in het firmament toegeschreven.

7. De Heere zal u bewaren voor alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren.

De Heere zal u bewaren voor alle kwaad? Gebeurt er dan ooit iets ergs? Zijn reizigers die biddend op stap gingen, niet omgekomen bij busongelukken of door een val in een ravijn? Waar was toen die Bewaarder? Waar was toen die Beschermer? Dat zijn reële, levensechte vragen. Laat de Beschermer het dan plotseling afweten? Is de Bewaarder dan toch in slaap gesukkeld? Dat zou niet gebeuren, zo staat in vers 3 en 4. De Bewaarder van Israël sluimert noch slaapt. Wat in Auschwitz en al die andere concentratiekampen is gebeurd, heeft na de Tweede Wereldoorlog menigeen het geloof in een beschermende God doen verliezen. Maar wat lezen we in vers 7 als een soort echo van het voorafgaande? De Heere zal u bewaren voor alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren.

ZIEL

In het scheppingsverhaal van Genesis 2 lezen we over de betekenis van ‘ziel’: ‘En de Heere God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.’ (vs.7) Zo staat het in de Statenvertaling. In andere vertalingen staat ‘tot een levend wezen’. Levende ziel is een betere vertaling vanuit het Hebreeuws, want ziel is meer dan leven. Het woord ziel is mooier, steekt dieper. We komen het op veel plaatsen in de Bijbel tegen. Een boom leeft ook, maar heeft geen ziel, geen bewustzijn. Dat weer in tegenstelling tot de dieren, die wel een bewustzijn hebben, maar geen ziel. Dieren verschillen op grond van het scheppingsverhaal duidelijk van mensen. Dat komt doordat God de mens – in tegenstelling tot het dier – zelf de levensadem heeft ingeblazen. God, de bron van alle leven, droeg als het ware een stukje van Zijn Geest over op de mens. Dat noemt men ‘ziel’.

JOB

We kunnen in deze het een en ander van de geschiedenis van Job leren. Als satan aan God vraagt om Job eens stevig onder handen te nemen, krijgt hij daarvoor toestemming. God maakt in het twistgesprek met satan een voorwaarde: je mag doen en laten met hem wat je wil, zeg ik nu maar in eigen woorden, maar tegen hemzelf, tegen zijn ziel, zul je je hand niet uitstrekken.

Job krijgt het inderdaad zwaar te verduren, maar zijn leven wordt niet afgesneden. Zijn ziel gaat niet dood. Job getuigt daar zelf ook van. Als puntje bij paaltje komt, zal de Heere voor tijd en eeuwigheid onze ziel bewaren. De kern van onze leven waar het om draait, is bij God in veilige handen. Hij zal onze ziel bewaren als het lichaam wordt afgebroken. Gelovigen, kinderen van God mogen daarop vertrouwen.

8. De Heere zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid.

Ook al zou ons lichaam verongelukken, onze ziel is eeuwig geborgen, voorgoed bewaard bij God die onze Beschermer is en blijft. Ook onze Bewaarder, zoals de psalm zingt. Hij bewaart onze ziel, en laat die niet sterven. Hij bewaart ons, zei eens een dominee in een preek, als iemand die iets naar zich toehaalt. Hij trekt ons als het ware op Zijn veilige erf, in Zijn veilige armen, als hier op aarde ons het leven letterlijk onmogelijk wordt gemaakt. Dat is denk ik de diepe troost en ook de grote kracht die we uit Psalm 121 mogen halen. Wat er ook mag gebeuren: onze ziel is in tijd en eeuwigheid bij God wél bewaard. Veilig in Jezus’ armen. En daar komt dan nog de geweldige belofte bij, dat bij de wederkomst ziel en lichaam weer zullen worden verenigd in een volmaakt lichaam dat God eeuwig welgevallig zal zijn.

Met Psalm 116 mogen we zingen:
Keer mijne ziel tot uwe ruste weder,
gij zijt verlost, God heeft u welgedaan.

Meindert Leerling uit Bergambacht was van 1981 tot 1994 lid van de Tweede Kamer voor de RPF.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BESCHERMD EN BEWAARD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's