DIEPENHORST
Families dienen Nederland [3]
In het museum van de stad Gouda bevindt zich een zestiende-eeuws portret van een heer, waarschijnlijk een lid van rederijkerskamer ‘de Goudsbloem’. Het schilderij (100x74 cm) stelt de notaris, procureur en taalman Pieter Cornelisz Diephorst voor.
Hij wordt ‘de laarzenman’ genoemd, omdat er ook twee laarzen zijn afgebeeld. De man, midden veertig, heeft een aangelijnde windhond bij zich, houdt in de rechterhand een roemer vast en zijn hoofd is gedekt met een kleine baret. Hij woont in Gouda, waar hij in november 1599 overlijdt. Zijn zoon Cornelis was secretaris van Gouderak en later procureur te Moordrecht.
Wanneer dr. J. de Bruijn in zijn inleiding op ‘P.A. Diepenhorst, Herinneringen de familie Diepenhorst een voorbeeld van de emancipatie van Kuypers ‘kleine luyden’ noemt, geldt dat maar ten dele voor deze familie. Meerdere geadelde families zouden wellicht willen beschikken over het portret van een voorvader uit de zestiende eeuw, maar kunnen dat niet. Dus op die ‘kleinheid’ valt deze keer wel iets af te dingen.
TIEN KINDEREN
In de achttiende eeuw vestigt een Diepenhorst, nazaat van ‘de laarzenman’, zich in de Hoeksche Waard. Zijn achterkleinzoon Izaäc Diepenhorst (1847-1918) is daar een welvarend landbouwer en vlashandelaar. Dat hij geïnteresseerd is in de politiek blijkt uit het feit dat hij in zijn woonplaats Strijen een antirevolutionaire kiesvereniging opricht. Ook is hij voorzitter van de christelijke schoolvereniging en ouderling in de in 1890 ontstane gereformeerde kerk. Uit zijn huwelijk met Antonia Overwater worden tien kinderen geboren.
Over drie van hen en de volgende generatie gaat het in dit artikel. Eén van de zoons, Jacob Cornelis, blijft in de regio. Hij is, met een onderbreking in oorlogstijd, van 1938 tot 1948 burgemeester van Oud-Beijerland. De Burgemeester Diepenhorstsingel is er naar hem genoemd. Twee van zijn broers krijgen landelijke bekendheid.
AAN DE UNIVERSITEIT
De oudste zoon, Pieter Arie (1879-1953), is de eerste van de familie Diepenhorst die een opleiding aan de universiteit volgt. Hij bezoekt het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam dat in 1889 werd opgericht door dr. Jan Woltjer en begon met 25 leerlingen.
Daarna studeert Pieter Arie rechten aan de Vrije Universiteit, waar dr. D.P.D. Fabius de eerste en aanvankelijk enige hoogleraar in de rechtenfaculteit is. De enige hoogleraar is hij later als zijn collega’s De Savornin Lohman en vader (A.F.) en zoon (W.H.) de VU verlaten.
In die situatie begint de jongeman uit Strijen zijn studie. Hij is een van de ongeveer twintig studenten in de rechten. Gedurende zijn studie is hij in huis bij de familie ds. N.A. de Gaay Fortman. Heel verwonderlijk is het dus niet dat hij een dochter, Adriana Cornelia, lief krijgt en in 1905 met haar trouwt.
Hij is dan (op 4 juli 1904) al magna cum laude (‘met grote lof’) gepromoveerd op het proefschrift Calvijn en de economie. Omdat de academische graden aan de VU pas vanaf 4 december 1905 erkenning vinden, studeert en promoveert hij ook aan de Universiteit van Amsterdam. Die promotie vindt op stellingen plaats. Hij wordt advocaat en nog in het jaar van zijn promotie hoogleraar Economie en Statistiek, Strafrecht enz. aan de VU.
In de loop der jaren is hij lid van de gemeenteraad van Amsterdam, van de Provinciale Staten van Noord-Holland en van de Eerste Kamer der Staten Generaal. Van zijn hand verschijnen talrijke publicaties: leerboeken op het terrein van de economie, studies (onder andere over dr. A. Kuyper, mr. G. Groen van Prinsterer, mr. Th. Heemskerk), redes en brochures.
Talrijk zijn ook zijn functies en activiteiten. Zo is hij lid van het Centrale Comité van de AR, van 1911 tot 1927 hoofdredacteur van De Rotterdammer, oprichter van het blad Stemmen des Tijds, lid van staatscommissies, bijna dertig jaar lang voorzitter van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond en heeft hij de leiding van het Tweede Christelijk Sociaal Congres (1919). Aan zijn positie aan de universiteit is hij erg gehecht, contacten met zijn studenten heeft hij graag en vele. Het is daarom dat hij het ambt van burgemeester van Rotterdam afwijst. In 1926 komt hij, evenals zijn collega’s H.J. Pos en R.H. Woltjer, in de problemen. De vraag doet zich namelijk voor of zij wel aan de VU gehandhaafd kunnen blijven, omdat zij dr. J.G. Geelkerken (de wijkpredikant van de familie Diepenhorst) volgen en zich bij de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband aansluiten. Uiteindelijk mag hij blijven.
Mevrouw Diepenhorst-de Gaay Fortman is actief in vrouwenorganisaties (bijvoorbeeld de NCVB) en in hulpwerk voor blinden. Zij is betrokken bij de oprichting van de Christelijke Blindenbibliotheek en bij Sonneheerdt.
BURGEMEESTER VAN EPE
Uit hun huwelijk wordt één kind, een zoon, geboren: Isaac N.Th. Diepenhorst (1907-1976). Hij treedt in het voetspoor van zijn vader en studeert rechten aan de VU. Daar promoveert hij in 1931 op een dissertatie over de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Opmerkelijk is het dat hij zijn studie, Juvenile unemployment and how to deal with it, in het Engels schrijft. Dat is in het Nederland van toen hoogst ongebruikelijk. Zijn proefschrift draagt hij op ‘aan mijn promotor en zijn echtgenote’. Dat lijkt vreemder dan het is, want niemand anders dan zijn vader is zijn promotor. Dikwijls zal een dergelijke opdracht in een dissertatie niet voorkomen. Na werkzaamheden in het kader van de rijksoverheid volgt in 1939 zijn benoeming tot burgemeester van Epe, dat dan ongeveer 15.000 inwoners telt. De dorpen Emst, Vaassen en Oene behoren ook tot deze gemeente. Met een onderbreking van twee jaren in de oorlogstijd – dan weigert hij mee te werken met de bezettende macht en wordt hij daarom afgezet – blijft hij daar tot 1954. Hij is hervormd en inmiddels ook kandidaat in de theologie. Achtereenvolgens wordt hij lid van de Gelderse Provinciale Staten, de Gedeputeerde Staten en de Tweede Kamer. In 1963 krijgt hij de benoeming tot staatssecretaris voor buitenlandse zaken (ontwikkelingshulp) in het kabinet-Marijnen. Na de val van dit kabinet wordt hij tot 9 mei 1971 opnieuw lid van de Tweede Kamer.
Evenals zijn vader heeft hij een groot aantal nevenfuncties. Hij wordt beschreven als een ‘hardwerkend, maar niet erg op de voorgrond tredend politicus. Wellevend, met veel bonhommie’.
Zijn dochter Marijke, die in de tijd dat haar vader staatssecretaris is, als vrijwilligster in Brazilië werkt, liet me weten dat een biografie van haar vader in voorbereiding is. Een van de zoons, Peter A.D.H. Diepenhorst, is burgemeester van Domburg en Maartensdijk geweest.
ADVOCAAT
De jongste zoon van het echtpaar Diepenhorst-Overwater is mr. Gerrit Arnoldus (1889-1969). Evenals zijn oudste broer is hij getrouwd met een domineesdochter, Segerina Roelofje Mulder. Deze jurist is advocaat, directeur van een Brandwaarborg Maatschappij, lid van de gemeenteraad en wethouder van Zeist, lid van de Tweede Kamer en lid van de Gedeputeerde Staten van Utrecht. In die laatste functie is hij waarnemend commissaris van de Koningin.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt hij, in november 1940, met andere notabele Nederlanders opgepakt. Hij brengt enkele jaren door in de gijzelaarskampen Buchenwald, Haaren en Sint-Michielsgestel. In de ARP heeft hij diverse functies.
TWEE HOOGLERAREN
Mr. G.A. Diepenhorst en zijn echtgenote worden de ouders van twee kinderen, Isaäc Arend (1916-2004) en Arend Isaac (1919-2004). Zij worden beiden hoogleraar. De jongste promoveert met lof in Groningen in de economie. Daar wordt hij in 1956 hoogleraar Bedrijfshuishoudkunde, om zes jaar later over te gaan naar de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Naar verluidt is hij invloedrijk en maatschappelijk betrokken. Dat hij zich actief met politieke zaken heeft beziggehouden, is mij niet gebleken.
LANGE VOLZINNEN
Dat geldt wel voor zijn broer ‘Lek’, die een indrukwekkende staat van dienst opbouwt. Hij studeert theologie tot aan het kandidaatsexamen en rechten. Daarin promoveerde hij (1943), ook met lof, bij prof. A. Anema op een dissertatie over Historisch-critische bijdrage tot de leer van den christelijken staat. In oktober 1945 wordt hij benoemd tot hoogleraar in het strafrecht en strafprocesrecht aan de VU. Hij heeft veel aandacht voor de zwakkeren in de maatschappij en het werk van de reclassering. Hij bezoekt veelvuldig gevangenen.
Als theoloog leidt hij dikwijls kerkdiensten in de Gereformeerde Kerken. Van 1951 tot 1963 verzorgt hij voor de NCRV wekelijks de rubriek ‘Volk en Staat’. Voor de televisie leidt hij meermalen een NCRV-forum. Hij valt sterk op door zijn welsprekendheid, zijn heel aparte stem en zijn lange, lange volzinnen, waarin veel bijzinnen werden opgenomen. Men kan zijn stem in een urenlang interview horen via www.vpro.nl/programmas/marathoninterview/luister/overzicht/d/ia-diepen-horst.html.
Vanaf 1952 is hij bijna een kwarteeuw lid van de Eerste Kamer voor de ARP. Hij voelt zich daar zeer thuis. Daarin komt een onderbreking als hij in 1965 in het kabinet-Cals minister van Onderwijs en Wetenschappen wordt. Daarna heeft hij nog zitting in het interim-kabinet Zijlstra, is hij lid van de Tweede Kamer om vervolgens naar de Eerste Kamer terug te keren. Hij is antirevolutionair met volle overtuiging, hoewel onafhankelijk en zelfstandig. Van het samengaan van de drie partijen die het CDA gaan vormen, is hij voorstander. In veel besturen van instellingen, commissies en raden heeft hij zitting, meestal als voorzitter, zoals van het bestuur van de Stichting Academisch Ziekenhuis Utrecht en de Interkerkelijke Commissie voor de Geestelijke Verzorging in de Inrichtingen van Justitie. Hij is lid van het bestuur van ‘Bartimeüs’, van het college van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht, van verscheidene kerkelijke deputaatschappen, kroonlid van de Academische Raad en medewerker van het blad Elsevier.
Daarnaast wordt hij dikwijls gevraagd als spreker en schrijft hij een reeks van boeken en artikelen. Hij en zijn broer, van wie hij ‘zielsveel houdt’ moeten opgewekte en vrolijke mannen zijn geweest. Een persoonlijke herinnering is dat wanneer wij ’s zondags als gezin vanuit de Aristoteleslaan in Zeist naar de kerk wandelden, wij dikwijls de heer en mevrouw Diepenhorst met beide zoons op weg naar de gereformeerde Oosterkerk op de kruising Prins Hendriklaan/Wilhelminalaan (in WO II: Stadhouderslaan!) tegenkwamen. Voor ons als jonge kinderen waren zij ‘de lachende meneren’.
VEEL TOEWIJDING
Wanneer wij terugzien naar de genoemde leden van de familie Diepenhorst, kunnen we niet anders zeggen dan dat zij begaafde christenen waren, die met veel toewijding en inzet hun weg in kerk, wetenschap en politiek gingen. Met uitzondering van de burgemeester van Epe, die tot de CHU behoorde, deden zij dat in het spoor van dr. A. Kuyper, maar niet zonder een flinke dosis zelfstandigheid.
In de tijd van de zuilen en nog enige tijd daarna hebben zij in allerlei verbanden voor Nederland veel betekend. Talloos velen in de samenleving werden door hen aangesproken en gestempeld. Men herkende zich in hen en in hun boodschap. Heeft het niet iets tragisch in zich dat dit was voor een ‘wereld’ die volstrekt voorbij is?
Ds. L.J. Geluk uit Rotterdam is emeritus predikant.
Volgende maand deel 4 in deze serie: de familie Cohen Stuart.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 2017
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 2017
De Waarheidsvriend | 24 Pagina's