Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEBOORTE EN GROEI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEBOORTE EN GROEI

Van harte gereformeerd [12, wedergeboorte en bekering]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer ben je bekeerd? En als het gaat over opnieuw geboren worden, wat is dan het verschil? Of gaat het over hetzelfde? Kun je zeggen dat iemand opnieuw geboren of bekeerd ís? Of is dat juist een levenslang proces?

Met deze vragen in onze gedachten verkennen we het spreken van onze belijdenis. En eerlijk is eerlijk: daarin lopen de termen soms behoorlijk door elkaar. Het is zinvol zo helder mogelijk te onderscheiden, zonder het één van het ander te scheiden.

Daarbij dienen we voortdurend te bedenken dat de gereformeerde belijdenis niet gelezen wil worden als een theoretische verhandeling, maar als een lied waarmee de kerk haar verwondering over (de grote daden van) haar Heere bezingt.

WEDERGEBOORTE

Hoewel het woord ‘wedergeboorte’ ook op andere manieren in de Bijbel voorkomt (vgl. Tit.3:5 en Matt.19:28), zijn de woorden van de Heere Jezus in het gesprek met Nicodemus voor de thematiek van dit artikel van het eerste belang. ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.’

(Joh.3:3) Christus Zelf wijst hier op de klemmende noodzaak van het opnieuw geboren worden, ook voor een kind van het verbond.

Deze duiding vinden we terug in het begin van het klassieke doopformulier, als onder verwijzing naar ‘de ondergang in en de besprenkeling met het water’ beleden wordt dat wij in Gods rijk niet kunnen komen, ‘tenzij wij opnieuw geboren worden’.

Ook de Heidelbergse Catechismus gaat in dit spoor: ‘Zijn wij dan zo verdorven dat wij geheel en al onbekwaam zijn tot iets goeds en geneigd tot alle kwaad? Ja, tenzij wij door de Geest van God wedergeboren worden’ (vr.&antw.8).

Wie de betekenis van het ‘opnieuw (of: uit God, zie Joh.1:13 en 1 Joh.3:9) geboren worden’ wil peilen, moet breder kijken dan alleen naar deze uitdrukking zelf. Er zijn immers meer aanduidingen in de Bijbel die op hetzelfde werk van de Heilige Geest betrekking hebben. Te denken is aan het ‘met Christus levend gemaakt zijn’ (Ef.2:5) en het ontvangen van ‘een nieuw hart en een nieuwe geest’ (Ezech.36:26). Het gaat om het vrije, soevereine werk dat God door Zijn Heilige Geest doet in het leven van een mens, waardoor deze vernieuwd wordt naar het beeld van Christus.


Zoals een mens eenmaal geboren wordt, zo is een kind van God eenmaal opnieuw geboren


Dat is zó radicaal dat de Bijbel zelfs spreekt over ‘van dood levend worden’. Het levenwekkende zaad dat God hiervoor gebruikt, is het Woord van het Evangelie (D.L.III/IV,17; 1 Petr.1:23).

VERNIEUWING

Het is helpend om onderscheid te maken tussen het begin en het doorgaande werk van de Heilige Geest in het leven van een zondaar. De context van het gebruik van de term wedergeboorte in de Heidelbergse Catechismus (antw.8), namelijk het ‘onbekwaam tot enig goed, tenzij…’, geeft aan dat het daar allereerst gaat om het begin van het vernieuwende werk van de Heilige Geest, zonder dat overigens los te maken van het vervolg. Immers, het vernieuwende werk van de Heilige Geest kent een begin, maar stopt tijdens het leven van een kind van God op aarde niet. Je proeft dat bijvoorbeeld als het gaat over het ‘van dag tot dag vernieuwd worden’ (2 Kor.4:16).

Dat laatste benadrukt de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In artikel 24 komt de wedergeboorte expliciet aan de orde, terwijl het gaat over ‘heiliging en goede werken’: ‘Wij geloven dat dit ware geloof, dat in de mens voortgebracht is door het horen van het Woord van God en de werking van de Heilige Geest, hem doet wedergeboren worden en tot een nieuwe mens maakt en hem doet leven in een nieuw leven en bevrijdt van de slavernij van de zonde.’

De term ‘wedergeboorte’ wordt hier niet tot het begin van het geestelijk leven beperkt (wedergeboorte ‘in engere zin’), maar is uitdrukking van ‘leven in een nieuw leven’ (wedergeboorte ‘in ruimere zin’). Heel nauw wordt bovendien het geloof op de wedergeboorte betrokken. Dat sluit aan bij de manier waarop Calvijn over de wedergeboorte spreekt als ‘boetvaardigheid’. Die doortrekt heel het leven en brengt door Gods genade tot een herstel van het beeld van Christus in de gelovige.

De Dordtse Leerregels leggen een eigen accent, vooral in hoofdstuk III/IV: ‘En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, die God zonder ons in ons werkt…’ (art.12; zie ook art.11 en 13). Hier gaat het over het begin van het nieuwe leven, al blijkt ook hier weer vanuit het verband dat het begin nooit los te maken is van het vervolg.

Het is zinvol om in het kerkelijk spraakgebruik de term ‘wedergeboorte’ vooral te betrekken op het eerste begin van geestelijk leven. Zoals een mens eenmaal geboren wordt, zo is een kind van God eenmaal opnieuw geboren. Het spreken over wedergeboorte (‘van boven geboren worden’) legt de nadruk op Gods ingrijpen in het leven van een zondaar als een eenzijdig genadewerk van God.

GELOOF

Daarbij moeten we wel onmiddellijk zien hoe de Schrift én onze belijdenis in één adem spreken over het geloof als de band die ons met Christus verbindt. Buiten Christus kan en mag in het geheel niet over wedergeboorte gesproken worden. Er is geen wedergeboorte zonder geloof. Wie Christus aangrijpt door het geloof, ís opnieuw geboren. Wedergeboorte en (het komen tot) geloof zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Wanneer de Nederlandse Geloofsbelijdenis stelt dat wij ‘door het geloof’ opnieuw geboren worden, is dat niet in tegenspraak met de Dordtse Leerregels waar in één adem wordt gesproken over ‘krachtdadig wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven’ (art.12). Het is ook geheel in lijn met de wijze waarop de Heere Jezus aan Nicodemus het wonder van de wedergeboorte als een verborgen werk van de Heilige Geest uitlegt en vervolgens gaat spreken over het geloof: ‘…opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ (Joh.3:15)

Treffend is de vertolking in artikel 13 van hoofdstuk III/IV van de Dordtse Leerregels: ‘De wijze waarop deze werking plaatsvindt, kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomen begrijpen. Intussen vinden zij daarin rust, dat zij weten en gevoelen dat zij door deze genade van God van harte geloven en hun Zaligmaker liefhebben.’ De zekerheid van het geloof ligt niet in de wedergeboren mens, maar in de gekruisigde Christus.

BEKERING

Wie het woord ‘bekering’ vanuit de Bijbel wil duiden, ontkomt niet aan een voortdurend appèl. Hoe vaak klinkt niet de oproep tót bekering, waarbij het gaat om inkeer, omkeer en terugkeer naar de levende God. Wanneer de oproep tot bekering klinkt, komt die tot iedere hoorder: tot hen die door een waar geloof aan Christus verbonden zijn, maar ook tot hen voor wie dat (nog) niet geldt. Altijd dient het bevel tot bekering samen te gaan met de oproep om te geloven in Christus, de Gekruisigde (vgl. D.L. I,3).

Daarbij proef je in de belijdenisgeschriften een (voor ons onoplosbare) spanning: wie zich niet bekeert, komt om door eigen schuld; behouden worden is echter enkel en alleen genade (D.L.II,5-7).

DOMINEE, BENT U BEKEERD?

Het was een vraag die hij opeens stelde, halverwege de belijdeniscatechisatie. Een glimlach verraadt dat hij aanvoelt dat hij diepe snaren raakt, maar daarachter proef ik een oprechte hunkering om elkaar van hart tot hart te ontmoeten: ‘Dominee, bent ú bekeerd?’

Met dr. H.F. Kohlbrugge mag ik antwoorden: ‘Ja, op Golgotha.’ En daarbij: ‘Ik geloof dat de Heere met me bezig is. Hij zal Zijn werk voor mij voleindigen. Dat is bevrijdend Evangelie.’

Het onderscheid in ‘eerste’ en ‘dagelijkse’ (of: doorgaande) bekering kan helpend zijn. Bij het eerste zouden we kunnen denken aan de uitroep ‘Halt, rechtsomkeert!’; bij het tweede aan ‘Voorwaarts, mars!’ Het één kan niet zonder het ander.

De eerste bekering ligt heel dicht bij wat we bedoelen met het moment van opnieuw geboren worden: als God ‘zonder ons in ons’ geestelijk leven wekt. Bij de dagelijkse bekering daarentegen gaat het om het leven van de heiligmaking, waardoor er groei mag zijn in de genade en kennis van Christus. Blijvend is het God Die in de gelovige werkt, maar ‘de wil, die vernieuwd is, werkt zelf ook’ (D.L.III/IV,12). Het is de tweeledigheid die we in de Schrift zelf terugvinden als het gaat over de heiliging van het leven: ‘Werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen’ (Filip.2:12b-13).

DOORGAAND PROCES

Juist omdat de gelovige zich dagelijks tot God heeft te bekeren, is het zinvol de term bekering in het kerkelijk spraakgebruik vooral op die manier te hanteren.

Daarmee sluiten we aan bij de Heidelbergse Catechismus, die de oprechte bekering omschrijft als ‘de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens’ (vr.&antw.88). Wie de uitleg daarvan op zich laat inwerken, moet vaststellen dat het hier gaat om de levenslange geloofsweg van de christen op aarde. Het is een doorgaand proces dat pas eindigt als ik, bij mijn laatste snik, mijn eigen, zondige ‘ik’ definitief verlies. Bekering is ‘een innig berouw dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en die hoe langer hoe meer haten en ontvluchten’ én ‘een hartelijke vreugde in God door Christus en een ernstig en liefdevol verlangen om naar de wil van God alle goede werken te verrichten’ (vr.&antw.89-90).

Ds. J.J. ten Brinke is predikant van de hervormde gemeente te Stolwijk.


Volgende keer: dr. M. van Campen over de heiliging.


GESPREKSVRAGEN

1. Wedergeboorte en geloof zijn twee kanten van dezelfde medaille. Kunt u uitleggen waarom?

2. Acht u het zinvol om te onderscheiden tussen ‘wedergeboorte’ (als het begin van het zaligmakende werk van de Heilige Geest in een mens) en ‘bekering’ (als het doorgaande proces)? Waarom wel of niet?

3. Van Kohlbrugge is de bekende uitspraak: ‘Op Golgotha ben ik bekeerd.’ Kunt u aangeven wat hij hiermee bedoelde?

4. De zekerheid van het geloof ligt niet in de wedergeboren mens, maar in de gekruisigde Christus. Waarom is het zo belangrijk om dit goed te zien?


DOMINEE, BENT Ú BEKEERD?

Het was een vraag die hij opeens stelde, halverwege de belijdeniscatechisatie. Een glimlach verraadt dat hij aanvoelt dat hij diepe snaren raakt, maar daarachter proef ik een oprechte hunkering om elkaar van hart tot hart te ontmoeten: ‘Dominee, bent ú bekeerd?’

Met dr. H.F. Kohlbrugge mag ik antwoorden: ‘Ja, op Golgotha.’ En daarbij: ‘Ik geloof dat de Heere met me bezig is. Hij zal Zijn werk voor mij voleindigen. Dat is bevrijdend Evangelie.’

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 2017

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

GEBOORTE EN GROEI

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 2017

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's