Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VREUGDE EN VERWONDERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VREUGDE EN VERWONDERING

In poëzie over de kribbe klinkt het kruis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zonder Jezus’ komst in deze duistere wereld zouden wij verloren zijn. Een oud kerstgedicht dat ons uit de Middeleeuwen is overgeleverd van een ons onbekende dichter over de geboorte van het Kind, het ‘klein Kindekijn’, is een vertolking van grote blijdschap: ‘laat ons blide zijn’.

Het gedicht begint met de volgende regels:

Ons is geboren
een uutverkoren
klein Kindekijn;
waart niet geboren,
wi waren verloren:
laat ons blide zijn.
(waart niet geboren: als Het niet geboren was blide: blij)

Veel kerstgedichten uit vroegere en latere eeuwen geven uiting aan de vreugde. Vreugde die niet oppervlakkig is, maar gebaseerd is op de diepere betekenis van Jezus’ komst in onze duisternis. Zo vertolkt de zeventiende-eeuwse predikant-dichter Jacob Revius diezelfde blijdschap in een van zijn bekende liederen:

Zolang als ik op aarden leven zal
mijn Koning groot ik ere geven zal
met woord, met daad, met juichen
en gezang.

Die vreugde gaat vaak samen met verwondering over Gods wonderlijke leiding om ons te redden uit onze verlorenheid. Zoals een ander oud kerstlied treffend verwoordt: ‘Komt, verwondert u hier, mensen’.

En de twintigste-eeuwse dichter Geert Boogaard vertolkt in zijn gedicht ‘Immanuel’ de diepe betekenis van Kerst als volgt:

Wanneer het niet waar is
dat er Iemand in de wereld is gekomen
die de Naam draagt:

Immanuel
kan niemand leven.

ADVENTSGEBED

We komen ook kerstgedichten tegen waarin die vreugde erg oppervlakkig is. De geboorte van het Kind Jezus wordt dan getekend met een verregaande romantisering: een toekijkende ezel, een kribje of wiegje, knielende herdertjes, enzovoorts. Dan is er weinig of geen plaats meer voor zonde en schuld, voor het besef van onze verlorenheid buiten Christus. Ook geen besef van het vervolg: Jezus’ weg naar het kruis.

Gelukkig zijn er ook dichters die zich in hun gedichten tegen die oppervlakkige romantisering verzetten. Zo bijvoorbeeld de dichter Koos van Doorne (1908-1984). Van Doorne was onder meer redacteur van het protestants-christelijke literaire tijdschrift Ontmoeting, de naoorlogse opvolger van het tijdschrift Opwaartse Wegen. Ook was hij bijna een kwarteeuw letterkundig medewerker van het dagblad Trouw.

Als dichter is Van Doorne thans vrijwel vergeten. Hij behoort niet tot onze grootste dichters, maar hij heeft wel gedichten geschreven die ons wat te zeggen hebben. Een daarvan is ‘Gebed in de Advent’, een indringend gedicht dat alle valse romantiek genadeloos ontleedt.

GEBED IN DE ADVENT

Er is niet veel veranderd, Heer, sinds Bethlehem:

Gij zijt voor ons een kind gebleven;
om Die wij kruisten te Jeruzalem
behoeft geen kerstvreugd
prijsgegeven...

Nu wij Uw dag weer zullen vieren
bij kaarslicht en bij rode wijn,
en onze woning zingende versieren
omdat wij menen zonder kwaad te zijn,

doe, Heer, ons toch verschrikt
begrijpen

dat Golgotha begint bij Bethlehem:
wie rond Uw stal slechts dromen
rijpen,

hij zoekt vergeefs een nieuw
Jeruzalem.

Het gedicht is een gebed. Het heeft een cyclische bouw: zowel in de eerste als in de laatste strofe wordt de lijn doorgetrokken van Bethlehem naar Golgotha. Het loopt uit op de kruisiging. Golgotha ‘begint’ bij Bethlehem, zo lezen we in de laatste strofe. Je kunt dromen bij een wiegje, een kribbe in een stal, maar Golgotha laat ons de realiteit zien, de harde werkelijkheid van het kruis. Wie niet verder komt dan ‘dromen’ is op een verkeerde weg.

DE BOODSCHAP GOED VERSTAAN

Van kribbe naar kruis. Deze boodschap treffen we ook aan in een prachtig gedicht van de dichteres Elisabeth Eybers (1915-2007). Zij werd geboren in een predikantsgezin in Zuid-Afrika en verhuisde op middelbare leeftijd naar Amsterdam. Ze bleef wel dichten in haar moedertaal, het Afrikaans, een taal die afkomstig is van het Nederlands en – met enige moeite – voor een Nederlander te begrijpen is. Haar poëzie staat op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van grote Nederlandse dichteressen als Ida Gerhardt en M. Vasalis. Enige tientallen dichtbundels heeft ze op haar naam staan, zowel uit haar Zuid-Afrikaanse als haar Nederlandse periode. Haar dichtwerk is diverse malen bekroond, onder meer met de P.C. Hooft-prijs.

Haar eerste bundel verscheen in 1936 en daarin staat het gedicht ‘Maria’.

MARIA

’n Engel het dit self gebring, het: heeft
die vreugde-boodskap – en jy het het:hebt
’n lofsang tot Gods eer gesing,
Maria, nooi uit Nasaret!
nooi: meisje

Maar toe Josef van jou wou skei skei: scheiden
en bure-agterdog jou pla, pla: plaagt
het jy kon dink, eenmaal sou Hy
die hele wêreldskande dra?

Toe jy soms met ’n glimlag langs Toe: toen
jou liggaam stryk ... die stilte instaar...
wis jy met hoeveel liefde en angs
sou Hy sy hellevaart aanvaar?
sy: Zijn
Die nag daar in die stal, geen een
om in jou nood by jou te staan,
het jy geweet dat Hy alléén
het: heb
Gethsemane sou binnegaan?

Toe vorste uit die ooste kom
om nederig hulde te betoon,
wis jy hoe die soldate Hom
as koning van die volk sou kroon?

En toe Hy in jou arms lê, lê: lag
sy mondjie teen jou volle bors, teen: tegen
het jy geweet dat Hy sou sê, sê: zeggen
toe dit te laat was: Ek het dors!...

***

Toe dit verby was, en jy met
sy vriend Johannes huis-toe gaan,
Maria, vrou van smarte, het
jy toé die boodskap goed verstaan?

Het is een indringend gedicht. Het begin, de eerste strofe met de aankondiging aan Maria van de geboorte van Jezus, is vol vreugde: Maria is nog jong en wordt dan ook een ‘nooi’ genoemd – een meisje, een jonge vrouw –, ze ontvangt een ‘vreugde-boodskap’ en ze zingt ter ere van God een ‘lofsang’.

Maar vanaf de tweede strofe verandert de toonzetting. De dichteres stelt in elke volgende strofe aan Maria een prangende vraag, ingezet door formuleringen als: ‘wist je’ of ‘heb je geweten’. We lezen over ‘agterdog’, de ‘wereldskande’ dragen, de ‘hellevaart’ van Jezus (‘nedergedaald ter helle’ in de Apostolische Geloofsbelijdenis), Jezus’ eenzame strijd in ‘Gethsemane’, de bespotting met de doornenkroon door de Romeinse soldaten, Jezus’ dorst aan het kruis. Geen romantiek, maar steeds hoofdmomenten in Jezus’ lijdensweg: de weg van kribbe naar kruis.

GOED VERSTAAN?

Na deze opsomming – een schrille tegenstelling met de vreugde van Maria in de eerste strofe – volgt de slotstrofe: Jezus is gestorven en Johannes ontfermt zich over Maria. De scherpe tegenstelling tussen begin en eind van het gedicht geeft de dichteres knap weer door de woorden die ze gebruikt om Maria aan te spreken: in de beginstrofe is Maria een ‘nooi’, een meisje, in de slotstrofe is ze een ‘vrou van smarte’.

En de dichteres stelt aan haar de laatste indringende vraag: Maria, heb jij nú de boodschap van de engel goed verstaan’? Een vraag die we over kunnen nemen en aan onszelf kunnen stellen: hebben wij Bethlehem goed verstaan?

Dr.J. de Gier uit Ede is neerlandicus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

VREUGDE EN VERWONDERING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 2017

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's