Huisbezoek
Op een doordeweekse dag komt, zonder een directe aanleiding, een ambtsdrager op bezoek. Dat is een kenmerkend fenomeen uit onze calvinistische traditie: het huisbezoek. Het was in den lande gebruikelijk dat alle gemeenteleden met een bepaalde regelmaat zo’n bezoek, ongeacht hun persoonlijke omstandigheden, kregen.
Vandaag lijkt de praktijk in sommige (wijk)gemeenten te zijn dat er huisbezoek wordt afgelegd als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij de geboorte van een kind of andere bijzondere omstandigheden. De krimp in tal van (wijk)gemeenten, waardoor er onvoldoende ambtsdragers beschikbaar zijn, zal mede debet zijn aan deze verschraling. Als een (wijk)gemeente de traditie kent van het huisbezoek zonder directe aanleiding, is dat iets om zuinig op te zijn. Immers, het is in onze individualistische samenleving een zeldzaamheid dat iemand naar je omziet en belangeloos komt vragen: ‘Hoe is het met u?’
Genadegave
Waar haalt een ouderling de vrijmoedigheid vandaan om op huisbezoek te gaan? Dat heeft te maken met het feit dat de apostel Paulus de ouderlingen van de gemeente in Efeze opdraagt: ‘Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.’ (Hand.20:28) De christelijke gemeente wordt hier vergeleken met een kudde schapen, die de goede Herder heeft gekocht met Zijn bloed. De ouderlingen, opzieners, krijgen de opdracht om herderlijke zorg aan de gemeenteleden te besteden.
In het Nieuwe Testament wordt deze opdracht niet alleen aan ambtsdragers gegeven. In Romeinen 12:8 schrijft Paulus dat de Heilige Geest aan sommige gemeenteleden de gave schenkt van het ‘bemoedigen’. Deze gave ligt in de lijn van de opdracht: ‘Verblijd u met hen die blij zijn en huil met hen die huilen.’ (Rom.12:15) We komen hier in aanraking met de bijbelse grondlijn dat de Geest aan gelovigen gaven schenkt waarmee zij de gemeenten mogen dienen. Hij ‘heiligt’ hun scheppingsgaven, zoals met aandacht kunnen luisteren, goed kunnen aanvoelen wat mensen innerlijk beweegt en zich in mensen kunnen verplaatsen; stuk voor stuk gaven waardoor zij in staat zijn de ander nabij te zijn. Vandaar dat in veel gemeenten ouderlingen sámen met een ‘bezoekbroeder’ op huisbezoek gaan. Daarnaast zijn er in sommige gemeenten pastorale teams en gaat een ouderling met een bezoekzuster op pad, bijvoorbeeld wanneer een weduwe wordt bezocht. De ouderling kan zich immers wat ongemakkelijk voelen om zo’n bezoek als man alleen af te leggen en een alleenstaande vrouw kan zich, zeker wanneer de ouderling een bezoekbroeder meebrengt, opgelaten voelen. De aanwezigheid van een bezoekzuster kan ontspannend werken en het gesprek ten goede komen.
Voorbereiding
Aan een huisbezoek gaat voorbereiding vooraf. Er wordt (meestal) telefonisch of per e-mail een afspraak gemaakt. Wanneer ouderling en gemeentelid onbekend zijn voor elkaar, is het beter om langs te gaan, zodat je elkaar al even hebt ontmoet. Direct voorafgaand aan de ontmoeting vindt een innerlijke voorbereiding plaats. Een moment van je terugtrekken in de stilte en je bezinnen op drie vragen: 1. Wat kenmerkt de goede Herder in wiens opdracht het bezoek wordt afgelegd? 2. Wie zou dit gemeentelid kunnen zijn? 3. Met welke innerlijke houding wordt het gesprek aangegaan?
Bij deze bezinning kan Mattheüs 9:35-37 richtinggevend zijn.
Mededogen
De goede Herder ‘kijkt’ niet naar de mensen, maar ‘ziet’ hen. Hij ziet hun onrustig zoeken naar houvast en levensvulling, hun schuld en falen en de verwondingen die zij hebben opgelopen in het leven. Daarom is Hij innerlijk met ontferming over hen bewogen. Daarin komt het mededogen, dat Israëls God kenmerkt, aan het licht (Ex.34:6, Ps.86:15, Ps.103:8 en Ps.145:3). Opzienbarend, dat Hij deze innerlijk gehavende mensen beschouwt als oogst voor Gods Rijk! Hij ziet hen als beelddragers van God die ertoe bestemd zijn om Thuis te komen bij God. Daarom verkondigt Hij hun het Evangelie van Gods Rijk en nodigt hen daarmee uit om door het geloof in Hem onderdaan te zijn van dit Koninkrijk. Dit betekent dat ambtsdragers, bezoekbroeders en bezoekzusters in het voetspoor van de goede Herder geroepen zijn om met een innerlijke houding van mededogen op huisbezoek te gaan. Een attitude die zij vanuit zichzelf niet bezitten, maar die op de leerschool van de Geest geoefend en levenslang verdiept moet worden. Wie het gemeentelid vanuit deze houding tegemoet treedt, heeft oog voor wat er leeft in het hart van deze mens: vreugde en dankbaarheid, maar ook woekerende onrust, schuldgevoelens en beschadigingen die in het leven zijn opgelopen. De kern van dit mededogen is het geloofsbesef dat dit gemeentelid een beelddrager Gods is en daarom als bestemming heeft het Thuiskomen bij God. Deze realistische en hoopvolle mensvisie geeft ruimte voor een gesprek waarin dit gemeentelid in verbinding wordt gebracht met de goede Herder.
Praktische kant
De voorbereiding heeft ook een praktische kant. Is er al eerder huisbezoek geweest en zijn daar nog aantekeningen van? Welk bijbelgedeelte is toen gelezen? Wanneer problemen uit een vorig gesprek vergeten zijn, maakt dat een onzorgvuldige indruk. Het verhoogt ook de drempel voor een vertrouwelijk gesprek. In de voorbereiding kan ook gezocht worden naar een passend bijbelgedeelte. Bewaar echter de soepelheid om een ander gedeelte te lezen dat beter aansluit bij het gesprek. De voorbereiding loopt erop uit dat God gevraagd wordt om een zegen in de vorm van openheid en aandacht, zowel bij het gemeentelid als bij degene die het bezoek aflegt zelf.
Lege stoel
‘Waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden,’ heeft de goede Herder gezegd (Matt.18:20). Hij is tijdens het gesprek door Zijn Geest aanwezig. Dat kan gevisualiseerd worden door Hem als het ware in die lege stoel te zien zitten. Een ontspannende geloofswetenschap. Immers, alles wat het gemeentelid vertelt, is Hem bekend, ook als wij er geen raad mee weten. Wanneer we zo vol zitten van eigen gedachten dat er onvoldoende ruimte is om met aandacht te luisteren, kunnen we ons in stilte tot Hem keren met het verzoek ons leeg te maken van onszelf. Zijn aanwezigheid krijgt ook gestalte in de bewuste aandacht tijdens het huisbezoek voor de geloofsverbondenheid met Hém en het leven in Zijn navolging. Daarmee raken we aan de essentie van het huisbezoek: expliciete aandacht voor het geloofsleven en de geloofsweg van dit gemeentelid. Thema’s als leven uit de geloofsverbondenheid met Christus – met de vreugde en de zekerheid, de teleurstelling en de aanvechting die daarbij horen – én het wandelen met Hem in een wereld vol voetangels en klemmen, hebben in deze ontmoeting hun legitieme plek. Andere vormen waarin Zijn aanwezigheid gestalte krijgt, is het opengaan van de Bijbel, waardoor Hij Zijn genadelicht laat schijnen over wat in dit gesprek aan de orde is, en het gebed.
Omdat huisbezoek niet alleen in opdracht van Christus maar ook námens de christelijke gemeente gebracht wordt, is er ruimte om met elkaar in gesprek te zijn over de plaats van dit gemeentelid binnen de gemeente. Over de kerkgang, of het Evangelie ook landt, over het wel of niet deelnemen aan het avondmaal en de inzet van de gaven in het geheel van de gemeente. Het aan de orde stellen van deze thema’s is geen verborgen agenda, maar behoort tot het eigene van het huisbezoek: een geloofsgesprek. Niet bedoeld als geloofsinspectie, maar als hartelijk omzien naar elkaar!
Gelaagd
Als het huisbezoek uitmondt in een geloofsgesprek, is dat een geschenk van de Geest. Maar dat heeft ook met de structuur van het gesprek te maken. Als het gesprek door de ambtsdrager wordt geopend met de vraag ‘Hoe is uw relatie met God?’ of ‘Ontvangt u zegen aan het avondmaal?’, dan voelt het gemeentelid zich overrompeld. Het is goed om eerst over ‘koetjes en kalfjes’ te beginnen, bijvoorbeeld het wel en wee van de gemeente of de leefwereld van de ander, om zo wat aan elkaar te wennen. Geleidelijk aan kunnen dan verhelderingsvragen worden gesteld: ‘U vertelde zojuist over een bezoek aan het ziekenhuis, hoe hebt u dat ervaren?’
Het gesprek kent doorgaans een structuur van vier lagen of fasen. De eerste fase houdt in dat met aandacht geluisterd wordt naar wat het gemeentelid vertelt. Vervolgens is er ruimte voor de tweede laag: de vraag naar wat deze gebeurtenissen dóen met de gesprekspartner, de laag van de gevoelens. In deze fase wordt geprobeerd de gave van de empathie in te zetten en zó het gemeentelid werkelijk nabij te zijn. De ander weet zich daardoor echt gezien, waardoor openheid en vertrouwen groeien. Dát geeft ruimte om het vertelde en de gevoelens die daarmee verweven zijn, tegen het licht van het Evangelie te houden en in verband met God te brengen. Dat is de derde fase. Een spannend moment, want als er bijvoorbeeld gevraagd wordt: ‘Kunt u wat u zojuist vertelde ook in het geloof verbinden met God en Zijn leiding?’, dan kán daar een prachtig geloofsgesprek uit opbloeien. Het is ook mogelijk dat de ander deze stap niet wil zetten, omdat men zich niet in het hart wil laten kijken. Dat moet gerespecteerd worden. Wel is het mogelijk om te vragen naar de reden daarvan. Er kan ook een kritisch antwoord volgen. De ander voelt zich bijvoorbeeld juist in de steek gelaten door God. De valkuil is dan dat er een intellectuele discussie ontstaat. Het is beter dicht bij de ervaring van de ander te blijven en van hart tot hart met elkaar in gesprek te zijn. Dat betekent overigens niet dat er geen aansporing of een vermaan zou kunnen klinken. Het spiegelen aan het Woord van God is belangrijk, soms kan op grond daarvan opgeroepen worden tot inkeer, tot bewustwording van persoonlijke zonde en gebrokenheid. Het is in dat geval echter de toon die de muziek maakt. De vierde laag is het samen bijbellezen, bidden of soms ook zingen. Daarin luisteren we naar de stem van de goede Herder en wordt het besprokene bij Hem gebracht, waardoor – als een geschenk van de Geest – geloofsverbinding tot stand komt. Het gesprek wordt afgerond door bijvoorbeeld te informeren naar wat het gemeentelid geraakt heeft of de vraag of er iets is opgelicht dat helpend kan zijn op de verdere levensweg.
Wandelen
Nico van der Voet heeft in het artikel ‘Pastorale communicatie. Wandelen op heilige grond’, in de bundel Ontmoeting, deze gelaagdheid verduidelijkt aan de hand van de opbouw van de tempel van Salomo. Die bestond uit drie vertrekken: de voorhof, het heilige en het heilige der heiligen. ‘In een gesprek lopen we over de voorhof van de feiten naar de voorhof van de gevoelens. Vervolgens komen we in het heilige en hebben we het over iemands diepste beweegredenen en gedachten vanuit het geloof. En daarna komen we tot een ontmoeting met God. Dat is het allerheiligste moment in een gesprek.’ Op grond daarvan benadrukt Van der Voet dat het bij het voeren van een pastoraal gesprek erom gaat dat wij meeleven met het gemeentelid wanneer deze feiten vertelt, dat we meevoelen wanneer de laag van de gevoelens wordt aangeraakt, dat we meedenken wanneer het geloofsperspectief ter sprake komt, om in de toegespitste ontmoeting met God mee te bidden. Het huisbezoek benaderen vanuit deze metafoor is inspirerend en kan behulpzaam zijn in de praktijk.
Feedback
Het is mogelijk dat een huisbezoek stroef verliep of dat het in de ontmoeting niet tot een geloofsgesprek kwam. Dan is het goed om te reflecteren op het gesprek door kritisch terug te kijken op de eigen rol en inbreng en daar lering uit te trekken door de vragen: ‘Had het ook anders gekund?’ Het beste is om dit samen met een ander of liefst in het consistorie te doen. Dát is de aangewezen plek om elkaar feedback geven en daar samen van te leren. Mijn indruk is dat dit daar nauwelijks gebeurt. Waarschijnlijk omdat we het lastig vinden ons kwetsbaar op te stellen.
Een andere waarneming is dat mensen in het pastoraat vrij individualistisch te werk gaan. Iedere ouderling of koppel doet huisbezoek op zijn eigen manier. Wij zijn in de christelijke gemeente echter aan elkaar gegeven mede om van elkaars positieve werkwijze en fouten te leren. Laten we elkaar bemoedigen en van eerlijke feedback voorzien. Ook op punten die beter kunnen. Organiseer als consistorie toerustingsavonden om gesprektechnieken te oefenen en om over de inhoud van het pastoraat na te denken. Opdat we dit mooie en zinvolle werk in Gods gemeente met vreugde en vrucht mogen doen.
En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. Toen Hij de menigte zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben. Toen zei Hij tegen Zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt. (Matt.9:35-37)
De historische achtergrond van het huisbezoek
Het huisbezoek zoals wij dat kennen, heeft zijn wortels in het Genève van Calvijn. Het functioneerde daar rondom het avondmaal, had een ambtelijk karakter en kende een tweeledig doel: opzicht en herderlijke zorg in de vorm van ‘omzien naar elkaar’. In de loop van de geschiedenis heeft de nadruk nogal gelegen op het aspect van het opzicht, waardoor gemeenteleden het huisbezoek soms hebben ervaren als geloofsinspectie of geestelijke controle. In onze tijd valt de nadruk vooral op de herderlijke zorg in de vorm van ‘belangeloos omzien naar elkaar’, waarbij de aspecten van bemoediging en vermaning een legitieme plek hebben. Deze vorm van pastoraat is typisch gereformeerd. De Lutherse traditie kent deze vorm van pastoraat niet.
Consistorie en kerkenraad
Het consistorie is de aangewezen plek waar het pastorale bezoekwerk inhoudelijk wordt besproken, waar toerusting plaatsvindt en er gereflecteerd kan worden op de gebrachte bezoeken. Het is een goede gewoonte dat het consistorie aan het einde van het seizoen verslag doet tijdens een kerkenraadsvergadering. Niet om verantwoording af te leggen, maar om te delen wat men gehoord heeft tijdens de huisbezoeken. Welke zorgen leven er in de gemeente en waar is dankbaarheid over? Is het wellicht goed om voor het komende seizoen een bepaald thema op de huisbezoeken aan de orde te stellen, bijvoorbeeld de betrokkenheid bij het heilig avondmaal? Moet op grond van wat op de huisbezoeken aan de orde kwam nagedacht worden over verandering van beleid? Bijvoorbeeld concentratie op het bezoeken van de kern van de gemeente of juist meer aandacht geven aan de rand? Door het gesprek hiervoor binnen de kerkenraad kunnen de pastorale ouderlingen zich gesteund voelen.
Innerlijk verwond
Tijdens het huisbezoek kan blijken dat iemand een innerlijke wond heeft opgelopen in het leven. Bijvoorbeeld door emotionele verwaarlozing in de jeugd. Dan is het zaak – alleen met toestemming van het gemeentelid – hierover in contact te treden met iemand uit de gemeente die toegerust is om met deze problematiek om te gaan en in de gelegenheid is om een traject van mogelijke heling te starten.
Groothuisbezoek
Het is mogelijk de gemeenteleden uit een bepaalde wijk of straat bij elkaar te brengen en zich samen, onder leiding van de wijkouderling, te bezinnen op bijvoorbeeld het gebed of de avondmaalsviering. Het kan zinvol zijn om zo elkaar beter te leren kennen en de onderlinge band te versterken, informatie over te dragen en elkaar te bemoedigen. Een nieuwe wijkouderling kan zo in één seizoen veel van ‘zijn’ gemeenteleden ontmoeten. Wanneer het groothuisbezoek dient als vervanging van alle andere vormen van pastoraat in de wijk, is het te schraal. Als aanvulling op of begin van ander pastoraat kan het een verrijking zijn.
Gespreksvragen
1. Bent u het ermee eens dat het aanbieden van huisbezoek zonder directe aanleiding een traditie is om zuinig op te zijn? Waarom vindt u dat?
2. Hoe kijkt u aan tegen het inschakelen van bezoekzusters bij het huisbezoek?
3. Wat betekent het dat uw kijk op het te bezoeken gemeentelid zowel ‘realistisch’ als ‘hoopvol’ dient te zijn?
4. De innerlijke houding waarmee het gemeentelid benaderd wordt, is ‘mededogen’. Hoe zou u dat nader willen invullen? Hoe wordt deze attitude verdiept?
5. Wat is volgens u de essentie van het huisbezoek?
6. Op welke manier kan de metafoor van de tempel behulpzaam zijn bij het brengen van een huisbezoek?
7. Reflecteert u weleens op het bezoek dat u hebt gebracht? Zo ja, hoe doet u dat?
8. Er wordt een pleidooi gevoerd voor meer samenwerking tussen hen die bezig zijn in het pastorale werk binnen de gemeente. Herkent u dat of vindt u dit niet nodig?
Auteur van deze brochure is ds. H.G. de Graaff, emeritus predikant te Nieuwerbrug aan de Rijn.
Uitgave van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Bijlage bij De Waarheidsvriend, 18 januari 2018
Verder lezen
• Dr. H.C. van der Meulen (red.), Liefdevol oog en open oor. Handboek pastoraat in de christelijke gemeente. Zoetermeer, 2010
• Jan Minderhoud, Luisteren is een kunst. Over het voeren van verschillende gesprekken in het pastoraat. Zoetermeer, 2009
• Aart Peters en Leo Smelt (red.), Ontmoeting. Inspiratie voor pastorale gesprekken. Utrecht, 2017
• Age Romkes en Nico van der Voet (red.), Priesterlijk pastoraat. Een verrijking van de pastorale theologie. Utrecht, 2017
• P. van den Heuvel en H.C. Marchand (red.), Een voortreffelijk werk. Handreiking voor ambtsdragers. Vbk Media, 2000
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2018
De Waarheidsvriend | 1 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 2018
De Waarheidsvriend | 1 Pagina's