Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CONTEXTUEEL PASTORAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CONTEXTUEEL PASTORAAT

Onze ouders en grootouders geven ons ‘legaten’ mee

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘God is een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van degenen die Hem haten,’ zo horen we in de Tien Geboden. Die vergelding tot in het derde en vierde geslacht roept nogal eens vragen op.

Dat is zeker het geval in een individualistische cultuur waarin mensen zelfs denken voor zich te kunnen leven en los van anderen te staan. Werkt, wat onze ouders, groot- en overgrootouders deden dan door in volgende generaties?

VERBONDENHEID

In het contextuele pastoraat staat de dynamische verbondenheid van een mens met verleden, heden en toekomst centraal. De context speelt mee. Pioniers van dit gedachtegoed in de jaren tachtig van de vorige eeuw waren dr. J.N. Meulink-Korf en dr. M.A. van Rhijn. Zij schreven een inleiding in het contextueel pastoraat, De onvermoede derde, eerste druk 2002. Zij maakten het contextuele gedachtegoed vruchtbaar voor pastoraat.

Met context wordt bedoeld het netwerk van relaties waarin elk mens geweven is en de existentiële verbondenheid tussen de generaties, met het oog op zowel de toekomst als het verleden. Wij staan merkbaar op de schouders van de generaties en worden met en door elkaar gevormd. Anders gezegd: wie de conflicten en tegenstellingen van het heden helder wil krijgen, botst altijd weer op onderhuidse vroegere conflicten en in het geheim gekoesterde toekomstverwachtingen. Mensen hebben een geschiedenis en een context. Niet ieder is zich ervan bewust hoe groot de invloed daarvan is op de ervaring van elke dag.

GEZINSGESCHIEDENIS

Wij staan niet op onszelf. Het maakt bijvoorbeeld uit of je als oudste, middelste of jongste geboren werd of als enig kind. En of je een kind bent dat in de schaduw staat van een ander kind uit het gezin. In de namen die je kreeg, klinkt nogal eens wat door. Familienamen werden bewust al of niet doorgegeven. Iemand kreeg de naam van een overleden broertje of zusje. Iemand kreeg misschien een naam mee van een persoon van wie de ouders fan zijn. Ook reageren ouders in de opvoeding van hun kinderen vaak op de opvoeding die zij zelf kregen. Zij willen het anders, liefst beter doen. Meteen voelen de ouders in de opvoeding de grootouders meekijken.

Verder kan in de gezinsgeschiedenis een grote, moeilijke gebeurtenis hebben plaatsgevonden. Daar reageert ieder gezinslid op. Dat moeilijke wordt door ieder gedragen en door wie vooral? Wie ziet dat of heeft dat gezien? Mogelijk ging een broer of zus ‘vaderen’ of ‘moederen’ over een jonger broertje of zusje. We noemen dat laatste een vorm van parentificatie. Dan worden generatielijnen overschreden. Het gaat niet slechts om ouderlijke taken, maar ook om een omkering van rollen. Parentificatie is er in verschillende vormen: als zorgend kind, als kind dat kind moet blijven, als perfect kind of als de zondebok, het zwarte schaap van de familie. Dit reageren als kind op spannende of moeilijke situaties in het gezin werkt door in het verdere leven. Mensen reageren volwassen geworden vaak op dezelfde manier op moeilijke en onverwachte omstandigheden en zijn zich dat vaak niet zomaar bewust.

VIERDE DIMENSIE

Het contextuele gedachtegoed is ontwikkeld door de Hongaars-Amerikaanse psychiater en familietherapeut prof.dr. Iván Böször-ményi-Nagy (1920-2007), meestal kortweg Nagy genoemd, (zie kader op p.15). Het betreft een complex gedachtegoed met veel samenhangende elementen.

Nagy stelde dat de relationele werkelijkheid vanuit vier dimensies gezien kan worden. De eerste drie dimensies vormen het in de hulpverlening gangbare biopsychosociale model. De vierde dimensie voegde Nagy toe. De eerste dimensie betreft de feiten als geslacht, lichamelijke gezondheid, leeftijd, plaats in de kinderrij etc. De tweede dimensie betreft de psychologie. Het gaat hier om individuele belevingen en kenmerken ten aanzien van het psychische. De derde dimensie betreft de structuren, transacties en gedragscodes in families (Zo doen wij Jansens dat!). Hier wordt gekeken naar de patronen die zijn ontstaan en die mogelijk belemmerend werken. De vierde is de relationele ethiek of wel ethische dimensie. Deze dimensie vormt de hoeksteen en het richtpunt van de contextuele benadering. Het gaat hier om de vraag hoe betrokkenen geholpen kunnen worden elkaar recht te doen, hoe betrouwbaarheid versterkt kan worden en een faire balans van geven en ontvangen kan worden bewerkt of hersteld. De woorden ‘fair’ (eerlijk) en ‘due’ (passend) zijn daarin van grote betekenis. Een ander belangrijk begrip in de contextuele benadering is loyaliteit. Dat begrip verwoordt de kracht van verbondenheid in familierelaties. Het is belangrijk mensen niet deloyaal te maken en gespleten loyaliteit te voorkomen. Dat gevaar van gespleten loyaliteit dreigt bijvoorbeeld voor kinderen van gescheiden ouders.

DIALOOG

Nagy heeft zijn theorie uitgewerkt met behulp van de filosofie van Martin Buber. Bij Buber gaat het om de dialoog, de echte ontmoeting met een ander. Zo wil Nagy werken aan de echte ontmoeting tussen verwanten. Een mens kan niet op z’n eentje staan. Wederzijdse erkenning maakt leven mogelijk. Meulink-Korf en Van Rhijn hebben in hun vertaalslag van het contextuele gedachtegoed ook de filosofie van Emmanuel Levinas gebruikt.

Nagy had een juridische achtergrond, zijn vader was rechter. Je vindt dat terug in de terminologie die hij hanteert in zijn theorie. Zo spreekt hij over elkaar recht doen in balansen van geven en ontvangen en over legaten en delegaten en over constructief en destructief recht.

In Nederland is, zoals al aangegeven, de contextuele benadering opgepakt voor pastoraat door de theologen Van Rhijn en Meulink-Korf. Zij zagen onder andere verbinding van het contextuele gedachtegoed met begrippen uit het Oude Testament. Belangrijk in het contextuele is bijvoorbeeld het woord. Dat dingen echt een keer gezegd worden en zijn. Het woord wérkt, wordt daad. Mooi is ook dat het contextuele gedachtegoed pastoraat anders maakt dan psychologische hulp, die zich op de tweede dimensie richt. Zoals aangegeven gaat het bij contextueel pastoraat om de vierde dimensie.

BARMHARTIG

In contextueel pastoraat werd het: ‘Wij staan altijd met anderen aan de hand voor God’. Met behulp van contextueel pastoraat kan heil concreet worden, contact kan worden hersteld en gestolde relaties kunnen in beweging komen. Het is een theorie die de hoop nooit opgeeft en tegelijk barmhartig is. Dat barmhartige klinkt door in het besef dat werken aan herstel van relaties en vertrouwen tijd vraagt en tijd mag krijgen. Het barmhartige speelt ook hierin dat de theorie oog heeft voor passend geven, eenvoudig gezegd: in de juiste verhouding geven. Niet elk geven is passend en niet elk geven kan dus ontvangen worden. Er dient passend gegeven te worden.

En het hoopvolle klinkt onder andere in het feit dat als ergens in een familiesysteem beweging komt, er meer gaat bewegen. Ook wordt oog gevraagd voor de omstandigheden die bij mensen in hun handelen een rol speelden, bijv. de tijd waarin iemand leefde. Contextueel pastoraat probeert altijd de mens in verbinding met diens familie te zien en ten gunste van die verbinding te werken. Dus ook met de verwanten die niet aanwezig zijn of misschien zelfs al gestorven zijn.

Je merkt in de aandacht voor de contextuele benadering meteen een reactie op alle aandacht voor het individu. Mensen gaan weer op zoek naar verbondenheid en gemeenschap.

OPLEIDING

Op diverse plekken in ons land wordt contextuele hulpverlening gedoceerd. Op de Christelijke Hogeschool Ede is een centrum voor contextuele hulpverlening. Ons land kent ook een Stichting Contextueel Pastoraat in Nederland, www.contextueelpastoraat.nl. Deze verzorgt cursussen en een opleiding Contextueel pastoraat voor hbo- en universitair geschoolde pastores. De opleiding duurt anderhalf jaar en staat voor drie maanden voltijds studie.

Zelf volgde ik die opleiding van september 2016 tot maart 2018. Tijdens de opleiding kijk je ook naar je eigen gezin en familie van herkomst en wat daar al of niet is doorgegeven. Een genogram wordt gemaakt en besproken. Een genogram is een getekende stamboom met ten minste drie generaties. Op deze manier weten en voelen de mensen die de opleiding volgen, meteen hoe het werkt. Bijvoorbeeld: kun je ontdekken dat je met verschillende legaten in je leven te maken hebt? Van vader kreeg je bijvoorbeeld uit diens familie mee: Wij kunnen net iets meer dan anderen. Van moeder: Wij gaan in stilte, eenvoud en deemoed onze gang. Hoe verenig je als persoon deze beide legaten? In de opleiding wordt de theorie doorgenomen en in casusbesprekingen gekeken hoe daarmee gemerkt kan worden. In supervisie is aan de orde hoe de eigen context van de pastor doorwerkt in het pastoraal handelen. De opleiding besteedt er ook aandacht aan dat de contextuele visie mede van betekenis is voor het verstaan van en omgaan met kerkelijke en maatschappelijke structuren, conflicten en tegenstellingen.

Ds. M.J. Tekelenburg is predikant van de hervormde gemeente te Reeuwijk


WIE WAS NAGY?

Iván Böszörményi-Nagy werd in 1920 in Boedapest geboren als zoon van liberaal denkende rooms-katholieke ouders. Na een medischpsychiatrische opleiding in Boedapest voltooid te hebben, week hij als enige van zijn familie in 1948 via Oostenrijk uit naar de Verenigde Staten. Daar bleef hij tot aan zijn dood in 2007. Naar eigen zeggen had hij geen relatie met een kerkgenootschap en behoorde hij niet tot enige godsdienstige denominatie. Nagy verliet Hongarije ook met een dosis ervaring in biochemisch onderzoek. Zijn leermeester Kalman Gyarfas stimuleerde hem een andere richting op te gaan. Hij benadrukte het belang van intermenselijke relaties voor psychiatrische patiënten. Nagy vond aansluiting bij een nieuwe manier van behandelen, de zogenaamde therapeutische gemeenschap. Het is de gemeenschap die geneest. Nagy was een van de eersten die ideeën over relaties toespitsten op het werken met gezinnen. Hij verkende het belang en de voorwaarden voor het betrekken van familieleden in de behandeling van een patiënt. De verbindingslijnen tussen meerdere generaties werden verkend en daarmee ontwikkelde zich een nieuwe vorm van familietherapie. Zijn specifieke richting noemde Nagy op den duur contextuele therapie.

Zijn belangrijkste publicaties zijn Invisible loyalties (1973), Between give and take (1986) (dit boek schreef hij met de Joods-religieuze psychotherapeute Barbara Krasner en werd in het Nederlands vertaald) en Foundations of contextual therapy – collected papers (1987).


Volgende week deel 2 van deze tweeluik, over contextueel pastoraat in de praktijk van het gemeentewerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2019

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

CONTEXTUEEL PASTORAAT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2019

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's