Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jacobine Gelderloos
Sporen van God in het dorp. Nieuwe perspectieven voor kerken op het platteland.
Uitg. Boekencentrum, Utrecht; 174 blz.; € 14,99.

Het is een goede gedachte geweest om te komen tot een soort publieksversie van de dissertatie (Meaningful in the Margins, Churches and Quality of Life in the Dutch Countryside) waarop Jacobine Gelderloos in september 2018 promoveerde. Het was de maand waarop in de Protestantse Kerk de dorpskerkenbeweging van start ging, waarop er drie dorpskerkenambassadeurs benoemd werden. De kerk en haar betekenis voor het dorp staat gelukkig in de belangstelling.

Om haar verhaal over de identiteit en toekomst van de dorpskerken in Nederland te illustreren, volgde de auteur vier jaar lang de protestantse gemeenten in het Groningse Schildwolde, Hellum, Overschild en Noordbroek en de protestantse gemeente in het Brabantse Asten en Someren. Als zij het geheel van de Protestantse Kerk wil dienen – zeker nu zij benoemd is tot ‘projectleider dorpskerkenbeweging’ –, is deze keuze echt te smal. Op basis van haar luisteren in deze gemeenten concludeert Gelderloos dat het kerkelijke leven in de dorpen gedomineerd wordt door ‘een onzekere toekomst en organisatorische vragen’, dat kerkdiensten nog maar door ‘een handjevol mensen bezocht worden’, dat de tijd ‘al lang voorbij is dat de gemeente een volledige predikant kon betalen’. Waarom zijn tientallen (!) dorpsgemeenten in onze kerk buiten beeld waar de kerken wekelijks wel vol zitten, waar de kerk in het dorp een factor van betekenis is: Veen in Brabant, Bedum in Groningen, Polsbroek in Utrecht, Scherpenisse in Zeeland, Wilsum in Overijssel, Haaften in Gelderland enz. Heeft zij voor deze gemeenten geen adviezen én kunnen vitale gemeenten als deze geen leermomenten voor andere dorpen aanreiken? De beperkte keuze van de auteur werkt door op elke bladzijde van dit boek, dat een pleidooi is om anders naar dorpskerken te kijken, dat de vraag behandelt hoe de kerk op het dorp zichtbaar kan blijven. Leidende begrippen zijn voor Gelderloos ‘religieus analfabetisme’ (mensen hebben geen idee wat ze van kerken kunnen verwachten) en ‘kerkelijke verlegenheid’. Ze komt uit bij een kerk die de leefbaarheid in het dorp wil vergroten, wat betekent dat de kerk geen ‘religieuze overtuigingen op wil dringen’, maar het ideaal van Gods Koninkrijk dichterbij wil brengen, ‘het visioen van hoe het leven zou moeten zijn’. Omdat mensen vrij willen zijn, hun eigen geloof willen beleven, moet de kerk naar haar mening een open houding hebben, ruimte bieden aan diversiteit. ‘Belangrijker dan elke zondag naar de kerk gaan is een levenshouding van eerlijkheid en openheid’ – alsof hier een tegenstelling in zit.

Kerkdiensten onderscheiden zich volgens Gelderloos van andere bijeenkomsten ‘doordat ze plaatsvinden in de naam van de Eeuwige’. Ze verwoordt dat Christus in de motivatie schuilt die mensen aanspoort om bij te dragen aan een gemeenschapsinitiatief. Dat maakt voor haar de kerk bijzonder: de motivatie vanwaaruit de kerk bijdraagt aan de leefbaarheid van het dorp.

Zeker, de gezindheid van Christus, Die de ander onvoorwaardelijk diende, mag de identiteit van de kerk zijn. Maar, er is meer dan onze houding en drijfveer. De kerk is ‘van de Heere’, de plaats waar Hij met gezag spreekt, met mensen samenkomt, waar gezamenlijk (!) beleden wordt Wie Hij is. De kerk is de werkplaats van de Geest, waar Hij mensen vernieuwt en bindt aan de woorden van God. Hoe kunnen deze noties ontbreken in een studie van iemand die leidinggeeft aan de dorpskerkenbeweging in de Protestantse Kerk? Da’s mijn vraag.

Ondertussen blijft waar wat dr. Gelderloos voorstelt: ‘Het kan geen kwaad om als vast agendapunt tijdens kerkenraadsvergaderingen te bespreken wat er in de diverse dorpen speelt.’

P.J. Vergunst


L.J. van Valen
De Rotssteen van mijn hart. Het leven van John Duncan.
Uitg. Brevier, Kampen; 304 blz.; € 24,99.

Van De Rotssteen van mijn hart, een biografie over John Duncan (1796-1870), verscheen onlangs een tweede druk. ‘Rabbi’ Duncan is een van de merkwaardigste Schotse godgeleerden uit de negentiende eeuw. Hij had een fenomenale talenkennis (hij sprak veertien talen, waaronder vloeiend Hebreeuws) en was enkele jaren hoogleraar aan het ‘New College’ van de Free Church in Edinburgh. Dat Duncan ‘Rabbi’ werd genoemd, heeft te maken met zijn baanbrekend werk onder de Joden in Hongarije en zijn rabbinaal voorkomen. Hij is in ons taalgebied minder bekend dan andere Schotse predikanten zoals Thomas Boston, Ralph en Ebenezer Erskine en Robert Murray McCheyne. Dat heeft onder andere hiermee te maken dat hij weinig pennenvruchten heeft nagelaten.

Hij hield zich met onderwerpen bezig die in de Schotse theologie altijd een belangrijke rol hebben gespeeld, zoals predestinatie, verzoening, verhouding Wet en Evangelie, heilszekerheid en de wijze van genadeverkondiging. Hij verzette zich enerzijds tegen een beperking van de evangeliebeloften voor alle hoorders en een wettische voorstelling van de heilsboodschap, anderzijds legde hij de nadruk op de doodsstaat van de mens en de bevindelijke geloofskennis van het verzoenend werk van Christus. Als student raakte hij in de ban van het rationalisme van David Hume. Door het optreden van César Malan uit Genève werd hij – naar eigen zeggen – bevrijd van socianisme en atheisme. Levenslang worstelt hij met gebrek aan heilszekerheid. In zijn eerste gemeente knagen voortdurend de twijfels over de echtheid van zijn bekering. Is zijn grote verstrooidheid, innerlijke onzekerheid en neerslachtigheid daar debet aan? Of heeft het te maken met zijn filosofische manier van theologiseren? De studenten accepteren zijn chaotische werkwijze, omdat ze hem leren kennen als een professor die met veel diepte en warmte spreekt over de Heere.

Als Schriftgetrouw theoloog bestrijdt hij de opkomende Schriftkritiek en de liberale theologie van zijn dagen. In het voorwoord van de eerste druk van zijn boek (1990) schrijft Van Valen dat het hem niet is gelukt om het leven van de ‘Rabbi’ objectief te volgen, omdat hij Duncans worsteling om tot verzekering van zijn genadestaat te komen, herkent. In het voorwoord van de tweede druk schrijft de auteur dat hij sommige fragmenten nu anders zou formuleren, met meer aandacht voor de historische context van Duncans leven. Toch ziet hij van een andere formulering af. ‘Om geen afbreuk te doen aan het stichtelijk karakter van het verhaal, zijn wijzigingen in de tekst minimaal gebleven.’ Dat is jammer, want het zou de leesbaarheid van de tekst verbeterd hebben. Met deze biografie schetst de auteur ons een portret van een boeiend mens, ‘wiens vlees en hart meer dan eens bezweek in bitt’re smart’, maar die ‘in bange nood’ alleen Jezus Christus en Die gekruist, overhield: de Rotssteen van mijn hart. De enige Rots die blijft staan, in welke branding ook!

M.A. Kuijt, Wijk bij Heusden

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's