Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Henk ten Brinke
Erfzonde? Onvermijdelijkheid en verantwoordelijkheid.
KokBoekencentrum Academic, Utrecht; 409 blz.; € 29,90.

In dit boeiende proefschrift bespreekt Ten Brinke de vraag hoe je als mens verantwoordelijk kunt zijn voor onvermijdelijke zonde. Is het pasgeboren kindje in de wieg verantwoordelijk voor het kwaad in de wereld? Staat het al schuldig voor God, hoewel het zelf nog geen zondige gedachte kent, laat staan zondige daden verricht? Op basis van het leerstuk van de erfzonde (liever: oorsprongszonde) heeft de christelijke kerk dit eeuwenlang geleerd. Maar zijn de bijbelstheologische papieren voor dit leerstuk wel in orde? Zorgvuldig analyseert de auteur de posities van Augustinus, Anselmus van Canterbury en Calvijn. Ook gaat hij in gesprek met Kierkegaard, Niebuhr, Ricoeur en Pannenberg.

In het bijbels-theologische deel van de dissertatie gaat hij in op de eerste hoofdstukken van Genesis, de plaats van collectieve straffen in de Schrift en een aantal sleutelteksten van Paulus. Op basis van dit onderzoek worden er vraagtekens gezet bij wat in de dogmatiek bekend staat als respectievelijk de realistische en de foederalistische fundering van de toerekening van Adams zonde aan zijn nageslacht. Bij de realistische theorie wordt gesteld dat alle mensen werkelijk in Adam aanwezig waren toen deze zondigde. Adam is dan niet alleen een bepaalde historische persoon, maar tegelijkertijd is in hem het hele menselijk geslacht in nuce aanwezig. In oudere preken werd nog wel eens gezegd dat wij zondigden ‘in de lendenen van Adam’.

Vooronderstelling van deze gedachte is dat er werkelijk een ‘menselijke natuur’ bestaat, los van individuele mensen. In de foederalistische theorie staat de gedachte centraal dat Adam ons verbondshoofd is. Hij representeerde ons allen en door zijn val zijn we daarom allen gevallen en schuldig.

Ten Brinke neemt afstand van beide theorieën, omdat hij ze niet bijbels onderbouwd acht. Toch houdt hij vast aan een aantal belangrijke kernen van de klassieke zondeleer. Hij verwoordt dit op p. 349 als volgt: ‘We worden geboren in bezet gebied, en de bezettende macht overheerst ook ons, van binnen uit zelfs: hij gaat in ons “wonen” (Rom.7:17 en 20). Deze macht van de zonde, die aan ons individuele zondigen vooraf gaat, maakt de zonde tot iets universeels (het betreft alle mensen) en iets gemeenschappelijks (er is een solidariteit in de zonde).’ De mens is niet als zondaar geschapen, maar hij is zondaar geworden ten gevolge van de zonde van Adam. De eerste zonde, in het paradijs begaan, was niet onvermijdelijk, maar voor Adams nakomelingen is het wél onvermijdelijk dat ze zondigen. Adam heeft de deur opengezet waardoor de vatbaarheid voor de zonde en de dood hun intrede hebben gedaan voor heel de mensheid na hem. Sinds de val van Adam heeft de zonde een universeel en radicaal karakter onder de mensen. Ze worden weliswaar niet als zondaars en schuldigen geboren, maar als Adamieten zijn ze dusdanig vatbaar voor de zonde dat elk mens schuldig voor God komt te staan vanaf de prille jeugd. Het pasgeboren kind deelt in de gevolgen van de zonde van Adam: het is een sterveling en het is ‘vlees’, dat wil zeggen: niet in staat om de overmacht van de zonde te weerstaan. Vanuit dit inzicht vertrouwen ouders hun kindje in de doop toe aan de hoede van de goede Herder.

Ten Brinke legt een creatief voorstel tot herformulering van de intenties van de erfzondeleer ter tafel. Daarmee doet hij recht aan de innovatieve taak van de dogmaticus. Kritiekloos overnemen van zijn voorstel is evenmin op zijn plaats als klakkeloos afwijzen. Het gesprek is opnieuw geopend en dat is in elk geval de verdienste van deze studie.

J. Hoek, Veenendaal


H.F. Kohlbrugge
De eenvoudige Heidelberger.
Uitg. Den Hertog Houten; 573 blz.; € 44,90.

Wat beweegt een uitgever tot een heruitgave van Kohlbrugge’s catechismuspreken? Ondanks het feit dat (vermoed ik) vele predikanten een exemplaar van De eenvoudige Heidelberger op de plank hebben staan, ben ik bang dat er niet veel (meer) in gelezen wordt. Wanneer we dr. Elizabeth Moltmann-Wendel (een bekend Kohlbrugge-onderzoeker) moeten geloven, zijn de preken van de man uit Elberfeld bovendien tijdgebonden, want gekleurd door de geestelijke, kerkelijke en politieke omstandigheden van de negentiende eeuw. Dr. O. Noordmans refereerde in de eerste helft van de vorige eeuw over de betekenis van Kohlbrugge voor de theologie, maar dat is alweer een hele tijd geleden.

Nu zullen de bezorgers van deze bundel (H. Boele en dr. A. de Reuver) dit ongetwijfeld allemaal weten, en we kunnen deze broeders na het doornemen van deze ‘klassieker’ alleen maar erg dankbaar zijn om het feit dat er opnieuw een mooi verzorgde uitgave verschenen is. Het nieuwe aan deze bundel is namelijk dat de preken taalkundig zijn aangepast én dat er achttien preken zijn toegevoegd. Die bleken namelijk tot nu toe ‘vergeten’ te zijn, maar konden dankzij het raadplegen van bronnenmateriaal worden opgespoord. Het is goed om te bedenken dat Kohlbrugge de gewoonte niet had om systematisch over de Heidelberger te preken, hoewel hij haar hoog waardeerde. ‘Een boekje, klein van omvang, maar rijk van inhoud.’ Vaak gebeurde het dat hij tijdens een preek overschakelde naar de Catechismus.

In deze bundel zijn alleen de ‘echte’ catechismuspreken opgenomen, waarbij we ons moeten realiseren dat het grootste deel van deze preken op stenografische verslagen van de kerkgangers in Elberfeld berust. Wie de preken leest, komt opnieuw onder de indruk van de hoge verwachting die deze ‘onheilige heilige’ (W.A. Hoek) had van het beloftewoord. Gods Woord is een Woord dat macht heeft om te bewerken wat het bewerken wil. Of, zoals Noordmans in april 1925 stelde: Kohlbrugge wenste zijn vrienden graag wat dichter bij God te brengen. Dat gebeurt in deze catechismuspreken dan ook werkelijk. Een wérkelijke Christusprediking beschaamt mensen diep genoeg, was voor mij de les die ik hieruit leerde. Misschien kunnen we afspreken Kohlbrugge weer ter hand te nemen. Het zal ons niet ongezegend laten. En bovendien: een scheut Kohlbrugge zou de prediking vandaag de dag goed doen, dat geldt (lelijk gezegd) ‘links’ én ‘rechts’. Het zal duidelijk zijn dat ik deze bundel in veler handen wens, mét de kanttekening die Karl Barth ten aanzien van Kohlbrugge maakt. In Die protestantische Theologie im 19. Jahrhundert merkt Barth op (wanneer hij Kohlbrugge met Calvijn vergelijkt) dat het gevaar niet denkbeeldig is dat zij die ménen in het spoor van Kohlbrugge te gaan, toch iets van diens denken en theologiseren verloren hebben, namelijk de gehoorzaamheid aan de geboden, de ethiek.

C.H. Hogendoorn, Katwijk aan Zee

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's