Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terug naar het begin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terug naar het begin

Scheppingsordeningen (3, slot)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Nieuwe Testament verbindt het verlossingswerk van Christus nauw met de terugkeer tot de oorspronkelijke bedoelingen van God bij de schepping. Dat zien we onder andere in Mattheüs 19, een van de bijbelgedeelten waarin een beroep op de scheppingsorde wordt gedaan.

Ds. C.H. Hogendoornis predikant van de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee.

In de voorgaande artikelen kwamen diverse dogmatici aan het woord. Uiteraard dient ons theologisch nadenken zich vanzelfsprekend voortdurend te toetsen aan het Woord van God. De relatie tussen dogmatiek en bijbelwetenschap is echter niet altijd zonder spanning geweest. We houden vast dat een dogmaticus in de eerste plaats een goede exegeet zal moeten zijn.

Nu richten we ons op die bijbelteksten die in de discussies over de scheppingsorde aan de orde zijn.

Daarin moeten we ons uiteraard sterk beperken en we concentreren ons daarom op die schriftgedeelten waarin een al dan niet expliciete verwijzing naar de schepping voorkomt.

Wanneer de toegepaste ethiek voor ons geen bijkomstigheid is, dienen we hier een eerbiedige luisterhouding aan te nemen. Onze drang om over het Woord van God te heersen is sinds de Verlichting immers niet minder, eerder méér geworden – zelfs, wanneer we door Gods genade niet worden vastgehouden, onbeheersbaar.

Het huwelijk

In Mattheüs 19 grijpt de Heere Jezus expliciet terug op de schepping in een door de Farizeeën uitgelokt twistgesprek (19:3). Mag een man van zijn vrouw scheiden? We gaan voorbij aan de echtscheidingsgronden die men in de Joodse traditie ‘uitgevonden’ had; er was voor wat betreft de vraag om welke reden man en vrouw van elkaar scheiden mochten een rekkelijke en een precieze variant.

De Heere Jezus voert de vraagstellers direct terug naar het paradijs (19:4-6): het huwelijk van man en vrouw is een instelling van God. Wanneer men vervolgens met de scheidbrief van Mozes op de proppen komt (19:7), antwoordt de Heiland dat deze noodmaatregel er is vanwege de hardheid van het hart, maar dat dit ‘van het begin’ niet zo is geweest (19:8).

De uitdrukking ‘van het begin’ (vgl. Jes.48:16; 63:15; Hab.1:12 etc.) geeft een bijzondere autoriteit aan de woorden van de Heere Jezus. Het gaat er dus niet om dat scheiden niet zou mógen, het kan in feite niet.

‘Echtscheiding is niet zozeer ongeoorloofd, maar veelmeer onmogelijk’ (A.A. van Ruler). Wat God bijeenbrengt, kan door een mens niet gescheiden worden. Uiteraard zien we niet voorbij aan de soms grote nood en gebrokenheid die er in het huwelijk kan zijn. We stellen echter vast: het huwelijk is een werk van Gód.

Wanneer we de weergave van dit gesprek bij de evangelist Markus nagaan, valt ons op dat de Heere Jezus op de vraag van de Farizeeën eerst informeert naar wat Mozes gebóden heeft (10:3). Vervolgens verwijzen de Joodse leiders naar wat Mozes tóégestaan heeft. Zo laten zij zich duidelijk in de kaart kijken. Er is immers verschil tussen het nadrukkelijke gebod en de ruimte die vanwege de ongehoorzaamheid en hardheid van het hart gedoogd werd. De Heere Jezus bagatelliseert eventuele moeilijkheden en zorgen in het huwelijk daarmee niet. ‘Hij zegt niet dat ieder huwelijk in de hemel gesloten is, Hij zegt wel dat het huwelijk uit de hemel is.’ (F.F. Bruce)

Onscheidbaar

Duidelijk wordt nu dat de Heere Jezus bedoelt dat zij die Hem toebehoren, worden teruggebracht tot de oorspronkelijke scheppingsorde. Hierin zijn man en vrouw zó verenigd dat hun eenheid onscheidbaar is. Daarbij worden de achterdeurtjes in de wet van Mozes gesloten, omdat in Christus de paradijsdeuren weer open gaan. Dit betreft niet alleen de gemeenschap met God, maar geldt ook de terugkeer als man en vrouw tot de eigen bedoeling die God als Schepper met man en vrouw in het paradijs had. Anders gezegd: het verlossingswerk van Christus wordt nauw verbonden met de terugkeer tot de oorspronkelijke bedoelingen van God bij de schepping. Deze constatering lijkt me zeer belangrijk. De Heere Jezus is niet gekomen om de zonde van de zondaars te bevestigen, maar juist om de zondaars weer heel te maken (Heiland!) door hen uit de zonde weg te leiden.


Het vinden van de verlorenen betekent hen in de gemeenschap van de verlosten brengen


De Amerikaanse nieuwtestamenticus Robert A.J. Gagnon maakt in dit verband de treffende opmerking dat Jezus’ hogere ethische standaard altijd samengaat met een ijverig zoeken naar de verloren schapen van Israël, omdat Hij de verloren schapen een plaats wil geven in de gemeenschap van de verlosten. De aanduiding ‘verlorenen’ houdt een tekortkoming in het morele karakter in, een afdwalen van het pad van de gerechtigheid. Het vinden van de verlorenen betekent hen in de gemeenschap van de verlosten brengen; een gemeenschap die erdoor gekenmerkt wordt dat de leden ervan zich op een geheiligde manier gedragen.

Gerechtigheid kan dus niet worden opgeofferd aan de liefde. Andersom ook niet. Op dit punt hebben zowel liberale als conservatieve christenen zich te bekeren.

Man-vrouwverhouding

In 1 Korinthe 11 gaat Paulus in op de verhouding tussen man en vrouw. Ook hier zien we af van een uitgebreide uitleg waarom de apostel deze kwestie nu juist in Korinthe aan de orde stelt, maar wijzen we erop dat hij de gemeente wijst op een duidelijke orde die God aanbrengt: God is het hoofd van Christus, Christus is het Hoofd van de man en de man is het hoofd van de vrouw. Over het begrip ‘hoofd’ is binnen de uitleg van het Nieuwe Testament veelvuldig gediscussieerd, vast staat dat Paulus hier (en ook op andere plaatsen) met hoofd het gezag bedoelt.

In vers 8 grijpt de apostel terug op de schepping als hij stelt dat de man het eerst geschapen is, daarna de vrouw. Dat Paulus onmogelijk kan suggereren dat het hoofd-zijn van de man een onbegrensde macht over de vrouw betekent, maakt zijn verwijzing naar het hoofd-zijn van Christus over de man duidelijk. In Efeze 5 vult hij dat nog verder in door de mannen op het voorbeeld van Christus’ zelfverloochenende liefde te wijzen (5:25). Er is geen sprake van een egoïstisch heersen van de man over de vrouw, integendeel, de man wordt door Gods genade geroepen om Christus’ voorbeeld na te volgen in een onzelfzuchtige liefde tot zijn vrouw.

Paulus houdt vast aan de orde uit de schepping, terwijl hij die tegelijkertijd invult vanuit het verlossingswerk van de Heere Jezus. Het is niet zonder reden dat hier door Paulus een woord gebruikt wordt dat de spontane, zelfopofferende liefde betekent: de liefde van de hoogste orde. We zien hier hoe het Evangelie heiligend en heilzaam ingrijpt op de toenmalige cultuur, waarin men als vanzelfsprekend de algemene onderdanigheid van de vrouw erkende. De filosoof Seneca (4 voor Chr. – 65 na Chr.) stelde dat de man als heerser geboren was en de vrouw geschapen om gehoorzaam te zijn. Hoe anders luidt het Evangelie.

Onderscheiden rol

In 1 Korinthe 14 komt de apostel op Gods ordening in de schepping terug wanneer hij ingaat op de onderscheiden rol die mannen en vrouwen in de gemeentelijke samenkomsten vervullen. In vers 34 noemt hij de wet die de vrouwen beveelt te zwijgen. Paulus kan daarmee doelen op Genesis 3:16, waar God tegen Eva zegt dat vanwege de zonde de man over de vrouw zal heersen; het kan ook verwijzen naar Genesis 2:18, waar de HEERE God Eva tot een hulp van Adam schept. Het is lastig om hierin een keuze te maken, omdat Paulus – geheel tegen zijn gewoonte in – nalaat een bewuste schriftplaats te noemen (vgl. 9:8-9; 14:21), al lijkt de tweede optie meer aannemelijk. Het maakt voor het betoog niet heel veel uit. Het gaat erom dat Paulus vanuit de orde in de schepping een toepassing zoekt voor de plaats van man en vrouw in de christelijke gemeente. Juist in deze gemeente, waar de Geestesgaven ruimschoots functioneerden (1 Kor.14:1-25), dienen zij zich te voegen naar Gods inzetting bij de schepping. Het rijke werk van de Heilige Geest stelt de wet en de orde van God niet buiten werking. Leven door de Geest is de weg van Zijn goede inzettingen gaan.


Het rijke werk van de Heilige Geest stelt de wet en de orde van God niet buiten werking


Opvallend is dat de toon van Paulus in dit gedeelte scherp is (vgl. de verzen 35-37), haast streng.

Kennelijk staat er veel op het spel wanneer we nota bene met een beroep op de Heilige Geest de orde van God terzijde stellen.

Niet tijdgebonden

We wijzen ten slotte op 1 Timotheüs 2:9-15, waar de apostel verbiedt de vrouwen onderwijs te geven. Hier neemt Paulus opnieuw zijn vertrekpunt in de schepping als hij in vers 13 refereert aan Genesis 1:27: Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. Alhoewel diverse uitleggers geprobeerd hebben Paulus’ onderwijzing krachteloos te maken door te wijzen op de specifieke situatie waarin de gemeente van Efeze zich (waarschijnlijk) bevond – namelijk een bepaalde emancipatiebeweging van en door vrouwen, gevoed door de Artemis-cultus – is er geen enkele reden om aan te nemen dat de apostel hier een situatie- of tijdgebonden toepassing van de Genesistekst geeft. Er is niets wat erop wijst dat deze woorden slechts een tijdelijk of contextueel gezag zouden hebben.

Christus, de wet en de schepping

Het is nuttig om, samenvattend, enkele (voorlopige) opmerkingen te maken over de relatie tussen Christus en de schepping. Wanneer we bovenstaande teksten in hun uitleg de revue laten passeren, valt op dat er een sterke verbinding is tussen het werk van Christus en de schepping.

Dat valt ook te verwachten, omdat de Schrift op meerdere plaatsten deze relatie benadrukt. In de proloog van het Johannesevangelie staat dat alle dingen door het Woord zijn gemaakt. In Hebreeën 1:2 stelt de schrijver dat God de wereld door de Zoon heeft gemaakt. In Efeze 2:9 schrijft Paulus dat God alle dingen door Jezus Christus heeft geschapen en in Kolossenzen 1:16 dat door Christus alle dingen in de hemel en op de aarde geschapen zijn – en door of vanwege Hem bestaan.

In de wijsheidsliteratuur van het Oude Testament wordt duidelijk dat Gods wet en de scheppingsorde nauw aan elkaar verbonden zijn. De Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) verbindt Gods wet, Zijn wijsheid en Zijn ordeningen nauw met elkaar. We kunnen hierop niet uitvoerig ingaan, hier ligt wel het nodige (en achterstallige) huiswerk in het nadenken over de scheppingsorde.

In de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel belijden we dat ‘alle dingen door Hem (dat is Christus) zijn gemaakt’.

Wat heeft dat ons te zeggen? Ik zou voorzichtig deze lijn willen schetsen. In Creation and Christology maakt Masanobu Endo duidelijk dat Johannes in zijn proloog de Joodse wijsheidstraditie verbindt met de komst en het werk van de Heere Jezus. Die relatie werd uiteraard al eerder door nieuwtestamentici opgemerkt, maar wordt door de Japanse nieuwtestamenticus op verhelderende en overtuigende wijze uiteengezet en beargumenteerd.

De Heere Jezus Zelf en de apostel Paulus waren zich van deze samenhang bewust (Matt.23:34; Luk.11:49). We kunnen spreken van een Wijsheid-Christologie in het Nieuwe Testament (R.M. Allen). De Heere Jezus vervult de wet van Zijn Vader, in Hem komt de ware bedoeling van de schepping aan het licht, én – zo hebben we gezien – Hij voert de gelovigen heilzaam terug in de door God geschapen orde.

Schepping en verlossing worden in Christus nauw verbonden.

Daarom kunnen we niet zeggen dat het grote toekomstperspectief de scheppingsorde buitenspel zet; ofwel: dat vanwege de nieuwe toekomst in Christus de scheppingsordeningen gerelativeerd zouden mogen worden. Het tegendeel is waar. Christus als het vleesgeworden Woord vervult (ook) de door Hem geschapen scheppingsordeningen, voor ons en in ons (Ef.2:10).

Ik zou het zo willen zeggen: juist in de school van Christus kan een beroep worden gedaan op de schepping. Er is, zo stelde dr. W. Schrage in zijn Ethik des Neuen Testaments, een onlosmakelijk verband tussen de eschatologie en de ethiek. Hij stelde verder dat de vermaningen bij Paulus niet alleen een actuele (voor toen), maar ook een blijvende betekenis (voor nu) hebben, een punt dat zelfs Kuitert hem toe moest geven.

Nieuwe gehoorzaamheid

Schepping en herschepping kunnen niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Meer nog: in de herschepping zal recht worden gedaan aan de primaire orde die we in de schepping aantreffen. We kunnen dat scheppingsordeningen noemen. Wanneer we beducht zijn voor de negatieve lading die dit begrip in de geschiedenis (soms terecht) gekregen heeft, kunnen we ook wel spreken van basisstructuren, die we vanuit de gemeenschap met Christus des te beter leren kennen. Zo is er ook geen tegenstelling tussen wet en Evangelie. Het is veelbetekenend dat het Nieuwe Testament spreekt over de wet van Christus (Gal.6:2), het nieuwe gebod (Joh.13:34) en de leer van Christus (2 Joh.:9).

De behandeling van de Tien Geboden vindt bij Calvijn plaats tijdens de bespreking van de kennis van Christus de Verlosser, een magistrale, maar vooral bijbelse greep. Het begrip ‘nieuwe gehoorzaamheid’ (doopformulier) is een prachtige omschrijving van de manier waarop het leven dat valt onder het gebod der genade gestalte krijgt, in en door Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Terug naar het begin

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 2019

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's