Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De klacht van het ware Sion (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De klacht van het ware Sion (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Klaagliederen 3 : 39

Gelijk er tweeërlei soort van mensen zijn, rechtvaardigen en goddelozen, die beide in vele opzichten zeer veel van elkander verschillen, zo zijn zij ook onderscheiden in het stuk van droefheid. Immers, daar is een droefheid naar God en een droefheid der wereld. De droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld de dood. De droefheid der wereld gaat niet over de zonde als zonde, maar wel over de gevolgen derzelve, gelijk bij Ezau en Kain. Als de Heere met Zijn gerichten op aarde is, als Hij de inwoners der aarde slaat met de roede Zijner verbolgenheid, dan huilen de kinderen der wereld niet daarover, dat hun zonden oorzaak zijn, maar veeleer over het gemis van tijdelijke goederen en de wellusten des levens. Ziet het in Griekenland, waar de Heere zulke aardbevingen gezonden heeft. Helaas is er stem noch opmerking over de zonde. Gaat het na in ons eigen vaderland, toen de watersnood zulke verwoestingen teweegbracht. Men ziet helaas geen bukken voor de Heere. Integendeel, de verharding des harten openbaart zich meer en meer. Hoe droevig in Gods kerk vanwege de scheuringen. Wel nog een klagen over de verbreking, doch niet over de oorzaak er van, namelijk de zonde.

Dat is een gehuil, dat de Heere een gruwel is; dat is niet meer dan een brommen gelijk de beren als zij hongerig zijn of van jongen beroofd. Zulk een gehuil en jammer werkt de dood. Ziet het eens bij Ezau, die zich daarmee troostte, dat hij zocht zijn broeder Jacob te doden. Zo is het ook in tijden, dat Gods gerichten op aarde zijn. Als ze onverwachts uitbreken, dan is er een groot gehuil bij de kinderen der wereld, maar het is ras voorbijgaande.

Het heeft geen wortel. Men weet zich alras te troosten; en wat gisteren nog vrees aanjoeg. daar lacht en spot men heden mede. Men troost zich in een overgeven aan nog meer ijdelheid en vermaak, de boze dag verre stellende. De rechtvaardigen daarentegen zijn bedroefd over de zonde zelf als de rampzalige oorzaak van de verdelgende en wraakoefenende gerichten Gods. Hun droefheid is gelijk het kirren der duiven. Zij kermen gelijk de duiven der dalen, een ieder om zijn ongerechtigheid, gelijk eens Petrus. Het was ook Davids droefheid, toen de Heere met Zijn verdelgend zwaard over Jeruzalem kwam, dan zegt hij: Zie, ik heb gezondigd, ik heb onrecht gedaan, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en mijns vaders huis. Zie, mijn lezer, als deze droefheid ons aangedaan heeft, dan zoekt men geen verschoning meer van zichzelf; dan vinden wij de gerichten Gods niet eerst bij anderen, maar bij onszelf. Dan worden wij persoonlijk de man. Een droefheid, die dan veroorzaakt een verbreking des harten en een losmaken van de knopen der ongerechtigheid, welke die vrucht afwerpt van een hartelijk wederkeren tot de Heere, welke niet gepaard gaat met ijdele klacht, maar met een levende klacht. Een klagen over onze zonden. Dat treft men aan in de woorden onzer overdenking. Daartoe wekt de profeet Jeremia op in zijn Klaagliederen, als hij zegt: Wat klaagt een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden.

De profeet Jeremia heeft deze klaagzangen geschreven toen het met Juda en Jeruzalem zeer droevig gesteld was. Stad en tempel waren verwoest door de Chaldeën. Juda en Jeruzalem naar Babel gevoerd in harde ballingschap. Het doel en oogmerk van deze klaagzangen was, om Juda tot inkeer te bewegen, tot een rechte gestalte, uit een levende beschouwing van de zonden en een bitter gevoel hunner ellende, om de Heere en Zijn weg te billijken, de roede te kussen, zichzelf schuldig te kennen en alzo met waar berouw en droefenis over de zonde weder te keren tot de Heere. Bijzonder was het om 's Heeren arme kinderen te be­moedigen, dat zij hun hoop niet verder zouden wegwerpen, maar zouden wachten en uitzien naar het heil des Heeren, volgens de profeet Micha: Ik zal wachten op de God mijns heils. Ten derde is het doel om het ganse nageslacht, en dus ook ons, als in een spiegel te waarschuwen van niet in dezelfde zonde te vallen, opdat wij aan haar plagen geen gemeenschap krijgen. Tot aan vers 20 handelt de profeet over zijn en des volks ellende, waarin het was gekomen. Hij overweegt daarna des Heeren barmhartigheid en genadige goedertierenheid, die in Zijn toorn nog uitblinkt, alsmede Zijn rechtvaardigheid in al Zijn wegen. Zijn getrouwheid en albesturende voorzienigheid, opdat alzo zijn en des volks hart daaronder zou worden vernederd en zij in ootmoedig geloof te hunner verlossing op de Heere zouden hopen. En hierop stelt de profeet zichzelf en het volk voor ogen hun zonden en zware overtredingen, als de ware, verdienende oorzaak van al wat hun overkwam, met aanwijzing hoe zij zich in de dag der benauwdheid hadden te gedragen, zeggende: Wat klaagt dan een levend mens? Ernstige woorden, mijn lezer en medereiziger naar de eeuwigheid, wel waardig in deze drukkende tijden overwogen te worden. Hadden ze eens indruk op ons, opdat wij eens tot de ware oorzaak van onze ellende mochten worden opgeleid en over dezelve mochten leren treuren.

De profeet spreekt van een levend mens. En daaronder zou men mogen verstaan een gelovige, omdat de godzaligen in volle nadruk levenden zijn, waar zij van de dood zijn levend gemaakt, uit de duisternis getrokken tot Gods wonderbaar licht. Een voorrecht, wie het te beurt valt, ja in wie' de Heere het werk, het goede werk Zijner genade begint. O, mijn lezer, we hebben zulk een nieuw grondbeginsel van God nodig. Uit ons geen vrucht meer in der eeuwigheid. Van onze akker kan dat niet meer komen. Nogmaals, hoe nodig is het, dat de Heere dat door Zijn lieve Geest werke naar Zijn vrijmachtig welbehagen.

Omdat de godzaligen in tijden van drukkende oordelen ook wel ontijdig en ongelovig klagen en harde gedachten van de Heere koesteren. Maar bijzonder spreekt de profeet hier van het overgebleven Joodse volk, dat nog leefde; dat niet vernield was, niettegenstaande het zwaard des oorlogs, harde ballingschap en zovele ellenden; niettegenstaande hun zonden en Gods strenge gerichten. Daar mocht dat overgebleven deel nog delen in dat grote geluk, dat ze nog waren in het land der levenden, in het heden der genade, waarin Gods lankmoedigheid hen nog spaarde voor het eeuwige verderf, zodat ze daarin nog niet gestort waren. De dood had hen nog niet als een schuldeiser overvallen, dat ze levend ter helle voeren, in tegenstelling van zoveel anderen, die door het zwaard des vijands waren neergeveld en naar de eeuwigheid waren gerukt.

De mogelijkheid om zalig te worden, om het eeuwig verderf te ontvlieden, was hun nog gelaten, om met alle ernst er naar te staan, om met God verzoend te worden en weder te keren tot de Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's

De klacht van het ware Sion (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1953

De Wachter Sions | 4 Pagina's