Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONWARE VOORSTELLING DER ZAKEN (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONWARE VOORSTELLING DER ZAKEN (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het jaarboekje 1956 van de synodale kant heeft,

zoals we al zagen ook beweerd, dat Ds. Dorresteijn zich met zijn gemeente losgemaakt heeft, van het synodaal kerkverband, „onder foorivendsel van een leergeschil in de Gere/. Gemeenten".

De bewering van het jaarboekje, dat er maar een leergeschil voorgewend zou zijn geweest door Ds. Dorresteijn, en er dus geen werkelijk leergeschil aanwezig geweest zou zijn, komt echter in flagrante strijd met de waarheid. We hebben al uit ten treure aangetoond vroeger en later, dat er wel degelijk leergeschil aanwezig was, en dat de scheuring in 1953 hoofdzakelijk ter oorzake daarvan door de Gen. Synode is aangebracht en doorgezet. Maar ook Ds. Kok heeft in no. 14 van de Stem des Woords jrg. 1953 al evenzeer duidehjk genoeg aangewezen, dat er wel degelijk leergeschil was. Zelfs deelt hij daar mede, dat er al voor de Gen. Synode bij hem zijn geweest, die zeiden dat Dr. St. er uit moest, en dat hij daartegen gewaarschuwd had en gezegd, dat ze daar niet goed mede zouden zijn, maar dat de weg was om hem van zijn „dwahng" terug te brengen. Men ziet dus, dat Ds. Kok heel goed wist waar het om ging. Dat ook hij heel goed wist van bestaand leergeschil, al beschuldigt hij dan Dr. St. ten onrechte van dwaling in de leer. fin in het volgende nummer, no. 15, gispt hij, dat men van de synodale kant de voorstelling gaf: „Dr. St. is wat eenzijdig, daar is in zijn beschouwingen en opvattingen een zeker gebrek, meer niet. Welk gebrek hem aankleeft is niet gezegd, en dan is dat verdachtmaking (curs. v. mij St.). „Ds. Kok spreekt hier dus uit, dat de bewering, dat Dr. St. eenzijdig was, verdachtmaking was, zodat de grond van zijn afzetting als docent dan dus verdachtmaking was, volgens dit oordeel van Ds. Kok. En niet zag Ds. Kok dat zo liggen, maar ook in de boezem van de synodale gemeenten, waren er velen, die goed genoeg inzagen, dat de Synode zich door een complot had laten leiden en daardoor tot haar diepzondige handelingen en besluiten had laten brengen. Ds. Dorresteijn behoorde met zijn kerkeraad tot hen. Een waardig protest volgde, welk stuk we hier met volle toestemming van Ds. Dorresteyn laten volgen met de nadere toehchting er bij. Het werd al spoedig na de scheuring aan de Classis toegezonden. Het is dit.

1. De Kerkeraad van Opheusden brengt ter kennis van de Classis Utrecht, dat hij zich ernstig bezwaard acht over de wijze, waarop het besluit van de Generale Synode ten opzichte van het ontslag van Dr. Steenblok tot stand gekomen is. Hij betwist de wenselijkheid of noodzakelijkheid niet van dit besluit, maar betreurt het, dat dit ontslag niet op waardiger wijze tot stand gekomen is. Naar zijn vaste overtuiging zouden de ernstige verscheuringen niet die omvang verkregen hebben, wanneer deze zo gewichtvolle zaak op waardiger wijze behandeld was.

2. Dat hij ernstig bezwaard is, dat er naar zijn oordeel geen genoegzame pogingen van de zijde van de Gen. Synode gedaan zijn om die breuk, die geslagen is, te helen, doordat de voorwaarden, die van de zijde van de Gen. Synode aan de terugkeer van deze broeders gesteld zijn, van zodanige aard zijn geweest, dat het deze broeders onmogelijk was, om weder te keren.

3. Dat hij het wenselijk aoht, om verdere verwarring te voorkomen, dat een onderzoek wordt ingesteld naar de aanhangige leergeschillen, daar deze, zoals de laatste tijd in verschillende polemieken gebleken is, er toch inderdaad blijken te zijn.

4. Dat het wenselijk is, dat er nog pogingen worden aangewend, om tot een gezonde oplossing van de kwesties te geraken, en dat het daartoe noodzakelijk, dat in de eerste plaats de verschrikkelijke onderlinge verdachtmakingen worden achterwege gelaten.

5. Dat de Kerkeraad wenst, dat de Classis Utrecht over deze zaken haar oordeel veile en deze doorzendt naar de Particuhere Synode van het Oosten, welke Part. Synode naar het oordeel van de Kerkeraad in vervroegde zitting zou moeten worden samengeroepen.

Dat stuk was opgesteld^ door een leraar, die nog steeds aan de zijde vanjhet synodaal verband staat. Het was opgesteld in samenwerking en onder goedkeuring van vijf leraren, die toen nog allen binnen het verband der synodale gemeenten waren.

Al deze leraren hebben dus toen ook al erkend, dat er wel degelijk leergeschil in 1953 voor en tijdens de Gen. Synode aanwezig was.

En nu, tegenover al deze getuigenissen, niet alleen van ons en van onze leraren en gemeenten, maar ook van Ds. Kok en van een vijftal leraren, die in 1953 na de scheuring zich nog saamverbonden gevoelden met de Synodale gemeenten - ^ tegenover al deze getuigenissen, gaat de Saambinder en zo ook het jaarboekje maar klakkeloos in en tracht de mensen wijs te maken, dat er geen werkelijk leergeschil aanwezig was. Ds. Dorresteyn met zijn kerkeraad zou het alles maar voorwenden. Maar wat is dat toch anders als een onware voorstelling van zaken geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's

ONWARE VOORSTELLING DER ZAKEN (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's