Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit MESECH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit MESECH

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan mijn gehefde Vriend in de landstreek der Jordaan.

Geliefde Vriend!

De Heere geve ons onder het schrijven genadig wat te ondervinden van hetgeen dat thans de stof van onge overdenking zal zijn. We lezen in vers 129 en 130 van Psalm 119: Uwe getuigenissen zijn wonderbaar; daarom bewaart ze mijne ziel. De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende. Omdat Gods getuigenissen wonderbaar zijn, zijn er twee dingen aan verbonden. In de eerste plaats zijn die getuigenissen een boek dat verzegeld is met zeven zegelen, zodat het onmogelijk is om met het natuurlijk verstand tot de wonderbare verborgenheden er van door te dringen. Maar als het God ook behaagt Zijn woord te openen, dan is het een kabinet vol geestelijke kostbaarheden. De getuigenissen Gods zijn wonderbaar, omdat ze van Goddelijke en geestelijke zaken zijn vervuld. Alle kennis van God is vrucht van de openbaring Gods. En nu is er een openbaring Gods in de natuur en in de Heihge Schrift. Wat de natuur ons echter niet openbaart, dat openbaart ons de Schrift. God openbaart in de Schrift ons de weg des heils, zoals Hij die naar Zijn oneindige wijsheid heeft geopend in Christus tot de volkomen verheerlijking van al Zijn aanbiddelijke deugden en waar Hij Zijn volk een zaligmakende kennis van geeft. Dat zijn grote verborgenheden, want het menselijk vernuft had die nimmer kunnen uitvinden. Laten we maar even trachten er eenvoudig en verstaan-

baar over te schrijven. Als God na de val het eens aan de mens had voorgesteld om hem nog een mogelijkheid ter verlossing te laten, mits dat de mens die mogelijkheid zelf zou uitvinden en dat op zulk een wijze dat de gerechtigheid Gods toch ten volle gehandhaafd zou worden in het straffen van de zonden en dat tegelijk in die weg de barmhartigheid zich op het allerheerlijkst openbaren zou, mijn vriend, ik geef u de verzekering dat alle milHoenen nakomehngen van Adam zuUc een weg niet hadden kunnen uitvinden. Hoe zou ook de mens met zijn door de zonde verduisterd verstand ooit tot de ontdekking van zulk een verborgenheid kunnen komenf Maar ik ga nog verder. Al zouden ook door de mens alle heiUge engelen, die dus niet gevallen zijn, daarin geraadpleegd zijn geworden, te zamen hadden ze nooit deze weg kunnen uitvinden. Daarom werd het in die turende engelen boven het verzoendeksel ook voorgesteld, dat de engelen zelfs begerig zijn om in die verborgenheid in te blikken.

Neen vriend, het oog der kraai heeft het nimmer kunnen uitvinden en het is ook in het hart des mensen nimmer opgeklommen. O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! hoe ondoorzoekehjk zijn Zijne oordelen, ea onnaspeurlijk Zijne wegen! Want wie heeft de zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? De verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees.

Maar daarom zullen we ook nooit de verborgenheid van die weg des heils kunnen verstaan, zonder de bovennatuurlijke verlichting van Gods Geest. De mens die in de overtuiging van zijn schuld over de wereld gaat, is daar een bewijs van. Hij weet geen weg om verlost te worden; hij kent geen Jezus door Wie hij behouden kan worden. Deze verborgenheid moet hem inwendig ontdekt worden. En als dat gebeurt, zal hij het reeds met David ervaren: Uwe getuigenissen zijn wonderbaar. O, hoe zoet is dat dan toch de ziel, als dat woord geopend wordt en als die opening van dat woord hem hcht geeft en als het dan eens zal gaan gelden: En die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die kome tot Mij. Christus heeft daarvan toch tot Petrus gezegd: Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader Die in de hemelen is. Och vriend, die tijd kent de ziel toch dat dat woord geopend werd en zo wonder zoet voor haar was en dat de Heere ze in haar onwetendheid uit dat woord ging onderwijzen.

Maar David heeft het in zijn leven meer en meer mogen ondervinden dat die getuigenissen wonderbaar zijn en dat de opening van Gods woorden alleen maar licht geeft. Daarom draagt hij dat ook hier in zijn gebed de Heere voor en dat in de begeerte om maar steeds meer uit dat woord te mogen worden onderwezen. Heel de 119e Psalm is toch één gebed en zo getuigt hij hier dan in zijn gebed, dat de getuigenissen des Heeren wonderbaar zijn en dat de opening Zijner woorden alleen maar hcht kan geven. Hoe zeer dat God ook het verstand verlicht kan hebben en hoe ver de ziel ook al in de weg des Heeren zou kunnen onderwezen zijn, het blijft hier altijd maar een kennen ten dele. En in zichzelf wordt de ziel toch steeds blinder en dwazer in 's hemels wegen. Och hoe menigmaal vriend, is dat woord toch voor de ziel gesloten. En omdat men weet dat die getuigenissen wonderbaar zijn, tracht men tot de verborgenheden door te dringen, maar hoe onderwerpelijker dat men tracht te worden, hoe voorwerpelijker dat men wordt. O, zou men dan dikwerf met Achur niet uit moeten roepen, geen mensenverstand te hebben en de wetenschap der heihgen niet gekend? Och vriend, dan moogt ge het van mij wel weten dat ik de Baaispriesters ook al niet buiten me behoef te zoeken, want dan heb ik wat tegen het altaar opgesprongen, zonder dat het me iets mocht baten. Maar dan heeft het de Heere wel eens behaagd om juist door zulke wegen me vatbaar te maken voor de opening van Zijn woorden. En hoe moest ik dan weer getuigen dat Zijn getuigenissen wonderbaar zijn. Ze zijn wonderbaar in haar inhoud, maar ook wonderbaar in haar kracht. Wonderbaar in haar inhoud, want de geleerdste mens kan er niets van begrijpen en de domste mens mag getuigen dat die getuigenissen duidelijk en klaar zijn. Maar wonderbaar zijn die getuigenissen ook in haar kracht, want in de hand des Geestes zijn ze als een tweesnijdend scherp zwaard en zijn ze als prikkelen en nagelen, diep ingeslagen van de meesters der verzamehngen, die gegeven zijn van de enige Herder. Maar ook ontdekt God daarin Zijn wonderlijke leidingen met Zijn volk. O, hoe duister zijn toch die wegen menigmaal voor de ziel! Hoe onbegrijpelijk zijn 's Heeren handehngen! Maar de opening van Zijn woorden geeft licht. Hoe worden dan de duisterste gevallen van het zieleleven uit dat woord opgelost en valt er dan een helder licht over het pad dat men moet betreden. Dan kan' men zijn weg in die van de Bijbelheiligen terugvinden. En wat wordt dat woord dan kostelijk en dierbaar voor de ziel. Ja, dan geeft de opening van die woorden waarlijk licht. En licht heeft de mens maar nodig over zijn weg. Och vriend, waren we toch maar meer om dat hemels onderwijs verlegen. Maar God zal er wel voor zorgen dat Zijn kinderen steeds in wegen komen, in- en uitwendig, dat ze niet meer weten voor- of achteruit te gaan. Zo moeten ze hun bHndheid en dwaasheid in des hemels wegen leren kennen. Maar hoe zoet zal het ze dan zijn als dat woord eens geopend wordt. Dan hebben de Emmaüsgangers gezegd: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg, en als Hij ons de Schriften ^opende? Die er zo door de opening van die woorden een weinig achter gekomen zijn, hoe wonderbaar dat die getuigenissen zijn, zullen toch in al hun duistere zielsgesteldheden het onder biddend opzien tot God tot die getuigenissen wenden in de innerlijke verzuchting om daaruit te mogen worden onderwezen. Daarom zegt David: daarom bewaart ze mijne ziel. Hoe blijkt daaruit, hoe dierbaar dat hem die getuigenissen waren geworden. En dat omdat ze zo wonderbaar waren. Och vriend, dat woord is zo rijk, dat elk woord in dat Woord betekenis heeft. Als het maar geopend wordt, dan zal de ziel het mogen zien. En hoe meer dat dan die waarheid uit gaat puilen, hoe dierbaarder dat dat getuigenis wordt voor de ziel en. hoe meer ze er aan verbonden wordt. Zo zal ze het van harte met de dichter instemmen: Uwe getuigenissen zijn wonderbaar; daarom bewaart ze mijne ziel. Nu vriend, ik moet het er weer bij laten. Ontvang de hartelijke groeten van

Uw liefhebbende vriend in Mesech.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Uit MESECH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1956

De Wachter Sions | 4 Pagina's