ELIA MET DE DOOD BEDREIGD.

En Achab zeide Izébel aan al wat Elia gedaan had, , en allen, die hij ge* dood had, te weten al de profeten met het zwaard. Toen zond Izébel eenen bode tot Elia, om te zeggen: Zoo doien mij de goden en doen zoo daartoe, voorzeker, ik zal mor* gen omtrent deze , tijd uwe ziel stel* len als de ziel van elk hunner.

1 Koningen 19:1*2.

Wat zou het ook een groot voorrecht voor het land zijn als het Vorstenhuis het volk voorging in het betrachten van Gods ge* boden. Gelukkig isi het volk dat zulk een Vorst of Vorstin mag bezitten. Doch wie kan mij zulk een land aanwijzen waar het Vorstenhuis de Heere dient? Op Neder* lands Vorstenhuis behoeven we niet te roe* men. Werp uw blik eens naar de omliggen* de landen, is het daar wel beter? Zo juist las ik in de Courant dat in Schotland een Dominé de uitnodiging om de Koningin te begroeten had geweigerd, op grond dat zij op Zondag de belijders van het Atthe* ïsme had ontvangen. Toen ik het las, kwam bij mij de wens op om die Dominé te wil* len spreken. Zou, dat nog iemand zijn die genade bezit en met de Godsvrees vervuld is? Als dat waar is, zou ik met zulkleraa.r wel in correspondentie willen staan. Dan mag het onbeleefd schijnen van die leraar om zijn Vorstin niet te willen begroeten, maar het is dan toch een zeer sterk protest tegen het schenden van de dag des Heeren. Overal waar we rond blikken ziet het er donker uit, wat betreft de Vorstelijke per* sonen en' die als staatshoofden regeren. Hier en daar is nog wel een Godsdienstig tintje waar te nemen, maar om Gods geboden be* kommert men zich niet. Vermoedelijk zal die Schotse Dominé wel niet veel bijval hebben. Mogelijk zal hij wel een storm van verontwaardiging ontvangen. Wie weet, zal men hem' ook uitwerpen uit de Syna* goge? Of uitmaken voor een beroerder des lands? Misschien wordt hij ook wel met de dood bedreigd door de een of ander die een voorstander is van de verdraagzaamheid. Men moet niet denken dat het leven van Gods kinderen en getrouwe dienstknechten nu niet meer bedreigd worden. Nog niet zo lang geleden werd mij gezegd, van ie* mand gehoord te hebben: Als ik wist dat ik maar vijf jaar gevangenisstraf kreeg, dan schoot ik die vent dood. (Met die vent be* doelde hij een leraar).

We keren terug tot Elia. Daar hebben we het over in onze tekstverzen. Toch staat het leven van Elia niet voor niets opgete* kend. Het staat tot lering voor ons allen. De een tot lering dat al Gods getrouwe knechten altijd versmading hebben tewach* ten. Aan de andere kant tot lering om toch Gods kqjpchten en kinderen niet te verwer* pen, maar te* waarderen en op hun woor* den acht te geven. De Heere heeft meer< « dere malen in de hoogste nood op het ge* bed van zijn kinderen en knechten uitkomst gegeven. Zo was het toch ook bij Elia. We lezen in onze tekstverzen: En Achab zeide Izébel aan, al wat Elia gedaan had. Zou Izébel er van geweten hebben dat haar man met al de Baaisprofeten naar de Kar* mei zijn gegaan? Zou ze geweten hebben wat daar stond te gebeuren? Zou ze het geweten hebben dat het die dag ging om een openbaring wie er God was. Baal of de Heere? Met zekerheid is dat niet te zeggen, het staat in Gods woord niet ver* meld. Als ze het geweten heeft dan zal ze zeker mét spanning hebben uitgezien naar de uitslag. Mogelijk is het dat Achab alles voor haar verborgen heeft gehouden tqt de uitslag. Doch aan de andere kant is he/ geen kleinigheid geweest om dat alles ver* borgen te houden. Niet één der profeten moest opkomen, maar al de profeten moes* ten verschijnen en zeker al de vertegen* woordigers van Israels volk moesten op de Karmel tegenwoordig zijn. Mij dunkt, dat zal toch niet zo makkelijk geweest zijn om dat stil te houden. Welnu, hoe het gewees, t is, Achab heeft Izébel verteld al wat Elia gedaan had. En dan is hij aan het opsoms» men gegaan van het eerst dat hij Elia weer ontmoet heeft. O vrouw, ge moet eens luisteren. Toen ik Elia weer zag, heb ik hem toegeroepen: Zijt gij die beroerder Israels? En weet ge wat Elia daarop zeide? Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gij de ge* boden des Heeren verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. Toen heeft hij mij ge* last al het volk van Israël op de Kanmel te verzamelen en de vierhonderdsen*vijf* tig profeten Baals en de vierhonderd pro* feten van het bos, die van de tafel van Izébel eten. En vrouw, ik kon dat bevel niet nalaten, ik heb al het volk en al de profeten op de Karmel verzameld. Enwe^t ge v/at Elia' toen ging doen? Hij heeft al het volk toegesproken en ze vermaant niqt langer op tweö gedachten te hinken, maar te kiezen, tussen Baal en Jehovah. En wat deed het volk? Zal Izébel dat er niet tus* senin gevraagd hebben?

T.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen