Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BESTAANSGROND DER GEMEENTEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BESTAANSGROND DER GEMEENTEN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zuivere handhaving van de beide sleutelen, zo die van de tucht in de kerk van Christus, als die inzake de zuivere leer, is van zeer groot belang. Daarom wordt er ook zo nadruk op gelegd in de Heid. Catechismus, met name in Zondag 31 en in de N.G.B, in art. 29-32. Het is dan ook een verkeerde voorstelling dat sommigen zeggen, dat de zuiverhouding van de regering en tucht in de kerk Gods naar den Woorde Gods geen onmisbaar kenmerk van de ware kerk zou zijn. Art. 29 N.G.B, noemt de tucht ook uitdrukkelijk als kenmerk van de kerk op. Ze rust ook op het uitdrukkelijk voorschrift van de Koning der Kerk in Matth. 16:19 gegeven. Nu zijm er nog wel, die klagen over de breuken en het ook wel zien liggen, dat het verkeerd is, maar met dat al blijven zitten en dan nog slaan naar om der waarheids wil uitgeworpenen en afgescheidenen van de Herv. Kerk. Men voele echter dat dat klagen over de vele breuken en dat mede blijven leven er onder en dat veroordelen van de genoemde anderen toch niet - met elkander klopt, en het een zondige houding voor de Heere is, die men nog tracht te bedekken en te bemantelen bovendien. Het is een droevig teken dat, het mede-deelhebben aan de zonde, nog niet zo levendig wordt aangevoeld als schuld voor God, welk laatste immers in ware vernedering voor God door genade een breken met de gekende zonde onvermijdelijk medebrengt.

Het vierde punt is of een christen te prijzen is, die willens en wetens door daden de dwalingen goedkeurt.

Ook dit is een heel ernstig bezwaar, dat ingebracht wordt. En het antwoord kan al niet anders zijn dan ontkennend. Willens en wetens door daden de dwalingen goedkeuren, dat is nog al wat! Godloochenaars, Remonstranten, Barthianen, enz. hun gang maar laten gaan en hun dwalingen laten verkondigen, zonder onder censuur en tucht naar den Woorde Gods te zetten; ze Gods Naam laten ontheiligen en onteren, Christus te onttronen. Zijn waarheid te verkrachten. En dat alles willens en wetens laten begaan! Droeve zaken, die als met bloedige tranen niet genoeg beweend kunnen worden. Ds Fr. beroept zich hierbij op 2 Kon. 5:18, het geval van Naaman de Syriƫr, en 2 Cor. 6:14-16, waar we lezen: Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen, want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid? En wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial? of wat deel heeft de gelovige met de ongelovige? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. En vs. 17 laat volgen: Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen.

Men zou zo zeggen, is men al te ver meegevoerd, dat men over dergelijke Schriftwoorden heenleest, of de zin er van vervormt naar het schema van de idee, dat men de kerk nog is, en dat dus deze woorden niet op hen zouden slaan. Daarmede is echter het bezwaar van Ds Fr. niet weggenomen, en blijft men zitten in zijn zondige houding tegenover God en Christus in dezen, en zonder zich voor Hem over te hebben.

Het 5e punt heeft ook al heel wat te zeggen. Zal de Heere met ons optrekken, als wij met open ogen de afgoden willen behouden? 1 Sani. 7:3 en 4, waar de Heere zegt, dat ze de afgoden weg moeten doen en zich van harte zouden bekeren en Hem alleen dienen, dan zou Hij tot hen wederkeren, wat ze ook deden. En in Hos. 14:9, op welk Schriftwoord Ds. Fr. zich ook beroept wordt geleerd, dat de Heere met het hartgrondig wegdoen door Zijn eigen genade van de afgoden wederkeerde tot Zijn erve. Het blijven aanhouden van de afgoden als zovele boelen kan niet gepaard gaan met het behouden van de Heere, of het komen of wederkeren van Hem tot Zijn volk.

Jacob nam de afgoden en oorringen, die gevonden werden in zijn gezin en begroef ze onder de eikenboom bij Sichem, Gen. 35:4, en zuiverde op Gods bevel, zo van de eigenwillige godsdienst (het 2e gebod) als van de afgoderij (het Ie gebod).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1960

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BESTAANSGROND DER GEMEENTEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1960

De Wachter Sions | 4 Pagina's