Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOPENDE EN UITZIENDE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hopende: Steeds weer zien wij in de Openbaring aan Johannes, hoe hem bij al de gezichten die hij kreeg, het laatste oordeel werd getoond. En ook nu

weer in Openbaring 20, eindigt het gezicht dat hem getoond werd in het laatste oordeel. Maar op hetgeen hem nu in dit gezicht getoond werd, zou het laatste oordeel ook dadelijk volgen.

Daar zou nu geen tijd, of althans niet veel tijd meer tussen ligigen. Zo hebben we de vorige keer gehoord, hoe er vuur uit de hemel van God is neergedaald, waardoor de Gog en de Magog zijn verslonden. En nu volgt daarop: En de duivel die hen verleidde, wer»l geworpen in de poel van vuur en sulfer, waar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid.

De duivel zal dus nu weer gebonden worden, maar nu voor goed. Hij zal nu voor goed geworpen worden in de poel van vuur en sulfer. Hij zal nu niet meer kunnen verleiden. Hij zal nu zijn hels werk in de verleiding der mensen voor goed gedaan hebben. Hij heeft z'n rol gespeeld. Nu komt het oordeel voor goed en eeuwig over hem. Hoe vreselijk zal dat oordeel wezen! Vreselijk en rechtvaardig zal het oordeel zijn over degenen die door hem verleid zijn geworden. Wel zijn zij verleid, maar zij hebben ook zichzelf laten verleiden.

Dat zullen zij weten. De mens wordt door de verleiding van satan tot de zonden vervoerd, maar hij bedrijft de zonden zelf moed- en vrijwilig. We zullen satan de schuld niet kunnen geven.

Uitziende: Zo heeft het ons veel te zeggen, als er zo staat, dat de duivel die hen verleidde, geworpen werd in de poel van vuur en sulfer. De zonde geschiedt door de verleiding van satan. Zo is de eerste zonde reeds door de verleiding van satan geschied. Maar de m.ens staat zelf aansprakelijk voor zijn daden. Ongewaarschuwd doet hij de zonden niet. Hij kan satan dus de schuld niet geven. Adam en Eva wisten wat God gezegd had. Eva heeft daar een duidelijke blijk van gegeven in het antwoord dat zij aan de slang gaf. Toch gaf zij gehoor aan. het woord des duivels. Zij stelde daarmee God tot een leugenaar. Dat doet de mens nu gedurig nog, als hij luistert naar de verleidende lokstem des duivels. En hij bedrijft zelf de zonden. We kunnen de schuld voor hetgeen wij doen wel aan de duivel willen geven, maar daar zullen wij voor God niet mee klaar zijn. De duivel verleidt de mens wel, maar de mens laat zich verleiden, en dat niet in onwetendheid van Gods gebod.

Maar dit is wel waar, dat we kimnen geloven, dat waar het oordeel Gods zeer zwaar zal zijn over degenen die zidh hebben laten verleiden, het oordeel niet minder zwaar zal zijn over hem die verleid heeft. De duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en sulfer. Zijn lijden in de hel zal het zwaarste zijn.

Hopende: Hij zal daar het beest en de valse profeet ontmoeten. We lezen zo opmerkelijk: En de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en sulfer, waar het beest en de valse profeet zijn. Dat beest en die valse profeet waren al levend geworpen in de poel des vuurs die met sulfer brandt. We hebben dat gehoord uit het 20e vers van het vorige hoofdstuk. Na hen zijn nu de Gog en de Magog opgestaan. En die Gog en die Magog zijn nu ook geworpen in de poel die van sulfer brandt. En toch lezen we hier nu, dat de duivel is geworpen in de poel van vuiu: en sulfer, waar het beest en de valse profeet zijn. Dat zal toch een ontmoeting wezen!

Uitziende: O vriend, van zulk een ontmoeting krij'gt elke door God overtuigde ziel diepe indrukken. Ik weet nog wel uit de weg van mijn overtuiging, dat het me de haren ten berge deed rijzen, als ik dacht aan degenen die ik in de hel ontmoeten zou. Daar zal men ze ontmoeten, met wie men hier op aarde de zonden heeft bedreven. En wat zal dat een vreselijke ontmoeting wezen! Wat zal dat een vreselijke ontmoeting wezen van ouders en kinderen en andersom. O, als de mens in die overtuiging loopt, dan gaat hij aan dat alles denken. Hij denkt aan zijn familieleden die hem reeds voorgegaan zijn in die plaats der pijniging. En welk een benauwdheid maakt zich van hen meester, als hij eraan denkt, dat hij hen straks daar zal ontmoeten.

Het is alsof hij het al ziet gebeuren, hoe men straks in helse wanhoop en vijandschap op elkander aan zal vliegen in die vreselijke plaats der pijniging. De rijke man begeerde niet voor niets, dat Lazarus nog naar de aarde zou worden gezonden om zijn broeders te waarschuwen, opdat zij in die plaats der pijniging niet zouden komen. Dat begeerde hij niet, omdat hij nog zoveel medelijden met zijn broeders had, want medelijden wordt er in de hel niet meer gevonden. Maar hij wist, dat zijn lijden er door verzwaard zou worden, als zijn broeders daar kwamen.

Hopende: Zo' versta ik die begeerte van de rijke man ook. Och vriend, het is net zoals ge zeigt, dat er in de weg der overtuiging wat van gevoeld wordt hoe vreselijk die ontmoeting in de hel zal zijn. Dat is me ook uit mijn leven niet onbekend. Ik vroeg in mijn kinderlijkheid aan mijn ouders, waar zij dachten dat mijn afgestorven grootouders of andere familieleden zouden wezen. En de schrik sloeg me om het hart, als ik denken moest hoe ik daar ontmoeten zou degenen aan wie ik verwant was door de band des bloeds. Wat krijgt hij er dan toch diepe indrukken van, wat het lijden in de hel zal zijn en van al wat dat lijden zal verzwaren. Er wordt over een poel van vuur en sulfer ge. sproken. Geloof maar, dat God daar de mens doet inblikken. Er is al veel over geredetwist, of hier een stoffelijk vuur of enig ander vuur wordt bedoeld. We behoeven daar echter niet over te redetwisten. De zondaar die gekneld ligt in de banden van de dood, zal wel weten welk vuur hem daar eeuwig zal verteren, zonder er door verteerd te worden. Dat vuur zal pijnlijker en doordringender zijn dan het stoffelijke vuxu-. In dat vuur heeft de Middelaar ook moeten hangen aan het vloekhout des kruises.

Hij heeft moeten klagen: O dood'lijk uur! Wat hitte doet Mij branden. Mijn hart is week, en smelt in d' ingewanden. Als was voor 't vuur.

Maar dat heeft die Middelaar nu willen lijden, om de Zijnen van dat helse vuur voor eeuwig te verlossen. Maar omdat zij met dat helse vuur kennis hebben gemaakt, zullen zij ook weten wat die verlossing zijn zal.

We lezen hier ten laatste nog: En zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. Het zal een vreselijke pijniging zijn en ook een onophoudelijke pijniging, want zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. Die pijnighig zal bestaan in een eeuwig branden in het vuur van Gods ontzaglijke toom en in een eeuwige wroeging in de consciëntie.

Zo hebben we dus dit 10e vers odk even met elkander nagegaan. De volgende week hopen we bij het laatste oordeel wat meer te worden bepaald.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1961

De Wachter Sions | 4 Pagina's

HOPENDE EN UITZIENDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1961

De Wachter Sions | 4 Pagina's