Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ERNSTIGE WAARSCHUWING TEGEN INENTING ALS VOORBEHOED­MIDDEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ERNSTIGE WAARSCHUWING TEGEN INENTING ALS VOORBEHOED­MIDDEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het maaiandblad „De Natuurgeneeswijze", 9e jaargang, noi. 8, 7957 — al eens eerder vermeld in de Wachter van 21 Juni 1963 — schrijft de hoofdredacteur o.m.: „Begin Maart verscheen er een bericht in het duitse medische weekblad, dat 222 kinderen, na pokken-, diphterie-en kinkhoest-vaccinatie, - -aan de verlammende vorm van polio ziek geworden zijn.”

Genoemde maakt er melding van, dat de directeur van het Centraal Laboratorium voor de Volksgezondheid in een der steden in ons land „de moed gehad heeft zijn post te verlaten met de verklaring, dat hij de verantiwoordelijkheid voor verdere inentingen niet kon dragen, nadat hij de oorzakelijke samenhang tussen de koepokinenting en de polio moest toegeven en nadat 43 door hem geënte kinderen aan kinderverlamming en encephalitis waren gestorven.

Verschillende medische autoriteiten kwamen tot hetzelfde resultaat O'.a. Professor Harmsen, de directeur van het hygiënisch instituut te Hamburg, die de samenhang van koepok-inenting en het uitbreken van kinderverlamming bevestigd heeft.

Verder wordt er op gewezen dat het formaldehyde, dat gebruikt wordt om het virus te dooden, aanwezig blijft in de entstof (Salk-vaccin). Maar dat formaldehyde is gevaarlijk. Prof. Muller (Amerika) noemt het een zeer sterk genen-vergift, daarin geheel gelijkend op de invloed van röntgenstralen^ die óók de dragers van de erfelijkheid in het lichaam aantasten. „Maar, zoo eindigt het art., mag men nu deze stof met het vaccin in de bloedbaan inspuiten? De weg van het Salk-vaccin zal blijken te zijn een weg vol klippen en gevaren en ouders dienen zich grondig te bedenken, vóór zij hun kinderen aan de inwerking ervan bloot stellen.”

In „Gesundes Leben", medizinalpolitische Rundschau van Mei 1960, een blad waarin evenals in „De Natuurgeneeswijze" terdege terzake kundigen aan het woord zijn, wordt zoowel voor het Salk-vaccin als het Sabin-vaccin gewaarschuwd. Men beweer­

de wel, zegt dit blad, dat het Salk-vaccin wonderen verricht had, maax Prof. Dr. Kukowka in „Die Heilkunst" (nr. 8, 1957) uitte gegronde twijfel te hebben omtrent de beweringen van de enting-propagandisten. Hij berichtte dat iberoemde polioonderzoekers in verschillende staten van Europa, op een studiereis he'm hadden verzekerd dat zij het zouden afwijzen zichzelf of hun kinderen met Salk-vaccin te laten inenten. Zijn verhandeling droeg de veelzeggende titel: „Tohuwaboihn auf dem Gebiet der Poliomyelitis-Schutzimpfungen". (Tohuwabohn = woest en ledig.)

Men trok er zich ook niets van aan dat een Engelsche commissie van experts in opdracht der regeering vaststelde dat talrijke tegen pokken, diphterie en kinkhoest ingeënte kinderen, paralytische kinderverlamming kregen en wel de meesten in 't ingeente lid.

Tot dezelfde inzichten waren tevoren al talrijke andere eersterangs deskundigen gekomen. Maar ook hun waarschuwingen legde men naast zich neer.

Het blad meldt dat uitvoerig over deze dingen heeft geschreven Dr. Med. Otto Wolff, met assistentie van Dr. Med. zur Linden, in zijn: „Kampf der KinderlMnnung — aber ohne Impfung" (Medizinalpolitischer Verlag, Hilchenbach). Zijn meer natuurlijke methode zonder gevaarlijke inenting zijn door leidinggevende medici overgenomen en hebben haar alzijdige erkenning gevonden.

Het blad wijst er op dat in vele gevallen de Salk-inenting ernstige schade had gebracht, met name de vorming van een Ewing-sarcoom, met gevolg van ontkalking der beenderen en langzame pijnlijke dood.

Het is nog niet vast te stellen, welke verdere nadeelige gevolgen de Salk-inenting zal hebben.

Ds. L.

M.

(WorgLt vervolgd.)

ENKELE UITSPRAKEN uit de oordelen van Afgevaardigden ter Nat. Synode van Dordt, 1618/19, over leringen van Remonstranten, (vervolg).

Van de zijde der professoren, met name van Lubbertus, zijn de volgende uitspraken, die de remonstrantse leer van de afval der heiligen aanwijzen:

1. De volharding is geen gave Gods.

2. De volharding is een conditie (voorwaarde) van tevoren vereist in dege-' nen, die verkoren zouden worden. (De volharding zou zodoende dus zelfs al gaan voor de uitverkiezing).

3. Het staat in de macht van de mens de krachtdadige genade Gods te verhinde^ren en teniet te doen. (Ze kan dus ook niet bijblijven als de mens dat niet wil).

4. De wil des mensen is de enige en natuurlijke oorzaak van de volharding.

5. De ware gelovigen kunnen door elk werk van het vlees geheel en al vervallen, ja, geheel en al afvallen.

6. Ze kunnen zelfs vervallen tot de onvergeeflijke zonde tegen de H. Geest.

7. De leer van de volharding is maar scha­

delijk. De Zuid-Hollandse Afgevaardigden voegen daar nog aan toe:

1. Dat de bewaring Gods conditioneel, (voorwaardelijk) is, want als wij God verloochenen, zal God ons niet bewaren, maar ver van Zich stoten.

2. De wil is de naaste en enige natuxirlijke oorzak van de volharding.

3. Geen waar gelovig en wedergöboren mens kan in dt leven zeker zijn van zijn volharding en zaligheid. Ja, dat het zonder bijzondere openbaring zelfs profijtelijk is aan zijn volharding te twijfelen.

4. Als men de afval der heiligen niet staande houdt, wordt alle roem, voor de mens weggenomen.

5. Het tijdgeloof, of het geloof van hen, die voor een tijd geloven, is het ware, gehele en rechtvaardigmakend geloof, en verschilt in het wezen der zaak niet van het ware geloof, dat tot het einde toe duurt en blij vend is.

Van de Groningers komt daar nog bij:

1. Dat de uitverkorenen tweemaal kunnen wedergeboren worden.

2. Dat de ware gelovigen wel kunnen afvallen ten opzichte van henzelf, maar, niet ten aanzien van het eeuwige besluit Gods, zou maar ijdel en verdicht zijn.

In direct verband met hun leer van het voorgezien geloof in de verkiezing, hun leer van de algemene verzoening door Christus, die van de vrije wil ten aanzien van de verdorvenheid des mensen en bekering tot God, is er ook ten opzichte van de volharding der heiligen helemaal geen zekerheid voor iemand dat hij zalig wordt, vanwege de wankele grond van de vrije wü des mensen. In de stervensure zou iemand nog af kunnen vallen volgens de leer van de afval der heiligen. Het is een leer, die beigint met de mens op de troon te zetten, en er mee eindigt, een leer waarbij begonnen wordt om alle mensen zalig te spreken, en dat Christus voor alle mensen verzoening heeft aangebracht, maar de mens moet het zelf aanpakken en volharden, want het is maar verliesbare genade wat voorgehouden wordt. Alleen door een bijzondere openbaring Gods kan iemand zekerheid krijgen, dat hij nooit meer afvallen zal.

Het is bij de Remonstranten al net precies eender als bij Rome, dat ook al niet anders kan verschaffen dan verliesbare genade, waar dus niets zaligmakends inzit, en men zijn toevlucht nemen moet precies als bij de Remonstranten tot een bijzondere openbaring Gods, als vaste zekerheidsigrond voor de eeuwigheid.

Hoe terecht echter wijzen onze Dordtse Leerregels in Hoofdst. V. art. 5 deze leer als dwaalgevoelen af als ze daar belijden, dat door deze leer der Remonstranten de vaste troost der ware gelovigen in dit leven wordt weggenohien, en de twijfeling der Pausgezinden in de Kerk weder ingevoerd; terwijl de H. Schrift deze zekerheid telkens afleidt, niet uit een bijzondere en buitengewone openbaring, maar uit de eigene merktekenen der kinderen Gods, en uit de zeer standvastige beloften Gods. (Rom. 8:39; 1 Joh. 3:24).

Wei is er een onderscheid tussen de Remonstranten en Rome, dat de Remonstranten niet weten willen van instorting van genadegaven in de wedergeboorte, D.L. III en IV, verwerp, d. dwalingen, art. 6, en Rome wel leert een instorting van genadegaven, in de doop, maar die genadegaven kunnen verloren raken door een doodzonde, en zo zit er dus geen zaligmakende kracht in die instorting van gaven door het Sacrament. En zoi is er noch bij Rome, noch bij de Remonstranten ook maar enige zekerheid over de volharding in de staat der genade, waar alle genadegave bij hen, hetzij dan ingestort, of als macht verleend, niet anders is dan verliesbare genade, de mens dus op zijn eigen werken aangewezen is of op een bijzondere openbaring Gods, zo buiten en tegen de H. Schrift in.

Ook bij de Barthianen is sprake van. een verliesbare genade. Verkorenen kunnen verworpenen worden en gelovigen ongelovigen. Uiteindelijk zou alles een open veelvoud zijn. Dat wil dus zeggen dat er heel geen zekerheid over de uiteindelijke staat van de mens volgens die leer is. Het zou kunnen zijn, dat soanmigen verloren raken voor eeuwig, maar ook, dat er een algemene verlossing is voor alle mensen.

Die leer laat de mens dus ten aanzien van de volharding der heiligen in de mist, als ze niet anders weet te zeggen dan het kan voor eeuwig behouden zijn, maar het kan ook andersi zijn. Ge moet afwachten, maar beginnen te geloven, dat God je verkoren heeft en lieflieeft. Zo is het ook als de „Richtlijnen" zeggen op p. 19: God verwerpt de mens, die Hem verwerpt, zonder daarbij afhankelijk te worden van de negatieve beslissing van de mens." Hier blijft het met die negatieve beslissing ook weer hangen tussen die twee; het kan behouden zijn, of anders.

Maar wat zal de barthiaanse leer in de wortel der zaak toch al anders zijn dan een beschouwende kennis die geen echte geestelijke werkelijkheid in zich heeft? Een voor de eeuwigheid zo bedrieglijk beschouwende leer zonder de ware praktijk der godzaligheid, met haar algemene verzoening, met. de ontkenning o.a. van de Simet der zonde door het verlies van het beeld Gods en dus van de herstelling van dat beeld in de wedergeboorte door instorting van de nieuwe hoedanigheden in de wil, zoals de D.L. III en IV, art. 11-14, tegenover de barthiaanse leer belijden, en wij onverzwakt mede vasthouden; met haar leer ook al van de afval der heiligen, en de vereenzelviging van tijdgeloof en waar zaligmakend geloof, en wat dies al meer zij, en dat dan onder gebruikmaking van rechtzinnige termen met een dwaalzieke inhoud!

De innige verwantschap tussen de oude Remonstranten en de barthiaanse-middenorthodoxie in de Ned. Herv. Kerk wordt toch zeker wel duidehjk genoeg aangewezen door Dr. H. Berkhof, als hij op p. 11 van het al eerder aangehaalde werkje, „De crisis der midden-ortho^ doxie", openlijk zegt: Was de Remonstrantse Broederschap zichzelf gelijk gebleven, dan zou ze nu (midden)-orthodox zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

ERNSTIGE WAARSCHUWING TEGEN INENTING ALS VOORBEHOED­MIDDEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's