Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. vraagt of de tien melaatsen, die door Christus verlost zijn van hun kwaal in

Luk. 17:11-19 genezen zijn als vrucht van Christus' voldoening, dus door Zijn Priesterlijke bediening, of vanwege Zijn Profetiche bediening.

Antwoord: We hebben in onze Vragen over Dogmatiek daar ook beknopt antwoord op gegeven, maar willen er hier nog wat breder op ingaan.

Negen van de tien gereinigde melaatsen zijn alleen verlost van de lichamehjke kwaal en niet tevens van de melaatsheid der ziel, niet van de zonde en de schuld, de oorzaak van de eeuwige honger en kommer. Zo wordt in deze geschiedenis geleerd. En wat in hun verdere leven gebeurd is, weten we niet. En dus oordelend naar deze geschiedenis, kunnen we al niet anders zeggen, dan dat alleen de Samaritaan werkelijk bekeerd is geworden en genezen is van de melaatsheid van zijn ziel. De waarachtige bekering is een dierbare weldaad, door Christus verworven voor Zijn uitverkorenen, en vloeit dus voort uit Zijn Hogepriesterlijke ambtsbediening.

De Samaritaan ontving een dubbele weldaad, zo de geestelijke beweldadiging van de genezing zijner ziel, als te tijdehjke weldaad van ontlediging van de kwaal der melaatsheid. Maar nu die negen, die alleen de tijdelijke weldaad ontvingen, in welke verhouding stonden die nu tot Christus, en waaruit ontvingen die nu die tijdelijke verlossing naar het lichaam?

Zij deelden in het wonder van de lichamelijke genezing. Nu was de gave van wonderen te doen verbonden aan de profetie, reeds in het Oude Testament. Immers, het doen van wonderen diende tot bevestiging van de profetie. Men denke maar aan Elia en Elisa, onder andere profeten, zoals ook de Apostelen er mee waren begiftigd. En zo is het ook bij Christus de grote Profeet en Leeraar.

Want wel waren de drie ambten, Profeet, Priester en Koning laile eigen aan Hem als een en dezelfde Persoon, maar toch waren ze onderling zelf wezenlijk van elkander onderscheiden. En zo hebben de negen melaatse Joodse mannen dus, evenals de Samaritaan, de tijdelijke genezing des hchaams uit Christus profetische bediening ontvangen, waar het doen van wonderen behoorde bij de profetische bediening ter bekrachtiging van de leer en voorzegging. Maar niet tevens uit Zijn Priesterlijke bediening, waar deze de oorzaak van .alle lichaamslijden, de zonde verzoenend en de ziele-ziekte wegnemend van aard is, en alzo met Hem en door Hem met God verenigt, terwijl de negen juist de duidelijke blijken vertoonden, dat ze zelfs niet eens behoefte gevoelden om tot Hem weder te keren en God de ere te geven.

Ook had de gereinigde melaatse, die tot Jezus wederkwam het door Christus voor hem verworven zaligmakend geloof, boven het wondergeloof, en de anderen slechts het ibloot wondergeloof. Het zaligmakend geloof is door Christus Priesterlijke bediening voor de Zijnen verworven. En dus is hun bloot wondergeloof, dat afgescheiden was van het zaligmakende geloof, niet door Christus voor ze verwoirven, kwam het op uit het onherboren natuurlijk hart onder de algemene verlichting des Geestes, die ook verworpenen ten deel valt, voor wie Christus immers niets verworven heeft.

Daarom zeggen ook ter beroemde Dordtse Synode van 1618-1619, de theologen van de Paltz, dat als Christus de verdoemde mensen enige verlichting heeft verkregen, waarom dan ook niet de duivelen, dewijl beiden het helse vuur bereid is, Oord. art. II. 3.

En zeggen de Zwitserse theologen: Wij ontkennen, dat de vrucht van de dood en de opstanding en voorbidding des Heeren zover van elkaar afgescheiden kunnen warden, dat de dood velen, en de opstanding en voorbidding weinigen profijtelijk is. Oord. art. II. 6.

Sterk drukken zich in dit opzicht ook de Groninger Afgevaardigden uit als ze uitspreken, dat als de wereld geen deel heeft aan de voorbidding van Christus, haar dan ook geen enkele weldaad toekomt van de dood van Christus, want deze beide delen van het priesterarn|bt van Christus zijn door een onscheidbare band samengevoegd, Art. II. 2; terwijl de Drentse Afgevaardigden de tijdelijke weldaden kennelijk uitsluiten van de verdiensten van Christus, evenals de uiterlijke roeping. Art. II. 4, 2.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's