Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERSTMEDITATIE DE SPRUIT DER GERECHTIGHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERSTMEDITATIE DE SPRUIT DER GERECHTIGHEID

11 minuten leestijd

In die dagen, en te dier tijd zal Ik David eene Spruit der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. Jeremia 33 : 15.

De adventstijd spoedt weer al naar zijn einde en de Kerstdagen staan weer voor de deur. Het zo heugelijke feit van Jezus komst in de wereld is eenmaal geschiedt in de volheid des tijds, en het ware volk des Heeren mag, als het recht gesteld is daarbinnen, met verheuging terug zien naar die wondervolle geboorte van de Heere Jezus. Maar ook in het O. Testament zag het rechtgeaarde volk Gods met een geheiligd verlangen uit naar die komst. De heilige Godsmannen en de profeten, hebben die komst mogen verkondigen, bezingen en profeteren. En zo ook Jeremia hier in de woorden van de boven staande Schriftplaats.

In die dagen, en te dier tijd, zo mag hij in de Naam des Heeren uitroepen. En dat te midden van al de goddeloosheden in den lande die er toen zo vlak voor de ballingschap onder het volk plaatsgrepen. Hij was toen zelf, toen hij deze woorden den volke voor moest houden in bewaring gesteld, zoals vs. 1 vermeldt, en dus een gevangene, omdat hij de zonden des volks in getrouwheid aanwees, en in des Heeren Naam opriep tot waarachtige bekering tot de Heere. Maar voor de vervulling van deze woorden, zou het volk in de ballingschap moeten komen vanwege de grootheid der zonden en de veelheid der overtredingen, die tot de hemel toe reikten. De Heere zou echter ook daar geen voleinding maken, maar mede trekken in het loutermgsvuur van de ballingschap, en Zijn stem daar laten doorkhnken, wel allereerst als de stem van Zijn gerichten ter ontdekking aan de zonde en schuldigstelhng.

Maar dan ook voor het recht ontdekte overblijfsel naar de verkiezing en genade, de zo dierbare stem van de verlossing, en dat niet maar van een tijdelijke verlossing uit Babels ticheloven, maar van een geestelijke en eeuwige verlossing in de Heere Jezus. En daarom nu ook hier, vanwege de grootheid van de geestelijke beweldadiging, tot tweemaal toe herhaald: In die dagen en te dier tijd, waarmee de profeet voortgaat in aansluiting aan het voorafgaande vers 14 om nadere aankondiging te doen van het bestemde heil. Men zou kunnen vragen, waarom toch dat tot tweemaal toe zakelijk hetzelfde zeggen. Dan is het antwoord, dat dit niet zonder reden geschiedt en iiiaar geen blote herhahng is. Neen, want het is als een gewoonte, met name ook in het O-Testament, om het gewichtvolle van de aan te kondigen zaak, hetzij dan een bedreiging of een belofte, tot uitdrukking te brengen. En bij het laatste de aankondiging van een belofte van verlossing, om het ingezonken, in kommer en smart als in zich weggezonken en schuldverlegen volk op te roepen uit de diepte van hun verlorenheid, waarm het, hopeloos gesteld )n zichzelf neergeslagen Ugt, tot wie de Heere m Christus met grote ontfermingen zal wederkeren ter Zijner eigen gelegene tijd. Gelukkig toch dat recht ontledigde volk, die het maar ^cht uit eigen hand gevallen mag zijn, als de Heere de bestemde tijd Zijner genade eens tot öe ziel laat komen.

En zo drukt hier bij de profeet die dubbele aanwijzing van die gezegende dag en welgelegen stonde uit de volzekere gewisheid van de komst van de Heere Jezus in het vlees in de volheid des tijds.

In die dagen en te dier tijd dan zo zegt de Heere verder, zal Ik David een Spruit doen uitspruiten. Hier spreelst de grote Schepper van de einden der aarde, Die niet moede noch mat wordt. Hier spreekt de geduchte Rechter van levenden en doden. Hier ook de grote Ontfermer der Zijnen in Christus over Zijn weggedreven erve. O in dat éne woordje Ik, in zijn volheid ziende op de Goddelijke Drieeenheid, maar huishoudeUjk betrokken op de Vader als de Ie Persoon, als de grote Zender van Zijn lieve Zoon, zit toch zo alles, wat het recht Goddorstige volk, wat de levende kerk ook heden ten dage, wat de recht bekommerde zondaar van node heeft ter verlossing uit zijn toestand. Ik zal, zegt Hij, en dat zullen zegt, dat deze nieuwe belofte aan de vorige wordt toegevoegd ter versterking daarvan, en dat ze ter bestemder tijd zeker vervuld zal worden. De Heere zal dan als de eeuwig Getrouwe, Die nooit laat varen de werken Zijner Goddelijke handen aan David een Spruit doen uitspruiten. Aan David, de man naar Gods hart, wien de Heere toegezegd had dat zijn stoel vast zou zijn tot hi eeuwigheid, in 2 Sam. 7, 16. Maar in David ook aan de ganse levende kerk Gods. Wel zou het gaan langs een weg van ondergang, opdat het woord vervuld mocht wórden, dat er een rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï zou voortspruiten, en een wortel uit een dorre aarde. En nu hier is het dat de Heere aan David een Spruit zou doen uitspruiten.

Op Gods eigen tijd zal de Spruit in de wereld Komen. Dat zal de welaangename tijd, de dag en het jaar der zaligheid mogen zijn. Het beeld is ontleend aan het leven van de landman, die zaait en poot en plant. En zo zal ook deze Spruit een planting zijn van de hand des Heeren, zoals ook de Heerg Jezus zegt in Matth. 15, 13, dat aUe plant, die Zijn hemelse Vader niet geplant heeft zal uitgeroeid worden. En waar Hij aan David een Spruit zal doen uitspruiten, ziet het op een nazaat van David in zijn koninklijke waardigheid. De beloofde Zone Davids is het over Wie tot Maria gezegd was in Luk. 1, 32 door de engel: Deze zal groot zijn, en de Zoon des AUerhoogsten genaamd worden en God de Heere zal hem de troon zijns vaders David geven. Zoals ook Zacharias Hem mocht zien als de opgaande Zon der gerechtigheid, en Jesaia Hem al aanwees als het Kind, dat geboren zou worden en de Zoon, Die gegeven zou worden, Jes. 9, 5. Als de Spruit wordt de Heere Jezus hier dan aangewezen. Spruit kan Hij genoemd naar Zijn Goddelijk Persoon, door de eeuwige generatie binnen het Goddelijke Wezen, zoals Spreuk. 8, 24 en Ps. 2, 7 genoegzaam aantonen. Spruit is Hij naar Zijn menselijke natuur, zoals Hij als het rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï en als de wortel uit de dorre aarde op zou komen. Spruit en Boom les levens is Hij ook na Zijn lijden en sterven in Zijn gezegende opstanding uit de doden, als het tarwegraan, dat in de aarde valt en sterft en dan weer op waarts komt, zoals ook de Zijnen samen met Hem éne plante zijn in Zijn geboorte, sterven en opstanding. Hier ziet het op Zijn komst in het vlees, ter uitvoering van Zijn eeuwige verordinering en aanstelüng als Hoofd, Borg en Middelaar Zijner duurgekochte kerk en als naderende belofte van Zijn gezegende komst in het vlees. Tegenover de Vader is Hij, als de Spruit der gerechtigheid, de Mindere, afgezonderd tot het werk Zijner Middelaarsbedie­ ning, en gezonden in de wereld van de Vader, in zalige overeenstemming met en volstrekte onderwerping aan Zijn lieve Vader, zoals Hij Zelf ook betuigt: Zie Ik kom om Uwen wil te doen. In de rol des boeks is van Mij geschreven, en Hij ook elders zegt: Mijn Vader is meerder dan Ik. Als God is Hij in niets minder dan de Vader, maar als Middelaar, staande in de menselijke natuur is Hij ook weer de Knecht des Vaders, met name in de staat Zijner vernedering.

Hij zal als de Spruit aan David verwekt worden. De Vader zal Hem aan David doen uitspruiten. Dat wil zeggen niet alleen tot heil van David en diens nakomehngen, want dat was niet het bijzondere hier, maar het wil zeggen, dat Hij naar de menselijke natuur uit het huis en geslacht van David, dat met Zedekia zou eindigen als gans ontaard en vervallen van de troon, als de ware Zone Davids zou komen, om door de Vader wonderlijk daartoe verwekt, de schaduw van de oude dag te brengen tot de zalige werkelijkheid van de nieuwe dag, en het David toegezegde eeuwige Koninkrijk van genade, verlossing en vrede op te richten. Ja, als dat tedere cederen takje ingeplant te worden, om op te wassen tot de hoge en heerlijke cederboom, onder welks schaduw gevogelte van allerlei vleugel zal wonen, Èzech. 17, 22-24.

En de vrucht van Zijn wondere komst in het vlees, zal zijn dat Hij recht en gerechtigheid op aarde zal doen. Recht en gerechtigheid was er geweest op aarde voor de val in de staat der rechtheid. Geschapen naar Gods beeld, met gerechtigheid als ingeschapen trek in het biimenste stond de mens ook recht tegenover God, beantwoordde hij ook geheel aan de staat waarin God hem gesteld had. Door de droeve val en de bondsbreük, geslagen in het paradijs, is Adam met zijn ganse nageslacht uit die heerlijke staat weggevallen in een diepe staat van onrecht en ongerechtigheid, van goddeloosheid en boosheid, brengt zijn hart en mond ja zijn ganse bestaan slechts verkeerdheid en vijandschap op tegen zijn hem nog zo lankmoedig • verdragende liefdevolle Schepper, en draagt hij van nature daartegenover de dood maar vruchten, vruchten dodelijk van aard, dodelijk van oorsprong, en dodelijk ook van uitwerking; is hij van de baarmoeder aan al niet anders dan een overtreder van al de geboden Gods en een schender van al de heiüge deugden Gods. Daartegenover heeft nu de Heere Jezus als de 2e Adam, de grote Plaatsbekleder van de Zijnen alle gerechtigheid in Zichzelf. Als God heeft Hij de Gerechtigheid als wezenlijke eigenschap in Zich, waaruit Zijn recht als Middelaar weer voortvloeit. Als Middelaar heeft Hij ook naar de menselijke natuur in Zijn Persoon, het recht, krachtens Zijn eeuwige verordinering om ter verheerlijking van de door de zonde ontluisterde deugden van Zijn lieve Vader te komen naar deze gevloekte wereld, en de Zijnen plaatsbekledend te verlossen van al hun ongerechtigheden. Als schuldovernemende en betalende Borg en Middelaar had Hij naar de menselijke natuur ook het volmaakte beeld Gods, en daarmede ook de aangeboren gerechtigheid als trek er van in Zich, was Hij de heilige Gods, zonder erüge vlek of rimpel.

Zo zou de Heere Jezus komen om het geschonden recht des Vaders te bevredigen en de ontluisterde deugden Gods op te luisteren, en in de weg van lijden en sterven de vloek Gods voor de Zijnen van de aarde weg te nemen. En zo is Hij ook gekomen vol van ge-

nade en waarheid. Zijn aangeboren gerechtigheid bedekt nu door Zijn gezegende menswording de aangeboren ongerechtigheid der Zijnen, de erfzonde, waarin ze ontvangen en geboren zijn, en waarnaar ze allen van nature kinderen des toorns zijn. De Heere Jezus is zo van Zichzelf oneindig rijk zijnde arm willen geboren worden, opdat de Zijnen, van nature toch zo doodarm, onschatbaar rijk zouden worden in Hem door Zijn duur verworven en aangebrachte gerechtigheid. En zoals de spniit in het rijk der natuur aanvankelijk gering is, zo zou ook de Heere Jezus als een teder kind ter wereld komen, maar de gerechtigheid voortbrengen als het Ucht, en zou Hij het recht, het Goddelijk recht verhogen en in de weg der gerechtigheid de Zijnen weder tot God brengen. Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. Op de aarde was het grote onrecht begonnen, op de aarde zou ook het recht Gods hersteld en de ontluisterde deugden Gods weer opgeluisterd worden, door de Heere Jezus, als Zions dierbare gezalfde Koning. Hij zou in de weg van recht en gerechtigheid het rijk van satan te gronde richten, het rijk van de opstand tegen God de wettige Opperheer. De duivel met zijn ganse aanhang heeft het echter al verloren in de moederbelofte en in de gezegende komst van de Heere Jezus in het vlees, en zal het straks voor eeuwig verliezen in de grote oordeelsdag der toekomst. Zo zal ook de mens het altijd weer moeten verliezen tegen de Heere, hetzij rampzalig voor eeuwig, of ter zaligheid. Gelukkig nu de ziel, die het door Gods souvereine genade eens recht tegen de Heere krijgt te verliezen om in en door Christus het te winnen, zodat in het verlies de gezegende winst gelegen mag zijn.

Zo moge de Heere op de Kerstdagen de gezegende komst van de Heere Jezus naar de aarde in de volheid des tijds, nog voor velen ten zegen stellen. Velen houden de Kerstdagen voor dagen van vermaak en doorbrengen in ijdelheid en zondedienst, maar de Heere mocht geven, dat het Kindeke Jezus in het hart geboren mocht worden in geest en waarheid. Ja, Hij mocht geven, dat deze Spruite mocht toenemen en al meer gestalte krijgen in het hart der Zijnen, en in het sterven aan al het oude in nieuwigheid des levens doen wandelen.

G.

St.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's

KERSTMEDITATIE DE SPRUIT DER GERECHTIGHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1964

De Wachter Sions | 4 Pagina's