Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEEN VERDOEMENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEEN VERDOEMENIS

8 minuten leestijd

Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

Romeinen 8:1.

We moeten dus in Christus Jezus zijn, zal er voor ons geen verdoemenis zijn. Welk een afsnijdende waarheid doet deze tekst ons dus beluisteren! Deze waarheid snijdt alles buiten Christus af. Buiten Christus blijven we met al wat we zijn en hebben, het oordeel der eeuwige verdoemenis onderworpen.

Deze Middelaar heeft alleen maar kimnen verlossen. We behoeven er niet breedvoerig op in te gaan, dat alleen zulk een Middelaar maar kon verlossen, Die waarachtig en rechtvaardig mens was, ja, Die meer dan alle mensen was, daar Hij ook waarachtig God was. Als de Zoon van God geen mens geworden was, was er dus geen verlossing geweest. Maar zo is er dan nu ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen is gegeven, door Welke wij moeten zalig worden. Buiten Christus blijft dus de Wet ons vloeken en blijft het recht van de schuldige zondaar eisen.

We moeten in Christus Jezus zijn. In Christus zijn alleen de verkorenen des Vaders. Zij zijn in Hem uitverkoren van voor de grondlegging der wereld, volgens Ef. 1:4. Alzo is er eigenlijk voor hen nboit verdoemenis geweest.

Er staat ook niet in de tekst: Zo is er dan nu geen verdoemenis meer voor degenen, die in Christus Jezus zijn, maar: Zo is er dan nu geen verdoemenis.

Toch zijn de verkorenen des Vaders door hun inzijn in Adam van nature ook het oordeel der verdoemenis onderworpen. En dat zullen ze ook weten. Zij zijn van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. Efeze 2:3. Hoe misleidend is toch een leer van een veronderstelde wedergeboorte, die er van uitgaat dat de uitverkorenen, van eeuwigheid al gerechtvaardigd zijnde, met het zaad van de wedergeboorte in zich in de wereld komen. Zeker, de uitverkorenen zijn van eeuwigheid in Gods besluit al gerechtvaardigd. Die dat loochenen, hebben nog nooit in de eeuwigheid ingeblikt. Het wordt voor degenen die het mogen weten dat ze van Adam in Christus zijn overgegaan, een onomstotelijke waarheid, dat de kerk van eeuwigheid aan Gods zijde al gerechtvaardigd was. Maar het is voor hen niet minder een onomstotelijke waarheid, dat er een daad Gods in de tijd moet geschieden, om een zondaar van Adam af te snijden en hem Christus in te planten.

Het ganse geslacht des mensen is verdoemelijk voor God. Er komt geen reine uit de onreine voort. God raapt de Zijnen op van het vlakke des velds. En dan zullen ze het weten, onder welk oordeel dat zij door de zonde liggen. O, de weg die God met Zijn volk houdt is zo geheel anders dan dat; ze u met al die verbondtheorieën van deze dagen de weg der zaligheid voorspiegelen. Er is niets waar men in deze tijd zich meer afkerig van toont dan dat ons gezegd wordt, dat er wat aan een mens gebeuren moet. Maar erg genoeg, zijn er onder ons ook zovele verondersteld wedergeborenen. Ge moet niet vragen naar wat er in het leven gebeurd is, want dan staat de wagen stil.

Gewis, ge moet er van opschrikken, als ge er achter komt, hoevelen er onder de waarheid leven, die zo stilletjes weg wel een goede gedachte van zichzelf hebben, omdat ze toch wel verschillende dingen bij zichzelf bepeuren die ze voor eigenschappen van het nieuwe leven menen te kunnen houden. Ze weten echter noch iets van Adam, noch iets van Christus af. Ze kennen noch de Wet, noch het Evangelie. Nooit hebben ze hun staat gezien, zoals dié door de zonde is.

Nu hebben we zoeven opgemerkt, dat hier in de tekst niet staat: Zo is er dan nu geen verdoemenis meer. En het is waar, omdat de uitverkorenen van eeuwigheid aan Gods zijde gerechtvaardigd zijn, is er voor hen nooit verdoemenis geweest. Maar de andere zijde van de waarheid is, dat we niets behoeven te geloven van die mensen voor wie er nog nooit verdoemenis is geweest. Voor degenen die door genade hun behoudenis in Christus mogen vinden, is er wel verdoemenis geweest.

Wat ons hier in de tekst gezegd wordt, wordt ons door de ganse Schrift heen geleerd. Waar wees Noachs ark anders op dan op de behoudenis in Christus? En als Lot in Zoar behoudenis vond, lag daarin toch ook een duidelijke heenwijzing naar de behoudenis in Christus.

Zo ook wezen de vrijsteden onder Israël naar de behoudenis m Christus heen. Indien iemand in Christus is, zo leert ons de apostel, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.

Weer zullen we de apostel laten spreken uit dat zo dierbare 2e hoofdstuk van zijn zendbrief aan de Efeziërs. In dat hoofdstuk wordt ons wat anders geleerd dan dat de uitverkorenen als reeds in Christus zijnde in dè wereld komen. We horen daar de apostel zeggen:

Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werd van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt, dat gij in die tijd waart zonder Christus. Wel zegt de apostel dat tot hen die eertijds heidenen waren geweest, maar in datzelfde hoofdstuk zegt hij toch ook duidelijk, dat de Joden die toegebracht waren, eertijds met de heidenen in dezelfde staat verkeerd hadden. Ja, hoe duidelijk leert hij dat ook in het begin van die Romeinenbrief waaruit onze tekst genomen is. Jood en heiden stelt hij in de natuurstaat aan elkander gelijk.

Zonder Christus zijn we dus allen van nature. En alzo zijn we de verdoemenis onderworpen. En de door God levendgemaakten zullen weten dat zij dit oordeel onderworpen zijn. Christus kennen zij niet. Als verdrukten, door onweder voortgedrevenen en ongetroosten gaan zij over de wereld heen. De heilige Wetheeft voor hen niet anders dan vervloeking en veroordeling. Aan elk gebod staan zij schuldig. En de mens die zondigt, die zal sterven. We hebben met een heiUge Wetgever te doen. Die kan de schuldige geenszins onschuldig houden. God is een rechtvaardig Rechter, en een God, Die te allen dage schrikkelijk toomt tegen de zonde.

O, hoe ziet die zondaar de toom Gods tegen hem als een vuur branden! Het is geen geringe zaak, om de wetten van die Goddelijke Majesteit te hebben overtreden. Hij is God en geen mens. We hebben tegen God gezondigd. Tegen de allerhoogste Majesteit. Hoe krimpt de ziel ineen bij de gedachte aan de ontering en belediging, door de overtreding en vertrapping van Zijn geboden, die allerhoogste Majesteit aangedaan. Waarlijk, voor degenen die tegen God gezondigd hebben, is er verdoemenis. Wat ontmoet men toch over het algemeen weinig mensen die tegen God gezondigd hebben.

Maar God zal het al degenen die Hij op hun levensweg staande houdt, doen weten dat zij gedaan hebben wat kwaad is in Zijn ogen.

Daarom zullen zij niet weten waar ze zich voor Zijn gramschap bergen moeten. Maar deze vreze zal ook met een hartelijk berouw over de zonden gepaard gaan. Immers zien ze de zonden ook als tegen een goeddoend God bedreven. Welke diepe indrukken krijgen ze toch van de goedheid en de volmaaktheid van dat Goddelijke Wezen. Hij heeft hun nooit anders dan goed gedaan. Met hoeveel roepstemmen en waarschuwingen is Hij tot hen gekomen.

Ze hebben de zonden niet ongewaarschuwd bedreven. En aan de goedertierenheden des Heeren in Zijn dragende en sparende zorg en in de uitwendige zegeningen van Zijn weldoende hand, heeft het ze niet ontbroken. Maar door dit alles is nu him oordeel zoveel te zwaarder geworden. God eist rekenschap van hen. En ze zijn er ten voUe van overtuigd, dat Hij vrij van hen is. Maar nu kan het ook niet anders of Zijn lankmoedigheid moet over hen een einde hebben genomen. Er kuimen ook alreeds zoveel overtuigingen geweest zijn waar ze overheen geleefd hebben. Aan goede voornemens heeft het toen wel niet ontbroken. Ze hebben de Heere wel gesmeekt om nog lankmoedig over hen te zijn en Hem beloofd de weg der zonde te verlaten. Maar waar zijn ze met al die beloften gebleven? Waartoe zullen ze dan nu nog langer onnuttiglijk de aarde beslaan? Ze zien de bijl airede aan de wortel der bomen gelegd. De boom zal worden uitgehouwen en in het vuur geworpen. Er kan dus niet anders dan verdoemenis voor hen zijn. Ze zullen weten, dat dit het rechtvaardig en ontzaglijk oordeel over de zonde is.

V.

M.

Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's

GEEN VERDOEMENIS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1965

De Wachter Sions | 4 Pagina's