Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 90.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 90.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 541 t/m 550.

541. Neen, Korach kon geen aanspraak op het priesterambt maken. Hij was uit de stam van Levi, uit het geslacht van Kahath, dus een neef van Mozes en Aaron en zijn zonen waren door God tot het priesterambt geroepen. De andere Levieten waren aangewezen om hulpdiensten in de tabernakel te verrichten. Dat was ook geen kleine gunst, zodat Mozes hen terecht voorhoudt dat zij dankbaar behoorden te zijn voor hun voorrecht boven de andere stammen. Numeri 16:9:

„Is het u te weinig, gij kinderen van Levi, dat de God van Israël u van de vergadering van Israël heejt afgescheiden om ulieden tot Zich te doen naderen; om de dienst van des Heeren tabernakel te bedienen, en te staan voor 't aangezicht der vergadering om hen te dienen? Daar Hij u, en al uwe broederen, de kinderen van Levi, met u heejt doen naderen; zoekt gij nu ook het priesterambt ? "

542. De twee voornaamste helpers van Korach waren Dathan en Abiram. Dit waren zonen van EHab, dus broeders. Zij waren van de stam van Ruben. De Rubenieten en de Kahathieten woonden aan dezelfde zijde van de tabernakel en hebben elkander dus waarschijnUjk opgehitst: Korach zou de rehgieuse leiding toekomen en Ruben (de eerstgeborene) betwistte Mozes het burgerlijke gezag.

543. Neen, noch het één, noch het ander bracht verandering in de zienswijze van deze mannen. Zij overlaadden Mozes en Aaron met verwijten, zeggende dat zij hen uit Egypte opgevoerd hadden, om hen in de woestijn te doden. Zij durfden het land der dienstbaarheid (Egypte) te betitelen met de naam, die God aan het land Kanaan gaf: een land vloeiende van melk en honing. (Wij zien dat tegenwoordig ook bij revolutionaire propaganda: het slechte wordt goed en het goede wordt slecht uitgemaakt).

544. De Heere verhoorde het gebed van Mozes. Hij beloofde het ganse volk niet te zuUen verderven. Het volk moest zich echter — op Gods bevel — verwijderen van de tenten van Korach, Dathan en Abiram. De Heere zal duideHjk tonen, dat het werk dezer mannen een werk van den Boze is. De samengestroomde menigte verliet — na deze waarschuwing — de omgeving van de woningen van de opstandelingen.

545. Deze werden met hun geziimen, hun tenten en have door de aarde verzwolgen. Zij voeren levend ter helle.

546. De 250 maimen, die reukwerk geofferd hadden en nog voor de deur van de tabernakel stonden, werden verteerd door een vuur dat van de Heere uitging.

547. De wierookvaten moesten uit de brand tevoorschijn gehaald worden om er platen van te maken ter overtrekking van het brandofferaltaar. Degenen, die de schalen gemaakt hadden, hadden ze misbruikt en zwaar gezondigd. Het misbruik van het heilige hadden zij met hun leven moeten boeten, nochtans waren de wierookvaten voor het aangezicht des Heeren, dus meer in Zijn bijzondere tegenwoordigheid, geweest en daarom heüig, afgezonderd van het dagelijks gebruik. De platen van het brandofferaltaar moesten voor Israël bovendien een teken zijn dat het Priesterschap van Aaron door deze samenzwering bevestigd was. Telkens moest het nageslacht daardoor herinnerd worden dat niemand dan die uit het geslacht van Aaron was, het priesterUjk werk bij het altaar mocht doen.

548. De plaag werd afgewend door middel van de dienst van Aaron. Haastig neemt hij — op Mozes aandrang — het wierookvat, doet er vuur van het brandofferaltaar in, en reukwerk uit het heiligdom daarop, om verzoening voor het volk te doen.

En hij stond, zo lezen wij in Num. 16 : 48, tussen de doden en tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden. (Een scherpe tegenstelling dus met de reukoffers der 250: e valse eigenwiUige godsdienst bracht verderf; de ware, door God ingestelde, behoudenis).

549. Dit wonderteken wordt ons beschreven in Num. 17. De Heere beval Mozes voor iedere stam een staf te nemen en op die staf van Levi moest Aarons naam geschreven worden. De staven moesten in de tent der samenkomst weggeborgen worden. De volgende dag droeg de staf van Aaron bloesem en vrucht, zodat het volk zich kon overtuigen, dat God Aaron verkoren had. (Voor de diepere en geestelijke betekenis, die dit wonderteken had, verwijzen wij naar de meditaties van Ds. M. hierover, die u kunt vinden op de voorpagina's van de nos. van 15 april tot 13 mei j.1. van ons blad).

550. Op de vraag waarom de kinderen van Korach niet in het oordeel zijn omgekomen geeft de kanttekening het antwoord t.w. dat zij misschien in die tijd dienende waren in de tent der samenkomst en van huns Vaders oproerig voornemen niet wetende, of immers hetzelve niet toestemmende. Zie onder hoofdstuk 26:11:1 Kron. 6:32, 37, De zonen van Korach zijn tot de dienst in het heiligdom bestemd geworden; we kunnen het lezen in 1 Kron. 9 : 19: En Sallum, de zoon van Koré, de zoon van Ebjasaf, de zoon van Korach, en zijne broeders van het huis zijns vaders de Korachieten, waren over het werk van den dienst, dorpelwachters des tabernakels; gelijk hunnen vaders in het leger des Heeren geweest waren bewaarders van de ingang enz." De kinderen van Korach waren dus de dorpelwachters van het huis Gods. Een plaats in het huis des Allerhoogsten — al was het slechts die van een dorpelwachter — was voor het levende voUc Gods onder de oude bedeling begeerd boven alle genoegens van de wereld' Psalm 84: k Waar liever in mijns Bondsgods woning. Een dorpelwachter, dan gewend, Aan d'ijle vreugd in 's bozen tent.

Bovendien wordt in 1 Kron. 9:31, van de eerstgeborene van Koracht vermeld, dat hij bij de eredienst te zorgen had voor het bakwerk, dat in pannen werd toebereid. Voorts blijkt uit de opschriften boven de psahnen 42, 44-49, 84, 85, 87 en 88, dat de zonen van Korach ook betrokken geweest zijn bij de tempelzang.

Hoe lieflijk hoe vol heilgenoi, O, Heer der legerscharen God, Zijn mij Uw huis en tempelzangen. Hoe branden mijn genegenheen. Om 's Heeren voorhof in te treên. Mijn ziel bezwakt van sterk verlangen. Mijn hart roept uit tot God, die leeft. En aan mijn ziel het leven geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 90.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's