Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTUS’ KOMST EN ONTVANGST IN DE WERELD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTUS’ KOMST EN ONTVANGST IN DE WERELD.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heejt Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.

Johannes 1 : 10-12.

De weldaad van de aanneming tot kinderen, waarover de tekst hier spreekt, is een niet geringe weldaad. God is niet alleen in Christus weer verzoend met de zondaar, maar wil hem ook weer tot een Vader zijn. Zo wordt de schuldige zondaar dan ook niet alleen vrijgesproken van schuld en straf, maar zelfs tot een kind Gods aangenomen. We moeten dit wel van elkander onderscheiden. Het is immers heel wat meer dan de vergeving van de schuld, als men tot de wetenschap ervan mag komen dat God zijn Vader in Christus geworden is. Het voorbeeld van Onésimus kan ons dit verduidelijken. Paulus heeft voor hem aan Filémon gevrajagd, of hij hem niet alleen de schuld niet wilde toerekenen, maar hem ook weer in zijn gunst wilde aannemen. Doch gij, zo heeft hij aan hem geschreven, neem hem, dat is mijn ingewanden, weder aan.

We kunnen iemand die iets tegen ons misdreven heeft, dit kwaad wel vergeven, maar dat we hem toch niet meer in onze gunst doen delen. God nu vergeeft niet alleen de schuld maar herstelt ook de zondaar weer in Zijn gemeenschap. Ja, Hij wil hem weer lot een liefderijk Vader zijn. Van deze weldaad spreekt de apostel Johannes zeer klaar in zijn zendbrief, als hij zegt: Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden.

God was ons aller Vader uit kracht van schepping. Door de zonde is Hij echter een vertoornd Rechter voor de mens geworden. Maar nu is die Rechter door Christus niet alleen weer met hem verzoend, maar Hij wil Hem ook weer tot een Vader zijn. Hij herstelt hem in Zijn Vaderlijke gunst en doet hem Zijn Vaderlijke liefde smaken. De verloren zoon, die het zich niet meer waardig heeft gekeurd een kind genaamd te worden, mag dus weer vrijmoedig vader zeggen.

En nu wordt hier in de tekst gesproken van die onuitsprekelijke grote weldaad' van een kind Gods te mogen zijn. Zou dit gering te achten zijn? Voor David was het geen kleine zaak om des konings schoonzoon genaamd te worden. Maar wie zal dan kunnen zeggen wat het betekent, zonen en dochteren des Allerhoogsten genaamd te worden? Maar de liefde Gods des Vaders is dan ook een Hefde die de liefde van eeil natuurlijke vader zeer ver te boven gaat. Het smaken van deze Vaderlijke liefde verwekt de tederste aandoening en de grootste verwondering in de ziel. Dit is een liefde waarvan de diepte niet te peilen is.

Het behaagt de Heere wel om bij de weldaad van de schuldvergeving de ziel tegelijk tot de volle bewustheid van dit geestelijk kindschap te brengen. Anderen worden later pas tot zulk een weldaad gebracht. Hoe het zij, de Heere zal het Zijn volk doen weten dat het geestelijk kindschap heel wat meer is dan de schuldvergeving.

Dit geestelijk kindschap houdt een volkomen vrijmaking in van alle wettische banden. Het moet dan ook onze opmerkzaamheid hebben, dat de betekenis van de Vademaam in het Nieuwe Testament veel rijker is ontsloten dan in het Oude Testament. De kerk van het Nieuwe Verbond is vrijgemaakt van de dienstbaarheid van alle Oud-Testamentische inzettingen. En zo moeten we dan ook die weldaad waarvan de tekst hier spreekt in onfafscheidenlijk verband zien met de grote betekenis van de komst van Christus in het vlees. Zo wijst de apostel ons daar ook op in Galaten 4, als hij daar zegt: Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uwe harten. Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam Gods door Christus.

Kinderen Gods te zijn, geeft dus een volkomen vrijheid te kennen. Én het is dan ook die dierbare Geest, als de derde Persoon in het Goddelijke Wezen, Die de ziel tot zulk een vrijheid brengt. Hij geeft ons door Christus een vrije toegang tot de y? der. Zo doet Hij ons de eerste Persoon vrijmoedig als Vader aanspreken. Maar hierin ontsluit zich dan ook ten volle de betekenis van de naam Jezus. Daarom staat hier ook in de tekst: Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven. Jezus is de Zaligmaker, Die de Zijnen verlost van het hoogste kwaad en brengt tot het hoogste goed.

En het geloven in Zijn Naam wil dan ook zeggen: Hem als een volkomen Zaligmaker door het geloof te omhelzen. Dan is er niets meer wat er ons van tegenhoudt om de door Hem verworven zaligheid ons toe te eigenen. Daarom staat hier, dat Hij degenen die Hem aangenomen hebben, macht gegeven heeft kinderen Gods te worden. Hoe groot het ook is, ' een kind Gods te zijn, het geloven in Christus' Naam houdt niet minder in dan een omhelzing van Hem als een volkomen Zaligmaker en dus een zich toeëigene van al het door Hem verworven heil. Men mag geloven dat Hij waarlijk is wat Zijn Naam betekent, namelijk: Zahgmaker.

Och, hoe ontbreekt het velen toch aan zulk een geloven in Zijn Naam! Jezus is voor ons meest nog maar een halve of een helpende Zaligmaker. Of anders is het voor ons te groot om te geloven, dat Hij zulk een zaligheid voor ons verworven heeft. Maar waar God de ziel door Zijn Geest verzekert van zulk een zaligheid door Christus voor haar verworven, daar blijft de gelovige toeëigening niet uit. Hier zoekt men geen gerechtigheid meer bij zichzelf waarmee men Gode aangenaam zou kunnen zijn, maar hier mag men een volkomen zaligheid in deze door God geschonken Zaligmaker vinden. Zo mag men geloven, dat men door Hem niet alleen met God verzoend is, maar zelfs tot een kind Gods is aangenomen. En daaraan is verbonden dat men 'n erfgenaam is van een eeuwige en onuitsprekelijke gelukzaligheid na dit leven.

Zo is dus over dat geestelijk kindschap nogal heel wat te zeggen. Aan dit geestelijk kindschap is immers ook verbonden de Vaderlijke verzorging van de Zijnen in dit leven. Ze worden nu door Hem geleid ook in Zijn Vaderlijke bewaring en kastijding. Er kan alzo voor hen geen kwaad meer bij zijn. Al het kwaad dat Hij hun in dit jammerdal toeschikt, wil Hij hun ten goede keren. Dat wil Hij doen als een almachtig God en ook als een liefderijk Vader. Zo houdt het dus nogal wat in om die in de wereld gekomen Zaligmaker door het geloof aan te nemen en in Zijn Naam te geloven.

Welk een tegenstelling dus met die verwerping van Hem waarover in het lie vers gesproken is, als daar gezegd is: Hij is gekomen tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hoe vreselijk is het, als dit van ons gelden moet. Dit mocht nog eens tot ons doordringen, als we nog leven in onze onbekeerde en van God vervreemde staat. Een eeuwige rampzaligheid staat ons daarin gewis te wachten. Het is nu echter nog de dag der zahgheid. Het zal ons nodig zijn in deze tijd tot dat geloof in Christus' Naam te komen, waardoor Zijn komst in de wereld voor ons betekenis krijgt ais een komst tot onze zaligheid. De zo onmisbare wasdom des geloofs mocht de Heere ons daartoe ook niet onthouden. Onze ziel mocht er naar staan om, Hem als zulk een volkomen Zaligmaker door het geloof te omhelzen. Dan zuUen we weten waartoe Hij voor ons in de wereld is gekomen. Dan is Hij ons onmisbaar en dierbaar geworden in al het door Hem verworven heü. En dan zullen we ook mogen weten, dat we door Hem niet alleen de weidaad van het geestelijk kindschap ontvangen in dit leven, maar ook die aanneming tot kinderen na dit leven, namelijk de verlossing onzes üchaams. Zo verkrijgen we dus door Hem een volkomen zaligheid straks naar ziel en lichaam beide. Dan is het geen zahgheid meer die men in Hem vindt door het geloof, maar dan zal men de volle zaligheid eeuwig beërven in aanschouwen. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

CHRISTUS’ KOMST EN ONTVANGST IN DE WERELD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's