DE OUDE SCHRIJVERS MISBRUIKT

Om met het woord aanbieding te kuimen schermen, behoeft ds. H. natuurlijk niet alleen bij Comrie te blijven. En dat weet ds. H. tot zijn blijdschap ook wel. Ds. H. spreekt verder niet alleen voor zichtzelf. Wel heeft hij geheel zelfstandig naar wij aannemen, zijn oordeel gegeven over de leer zoals die door dr. St. werd voorgestaan, maar uit een officieel schrijven dat we nu kortgeleden ontvingen en waarop we thans in ons kerkelijk blad nog niet willen ingaan, is zijn zienswijze die van het gehele kerkverband waartoe hij behoort. Maar daarom te meer is het niet overbodig dat we het gruwelijk misbruik dat van onze oude schrijvers wordt gemaakt, onder dte aandacht van de lezers brengen. Zoals we opmerkten, behoeft ds. H. niet alleen bij dr. Comiie te bijven, als hij de oude schrijvers voor zijn karretje wil spannen. Men beroept zich dan ook verder op Wilhelmus a Brakel, Petrus Molenius, Gijsbertus Voetius, Henricus de Frein, Jan Taffin, Jacobus Trigland, Lodesteijn, ja noem maar op.

Men wenst van harte in de lijn van deze godzalige vaderen te blijven. Vanzelfsprekend moet dan van dte schrijvers uit latere tijd ook een beroep op wijlen ds. G. H. Kersten worden gedaan.

We willen echter eerst even terugkomen op de citering van ds. H. van een uitspraak van Comrie in het boekje van Sheppard. Om dan duidelijk te maken wat eigenlijk „de lijn" is van onze godzalige vaderen, dus ook van Comrie, kan het geen kwaad, als we eens even eerst het voorwoord van Comrie uit dit werkje van Sheppard met elkander lezen. We lezen dan:

Waarde lezer!

Wij bieden u hier aan en geven u in handen, één van de allernuttigste boeken, die ooit in de Engelse taal geschreven zijn; wij kuimen u verzekeren, dat het uw hart door en door zal onderzoeken en u klaar zal aanwijzen hoe het met uw ziel gesteld is. De bijna-christenen zullen hier genoeg vinden om hun voor ogen te stellen de aUerverborgenste droggronden, waarop zij rusten; de klein-en zwakgelovigen, zullen hun zwarigheden opgelost vinden, en de sluimerende christenen zullen genoeg tot ontwaking vinden; redenen waarom dit boek bij allen, die tot godzaligheid geoefend zijn, in de drie koninkrijken van Engeland, Schotland en Ierland, zeer hoog, ja naast de Bijbel in achting is, en ik geloof niet, dat gij ooit enige bladeren daarvan zult kunnen lezen, of gij zult het een of ander vinden tot zegen voor uw onsterfelijke ziel. De stijl is kort, schoon de verhandeling lang is; daarom zult gij het met veel bedaardheid en inkeer tot uw hart dienen te lezen, en op de vragen, uit dte bevinding en gestalte van uw ziel, dienen te antwoorden.

Het grote oogmerk van de eerw. schrijver is, om de praat-en bijna-christen, hoe nabij zij ook mogen komen te ontdtekken, en om êe allerkleinsten der ware christenen zorgvuldig op te beuren. Lees het, terwijl gij dit gedurig in het oog houdt. Wij hadden gedacht overal enige opmerkingen tot uitbrei^ng en opheldering daarbij te voegen, gelijk men die ook in het eerste deel hier en daar ontmoeten zal, doch bevindende, dat het boek daardoor te groot zou wordten, hebben wij dit moeten staken. Ik bid God, dat Hij voor u en mij, Zijn Goddelijke zegen over dit werk overvloedig moge uitstorten, en ik verblijf

Uw dienstwillige dienaar in de Heere.

Indien ds. H. deze aanwijzing van Comrie bij het lezen van dit werkje van Sheppard goed ter harte had genomen, dan zou hij zich zeker wel niet op zulk een wijze als nu geschied is. over de strijd van dr. St. hebben uitgelaten. Maar het behoeft ons verder ook heus weer niet moeilijk te vallen om aan te tonen dat bepaalde uitdrukkingen van dte oude schrijvers geheel uit haar verband gerukt worden en dat alzo de oude schrijvers worden misbruikt. We lezen in Sheppard: „Derhalve zal ik mijn redenen inzonderheid tot drie soorten van mensen uitstrekken.

1. Tot hen, die de Heere Jezus nooit liefgehad hebben, dan alleen uitwendig met de mond.

2. Tot hen, die er naar getracht hebben, doch die tot geen eigen bevinding hiervan kunnen komen.

3. Tot hen, die er toe gekomen zijn, maar wier genegenheden vervlogen zijn, en wier liefde verkoeld is.

En als Sheppard nu verder dé heerlijkheid van de Persoon van Christus gaat voorstellen, dan zegt hij bij zijn vijfde opmerkmg daarover: ij is de vermaking en boezemliefde van God Zelf, Spr. 8 : 30. Daarom zeide Johannes, toen hij Christus afmaaide, Joh. 3 : 35: e Vader heeft de Zoon lief; zekerlijk, alhoewel gij het niet ziet, noch dit goed smaakt, zo is echter alles in Hem; zeg mij nu of dteze Persoon geen liefde verdient! Zoudt gij niet verblijd zijn Hem te hebben? Ja; maar zult gij zeggen: al Hij op zulk een ellendig schepsel acht geven? zal Hij zulk een melaatse als ik ben, omhelzen? Neen zeker, zegt gij. Hij zal het nooit doen.”

Hierbij merkt Comrie op: „Nooit doen. Dit is een antwoord van een arme verlegen en overtuigde ziel, die enigszins de schooiiheid van Jezus ziende. Hem gaarne zou wülen hebben, maar Jezus niet durft aannemen, noch tot Hem komen, omdat zij een zo diep gezicht van haar mismaaktheid heeft. De mens wü toch eerst enige schoonheid in zichzelf vindten, eer hij tot Jezus wü komen. O daar is een uitnemende kracht Gods toe van node om ons te overreden, dat wij komen mogen, zo melaats als wij zijn. Waar weinig ücht van het evangelie is, houden de zonden dte ziel terug, maar als God de ogen verlicht tot kennis der vrije genade, verstaat dte ziel Davids drangredenen, die hij gebruikte om de vergeving der zonden te verkrijgen: Vergeef mij mijn zonden, want zij zijn groot.

Daarom zeg ik tot antwoord op de vraag: Ja Jezus! üc wil u omhelzen. Al waart gij zo zwart als de duivel, als gij maar een mens en geen duivel zijt; al waart gij het ellendigste wanschepsel; al had gij honderddtiizendmaal meer zouden, als gij hebt; al had gij geen hart noch hand om Hem te omhelzen, zo gij maar wüt, het is gedaan, de scharlaken en karmozijnen zonden wü hij uitdelgen, en let wel, om Zijns Naams wü, niet om uwentwü, noch om iets, dat in u is, of dat gij doen kunt; dit zij u bekend. O, redeneer dan niet langer tegen de vrije genade en uzelf; het komt er niet op aan, wat gij hebt of kunt doen. Is het niet genoeg dat Jezus aUes heeft en alles doen wü voor u, die niets hebt, noch het aUerminste doen kunt. Hij heeft rijkdom voor uw armoede, klederen voor uw naaktheid, schoonheid voor uw mismaaktheid en een almachtige arm voor uw machteloosheid. Zoek u dan maar in aUes zoals gij zijt, op eeuwige en louter vrije genade, te werpen; ik kan en durf u verzekeren op het getuigenis van Gods Woord, dat ai waart gij de grootste zondaar onder de zon, als gij maar komt. Hij u geenszins zal idtwerpen”.

Hoe ruim heeft Comrie toch de vrije genade Gods in Christus gepredikt! Maar daarom juist kan men met een algemene aanbieding zoals men die thans voorstaat, bij hem niet terecht, noch bij de andere oudere schrijvers. De volgende keer moeten we dan ook het door ds. H geciteerde van Comrie nader onder dé ogen zien en dan gelijk eens zienwat wij door „aanbieding" en door het „onvooi-waardelijke" hebben te verstaan.

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen