Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IV. HET RECHTSGEDING DES HEEREN MET ZIJN VOLK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IV. HET RECHTSGEDING DES HEEREN MET ZIJN VOLK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. Immers heb Ik u uit Egypteland opgevoerd en u uit het diensthuis verlost; en Ik heb voor uw aangezicht heengezonden Mozes, Adron en Mirjam. Mijn volk, gedenk toch, wat Balak, de koning van Moab beraadslaagde, en wat Bileam, de zoon Beors, hem antwoordde; en wat geschied is van Sittim af lot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des Heeren kent. Micha 6:3—5.

Niet alleen heeft de Heere dus Israël herinnerd aan de verlossing uit Egypte, maar ook aan Zijn trouwe onderhoudende zorg over dat volk gedurende de woestijnreis, alsook aan de vervulling Zijner beloften in het inbrengen in het beloofde land. Er zijn wat helse aanslagen tegen dat volk gepleegd! Als Farao het volk heeft laten trekken, dan heeft hij al spoedig daarvan berouw gehad en jaagde hij het na, opdat hij het zou wederbrengen naar Egypte. En van Amalek weten we, hoe hij Israël in de staait k aangevallen.

Maar ook heeft Balak, de koning der Moabisten, de ondergang van dat volk gezocht, als hij Bileam gehuurd heeft om dat volk te vloeken. En hoe rechtvaardig had de Heere het volk kunnen laten vervloeken. Het volk was toen aan het einde van de woestijmeis gekomen. Gedurende die woestijnreis had het volk het steeds zo-diep verzondigd. Zo had het zich dus de vervloeking wel waardig gemaakt. Maar toch heeft Bileam het volk niet mogen vervloeken. Inplaats van het te vloeken, heeft hij het moeten zegenen. Dat heeft Bileam ook wel tegen zijn wil gedaan. Gaarne had hij om het hem aangeboden loon de gewisse ondergang van dat volk voorspeld. Maar hij kon niet anders spreken dan dat God hem te spreken gaf. Hij verhief zijn spreuk met te zeggen: „Uit Syrië heeft mij Balak de koning der Moabieten laten halen, van het gebergte tegen het oosten, zeggende: Kom, vervloek mij Jacob, en kom, scheld Israël. Wat zal ik vloeken, die God niet vloekt, en wat zal ik schelden, waar de Heere niet scheldt? " Er was geen toverij tegen Jacob, noch waarzeggerij tegen Israël.

Maar hoe was het toch mogelijk, dat de Heere dat schuldige volk niet door Bileam deed vloeken? Och, Bileams rede geeft ons daar wel het antwoord op. „Ik zal Hem zien", zo sprak hij, „maar nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een Ster voortgaan uit Jacob, en daar zal een scepter uit Israël opkomen; Die zal de landpalen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen Seths verstoren'.”

In Christus kan alleen een schuldig en vloekwaardig volk maar gezegend zijn en gezegend blijven. Zo schouwt God niet aan de ongerechtigheid in Jacob en de boosheid in Israël. De Heere, zijn God is met hem, en het geklank des konings is bij hem. Het volk moest er nog maar eens aan denken, hoe de Heere de vloek van Bileam in een zegen had vnUen veranderen. Gedenk toch, zegt de Heere, wat Balak, de ko-•nng van Moab, beraadslaagde, en wat Bileam, de zoon Beors, hem antwoordde.

O, hoe beschamend is dit toch voor het Israël Gods! Die onveranderlijke verbondstrouw des Heeren moet de ziel toch zulk een oorzaak van verwondering zijn.

Hij handelt nooit met ons naar onze zonden; Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden, Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.

De ware dankbaarheid zou toch wel de vrucht van zulk een beweldadiging moeten zijn. Maar neen, de Heere moet er Zijn volk nog aan herinneren. Gedenk toch.... zo lezen we hier in de tekst. Naar de handelingen van, het volk te oordelen, had het volk te oordelen, had het volk er reden toe gevonden om van de Heere of te wijken. God scheen het er naar gemaakt te hebben, dat het volk Hem de rug toekeerde. Daarom heeft de Heere aan dat volk gevraagd: O Mijn yolk! wat heb Ik u gedaan en waarmede heb Ik u vermoeid?

Maar op die vraag geeft de Heere hier in de tekst Zelf het antwoord, als Hij het volk herinneit aan de weldaden die Hij zo onverdiend had wallen bewijzen. Men moest ook nog maar eens denken aan wat geschied was van Sittim af tot Gilgal toe.

Deze woorden uit Micha 6 worden in de gesprekken nogal eens verkeerd gebruikt. Men denkt dan dat er de gehele weg mee wordt bedoeld waarin de Heere Zijn volk geleid heeft sinds Hij genade in het h*rt verheerlijkt heeft. Maar Sittim en Gilgal lagen zover van elkaar af. Sittim was immers de laatste legerplaats van de kinderen Israels in de woestijn. Daar zond Jozua de verspieders uit naar de stad Jericho en het omliggende land. Te Sittim waren dus de kinderen Israels bij de Jordaan gekomen, terwijl Gilgal lag aan de overzijde van de Jordaan. Toch was er heel wat gebeurd tussen Sittim en Gilgal. God had het volk droogvoets door de Jordaan geleid. Dat had Hij gedaan, niettegenstaande het volk het te Sittim ook weer diep verzondigd had. Als Bileam het volk niet had kunnen vloeken, dan heeft hij Balak de raad gegeven om het volk een aanstoot voor te werpen, opdat het volk de vloek over zichzelf zou brengen. In Openbaring 2 : 14 kunnen we dat lezen. De Moabieten hebben op de raadgevinjg van Bileam een groot feest gevierd ter eere van hun afgoden.

En de kinderen Israels werden tot dat feest genodigd. En de kinderen Israels gaven gehoor aan deze uitnodiging, met het gevolg dat men daar hoereerde met de dochteren der Moabieten. Zo heeft men daar te Sittim de Heere tot toom verwekt. We kennen die geschiedenis uit Numeri 25 wel. Pinehas heeft daar de grimmigheid des Heeren van Israël afgewend, als hij daar die Israëlietische man en die Midianietische vrouw in de hoerenwinkel is nagegaan en ze met zijn spies, in de buik doorstoken heeft. Hoe rechtvaardig had de Heere daar te Sittim met de kinderen Israels een voleinding kunnen maken. Maar dat heeft Hij niet gedaan. Het volk werd droogvoets door de Jordaan in Kanaan geleid. Zo is men dus te Gilgal gekomen. En wat is er toen te Gilgal geschied? Daar heeft de Heere het verbond met Israël vernieuwd. Daar werd het volk weer besneden en ook werd daar het Paasfeest gevierd.

Zo wdlde de Heere daar dus Zijn verbondstrouw aan een trouweloos volk bewijzen. Heeft de Heere in ons leven zo ook wel eens het verbond vernieuwd? Het Israël van deze tijd zal dat toch niet durven ontkennen. Die verbondsvernieuwing wordt toch zulk een wonderlijke zaak voor een trouweloos volk. God blijft de Getrouwe trots al de ontrouw van de Zijnen.

Hij is het, Die verlossing zond Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond Met hen in eeuwigheid bewaren.

Och dat in deze tijd van de dankdagen die verbondstrouw des Heeren eens in diepe verootmoediging door ons mocht worden erkend! God heeft er toch geen aanleiding toe gegeven, dat wij Hem zo snood verlaten zouden. Daarom vraagt de Heere ons af: O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan en waarmede heb Ik u vermoeid? En dan brengt Hij ons die beweldadiging in herinnering, maar dat doet Hij dan ook opdat in dit rechtsgeding Zijn gerechtigheid zal worden verhoogd. Daarom volgt er ook op: opdat gij de gerechtigheden des Heeren kent. In een volgende meditatie hopen we daar onze aandacht nog even aan te geven.

(Wordt vervolgd)

V.

M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's

IV. HET RECHTSGEDING DES HEEREN MET ZIJN VOLK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1967

De Wachter Sions | 4 Pagina's