Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MARIA, WENENDE BIJ HET GRAF.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MARIA, WENENDE BIJ HET GRAF.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

Zij zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni!

Doch wat geschiedt er ? Terwijl zij bij het graf is, wenende van liefde, gemis, vrees, wordt zij weer aangesproken door een voor haar in die ogenblikken nog Onbekende, Die ook al vroeg: Vrouwe, wat weent gij ? Waarom weent gij en dat bij een graf is toch eigenlijk een overbodige vraag. We zouden veeleer stilzwijgen wanneer we iemand bij het graf zien wenen.

Doch Hij sprak ! Waarom ? Och, Hij weet alles ! Hij weet ook, dat ia het graf Diegene niet ligt. Dien die vrouw zoekt. En daarom voegt Hij er terstond aan toe: Wien zoekt gij ? Niet: WAT zoekt gij, maar WIEN zoekt gij. Hij kent haar in haar persoons-gemis. En dan ? En zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem, die grote Onbekende, Die met de nood van Zijn volk bekend is: Heere, zo gij Hem weggedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt en Ik zal Hem wegnemen. Ik bezweer U, indien Gij het weet, zeg het mij. De doeken liggen er wel, maar Hem vond ik niet. O, wat wordt hier de liefde van Maria telkens geschud, opgewekt. Eerst door de engelen, maar ach, ondanks dat het engelen waren, ze hebben haar niet kunnen troosten, zelfs de doeken, hoe ordelijk opgerold, hebben het gemis niet kunnen wegnemen, integendeel haar smart werd verzwaard. En hoe Maria daar in kwam, hoe meer het ogenblik naderde, dat zij Hem vinden zou. Dien hare ziele liefheeft. Want inderdaad. Hij is een Hovenier, maar dan de Hovenier, Die hier tot Zijn hof komt, waar een Maria Magdalena in rond doolt, wenende. De Heere Jezus „laat Zich vinden !" Mogen we het eens anders zeggen ? Maria kon niet buiten haar Heere en de Heere kon niet buiten „Zijn" Maria, 't Is alsof ue Heere al de anderen weggezon­ den heeft, (niet in verkeerde zin) om eens met Zijn Maria alleen te zijn. En dan gebeurt het. Jezus zeide tot haar: Maria ... ! Slechts één woord, maar dat ene woord was ... haar naam ! Maria ! En toen ? Toen ging het licht op in de duisternis, toen werd de deur van de gevangenis opengeworpen, toen glinsterde de heilige glimlach des geloofs door de tranen heen. Toen keerde zij zich van het graf af naar Hem toe. Dien hare ziele liefhad. Toen ... en zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni! Maria ... !

Rabbouni...!

Mijne schapen horen Mijn stem. Ik ken dezelve en zij volgen Mij. Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en wordt van de Mijnen gekend. Hij is voor haar in al die omstandigheden die grote Deurwachter, Die open doet. Zij kon niet opendoen, ze zat geheel ingesloten. Merk op, dat met het eerste wat de Heere tot haar gezegd had: Vrouwe, wat weent gij, Wien zoekt gij. Zijn stem niet herkend werd. En toen was het toch ook Zijn stem. O, zou haar hart door deze aanspraak toen niet brandende gemaakt zijn, gelijk aJs bij de Emmaüsgangers ? Hij was bij hen, doch zij kenden Hem niet, totdat Hij hun bekend werd bij het breken des broods. Hier zien we dat de Heere haar aansprak en zij (her)kende Hem niet. Maar toen Hij zeide: Maria ! toen was het: en Hij roept Zijn schapen bij name en leidt ze uit. Toen mocht het voor haar worden: Dit is de stem mijns Liefsten; ziet Hem, Hij is gekomen, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen. O, daar werd het voor Maria: Sta op. Mijne vriendin. Mijne schone en kom.

En zij, zich omkerende, (hoe kon het anders !), zeide tot Hem: Rab­ bouni, mijn goede, lieve Meester en Heere. De Heere zeide een woord, haar naam, en 'twas genoeg. Maria sprak slechts een woord: Rabbouni! en ze zeide daarmede alles, verklaarde haar gehele hart. Wat Maria in deze ogenblikken mocht doorleven is met geen pen te beschrijven, alleen te beleven. Want wat de Heere daarna tot haar zeide (vs. 17) werpt licht over de zieletoestand van Maria en de leiding Gods met haar. Maar ze moest nu heengaan, niet meer bij het graf blijven. Ga heen tot Mijne broeders en zegt hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, tot Mijn God en uw God. En Maria Magdalena ging, kon nu gaan, huppelend van zielevreugde, terwijl de liefdestranen haar over de wangen rolden en haar hart overstelpt was van liefde, de vrees uitgebannen en voor droefheid blijdschap was.

Daar had zij bij vernieuwdng ervaren: Ik ben mijns Liefsten en Zijne genegenheid is tot mij. Zij had de Heere „gezien" en Hij had haar „dit" gezegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

MARIA, WENENDE BIJ HET GRAF.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's