Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

V. HET GEBED IN DE DANKBAARHEID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

V. HET GEBED IN DE DANKBAARHEID.

7 minuten leestijd

meditatie

Zondag 45.

Het bidden is een spreken tot God, een naderen tot de allerhoogste Majesteit. Daar krijgt de ware bidder diepe indrukken van. Als Hellenbroek vraagt hoe het bidden moet geschieden, dan zegt hij ons dat het geschieden moet onder een heihge gestalte van het hart en zedige gebaren van het lichaam. Het is bij velen duidehjk in heel hun houding onder het bidden te zien, dat de rechte indrukken ervan gemist worden tot Wie men nadert. Neen, een bepaalde vrome houding aannemen, waarin men duidelijk verraadt dat zijn bidden niet anders dan het bidden van de eigengerechtige farizeër is, kan God ook niet behagen. Maar een gepaste eerbiedige houding betaamt ons in het gebed. Bij Abraham mocht ware ootmoed te vinden zijn, als hij zeide: „Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben."

Hier wordt gevraagd wat tot zulk een gebed behoort, dat Gode aangenaam is en van Hem verhoord wordt. En kort en goed zegt ons dan heel het antv/oord op die vraag, dat de ware bidder uit de diepte opkomt in de rechte erkenning van zijn schuld en onwaardigheid, maar dat hij daarom ook een grond van een vrijmoedige toenadering tot Gods troon buiten zichzelf moet vinden. Het recht en grondig kennen van zijn nood en ellendigheid doet hem zich bewus_t zijn dat hij met niets van zichzelf voor God bestaan kan. Dat brengt hem in de ware verootmoediging voor het aangezicht Zijner majesteit. Aan zijn zijde is er niets dan schuld, dus hoe zou hij met het lorommen van zijn hoofd als een bies zich nog aangenaam in Gods ogen kunnen maken .?

Maar zulk een bidder zal de Heere nu juist niet laten staan. Neen, God laat geen bidder staan, maar dan zulk een bidder niet. Dat rijke Evangelie hebben we te prediken, ook als we over het gebed hebben te handelen. Hier zal het zeker gelden: „Deze ellendige riep, en de Heere hoorde, en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden."

De Heere wil zulk een bidder de enige grond van de gebedsverhoring buiten zichzelf ontdekken. Het antwoord zegt ons: „Ten derde^dat wij deze vaste grond hebben, dat Hij ons gebed, niettegenstaande wij zulks ^onwaardig zijn, om des Heeren Christus' wil, zekerlijk wil verhoren, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft." De grond van de gebedsverhoring ligt buiten de mens. Het ware gebed geschiedt in het geloof. „Hoe zullen zij Hem aanroepen, in Welke zij niet geloofd hebben ? " De Heere Jezus heeft gezegd: „Alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden." Zonder dit geloof is het onmogelijk om Gode te behagen. Het gebed dat in dit geloof wordt opgezonden, strekt tot verheerlijking Gods.

Neen, dat is geen geloof dat men van zichzelf heeft. Dat bidden door het geloof moet ons geschonken worden Maar hier wordt ons gezegd aan wie zulk een geloof geschonken wordt. Alleen die mens die zijn nood en ellendigheid recht en grondig kent, zal wat mogen weten van dat gelovig naderen tot God, steunende op die enige grond der gebedsverhoring. Och, hoe heeft de Christen het altijd maar weer nodig dat hem dat vrijmoedig naderen tot God door God Zelf geschonken wordt. Het gebed wordt hier verklaard in het stuk der dankbaarheid. Hier is een Christen aan het woord, die met al de geschonken weldaden in de stand van zijn leven als een arme zondaar tot God moet naderen en die geen vrije toegang tot Gods troon kan vinden, als hem die niet door God in die verse en levende weg ontsloten wordt. Maar het wordt hem vergund om van zichzelf af te zien en die enige grond van de gebedsverhoring in het oog te krijgen. En dan mag hij geloven, dat hij zo schuldig en ellendig als hij is, toch tot God mag naderen en er dan ook zeker van kan zijn, dat de Heere hem, niettegenstaande hij zulks onwaardig is, om des Heeren Christus.' wil zekerlijk verhoren wil. Zo mag hij de Heeren bidden om alle geestelijke en lichamelijke nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed, dat Hij ons Zelf geleerd heeft. Aan het einde van deze zondagsafdeling worden we daar ook nog even bij bepaald, als er nog gesproken wordt over het door Christus voorgeschreven gebed.

Het door Christus voorgeschreven gebed is ons allen overbekend. In Mattheüs 6 lezen we dat Hij Zijn discipelen dit gebed gegeven heeft, als Hij hen vermaande om niet te bidden als de geveinsden, die van de mensen gezien en geëerd willen worden. In Lucas 11 lezen we dat één van Zijn discipelen tot Hem heeft gezegd: „Heere, leer ons bidden, gelijk ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft." En dan heeft de Heere op die vraag ook ditzelfde gebed gegeven.

Neen, dit gebed is niet gegeven om als een formuliergebed te gebruil< en, met de bepaling dat geen ander gebed geoorloofd is. De nood der ziel dringt Gods volk om in ei^en woorden de Heere ook wel aan te roepen. Zo gaf dus de Heere Jezus dit gebed Zijn discipelen niet om ze aan wat woorden te helpen, maar om ze daarmede de regel voor het ware bidden aan te geven. We hopen dit gebed bij de behandeling van de volgende zondagsafdelingen met elkander na te gaan, dus kunnen we er nu kort in zijn. De Heere Jezus heeft met dit gebed Zijn discipelen dus doen weten wat de inhoud van het ware bidden is. Allereerst zoekt de bidder in dat gebed Gods eer en in de tweede plaats wendt hij zich met zijn eigen noden tot Gods troon. En hij be­ sluit dat gebed ook weer met een lofverheffing tot God, want in het rechte bidden begeert hij niet anders dan dat al wat de Heere hem op zijn gebed wil schenken, mocht uitlopen op de verheerlijking van Zijn grote Naam. In zulk een gebed kan de ware bidder alleen maar ruimte vinden. Neen, dan zal de Heere hem niet doen ontbreken wat hij nodig heeft naar ziel en lichaam beide. Dan heeft hij ook met geen karig God te doen. Hij wil hem zekerlijk verhoren, gelijk Hij dat in Zijn Woord beloofd heeft. „Roep Mij aan", zegt Hij, „in de dag der benauwdheid: Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren." Gods Woord staat er vol van, dat God voor Zijn volk een Verhoorder der gebeden is. Met alle tijdelijke en geestelijke noden mag men zich tot Hem wenden. Ja, wel spreekt Gods Woord ook van een kwalijk bidden. Men ontvangt dan niet hetgeen waarom men bidt, omdat men het in zijn wellusten zou doorbrengen. Gelukkig heeft God elk gebed in het leven niet verhoord. Gods volk leert de Heere ook erkennen voor de onverhoorde gebeden. Maar in het bidden naar het voorschrift van het allervolmaaktste gebed kan Gods volk zeker zijn van de verhoring. Door welke beproevingen het ook heengaat, men mag het bij de uitkomst zien dat God al geantwoord had eer men tot Hem riep. Laat die kerk in de strijd er maar van getuigen of men ooit met de Heere beschaamd is uitgekomen. Neen, op Hem hebben onze vaderen vertrouwd en zij zijn niet beschaamd geworden. O welk een troost voor die kerk in het strijdperk van dit leven. Die kerk mag een toevlucht in de Heere hebben. Tot Hem mag men zich wenden uit de bange nood, in-en uitwendig, zoals Hij Zelf daartoe zo liefderijk opwekt in het 12e vers van Psalm 81:

Opent uwe mond; Eist van My vrijmoedig. Op Mijn trouwverbond: Al wat u ontbreekt, Schenk Ik, zo gij 't smeekt. Mild en overvloedig.

Toepassing volgt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's

V. HET GEBED IN DE DANKBAARHEID.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1972

De Wachter Sions | 8 Pagina's