Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak 103

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak 103

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

KEES: Hetgeen jij mij de laatste keer vertelde, aJs dat er zou zijn, het bijvallen op godsdienstig terrein en dat zou aantrekken, dat dan wel zou zijn die er veel luchter over denken en mal'ckelijker daarheen leven dan jij en jouw soortgenoten, dus niet zo bedrukt, neerslachtig en benauwd meestentijds maar opgeruimd, vrolijk en blij en niet zo geïsoleerd, dat ik mij daar wel het beste dan zou thuis gevoelen daar kon je wel eens gelijk in hebben; daar heb je tenminste nog ruimte om te leven en plezier te maken, maar dat heb je bij jou en die „fijnen" helemaal en in de verste verte niet. Als ik aan godsdienst zou gaan doen dan verkies ik die zeker niet maar dan zou ik zeer zeker wel het makkelijkste in mijn oog opzoeken om in de hemel te komen, waarbij ik dan hier op deze wereld tegelijk nog rustig, lekker en tot mijn vermaak met mijn vrienden een glaasje kan drinken, dansen, een kaartje leggen en dergelijke dingen meer.

JAN: Och Kees, dat klinkt mij helemaal niet vreemd in de oren want dat leeft met al onze godsdienst in ons aller hart en daarmee wil de mens dan uiteindelijk twee paradijzen hebben dat is één hier op aarde en één straks in de hemel, maar dat zal toch niet kunnen zoals de Heere dai in de Bijbel heeft laten beschrijven. Daar staat beschreven dat het uitnemenste hier moeite en verdriet is en wordt deze wereld genaamd een tranendal en een Mesech der ellende. Daarbij staat ons beschreven dat die „fijnen" in de wereld verdrukking zullen hebben, en dat zij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het eeuwige leven; dat is geen misschien maar zeker. Dan is zulk een godsdienst daar jij zoeven van sprak naar Gods Woord toch zeker misleidend en moet ik je toch ernstig dienaangaande waarschuwen, hopende dat je daarvoor bewaard bHjft.

KEES: Dat je het goede met mij voor hebt dat geloof ik nog wel en zal dat niet ontkennen ook, maar dat sombere, domperige leven zoals jullie er op nahouden, dat bekoort mij echt niet. Dat neemt niet weg dat ik nog wel naar jouw ervaringen wil luisteren en nog meer daarvan zou

willen horen; ik meen gemerkt te hebben dat je nog wel wat meer daarover hebt te vertellen.

JAN: Och, toen wij in die tijd over de aarde gingen als een verlatene, en niet anders konden geloven dan dat we een verlatene waren, met een neergebogen hart, onder de vreselijkste strijd en aanvechtingen, vloeken en godslasterlijke woorden op een eenzame plaats als 't ware uitgeput en krachteloos ter aarde vielen, zodat we zelfs geen zucht meer konden laten, o, toen kwam in eens met kracht bij mij in het hart: „De Heere is met u gij strijdbare held." Daar ging toen zoveel kracht van uit op dat moment dat ik gans verwonderd en verbaasd nederlag en in het geheel toen geen strijd, angst en aanvechtingen meer had. Ik kon !: et helemaal niet begrijpen en moest maar in verwonderinf; uitroepen: „Heere en dat met mij, met zulk één die nooit anders dan het allemaal verzondird en verbeurd hebt; o, ik een strijdbare held alleen om het kwade te bedrijven en U tot toorn verwekken, tegen U strijdende en niets anders dan Uw heilige Majesteit ontheiligen en Uw deu-^dcn schenden, een vreselijke verachter van U en dan met zulk een waarlijk zijn.

Wel jongen, dat ging nu waarlijk al mijn verstand verre ja zeer verre te boven en is niet te zeggen.

KEES: Wel Jan, als ik zo naar je geluisterd hebt, dan heb je toen toch werkeUjk weer enige verademing gekregen, mocht je een poos verlichting en lucht ontvangen om toch.weer verder te mogen en kunnen leven. Misschien ben ik wel wat voorbarig maar heeft die verademing lang geduurd of is zij maar kort geweest, want dat maakt natuurlijk ook nog weer een groot verschil.

JAN: Och, die verademing mocht toen maar een ogenblikje zijn, hoewel ik deszelfs grootheid en dierbaarheid nooit kan verklaren en onder woorden brengen en wij iets van Zijn gunst mochten ondervinden die de eeuwigheid verduurt, inplaats van eeuwig verzwolgen te worden onder Zijn rechtvaardige toorn. O, ik moest, toen we van de aarde opstonden en naar ons kamertje terug keerden, maar schreien en wenen en onder een vloed van tranen uitroepen: „En dat met mij en voor mij."

Ook mochten we er direkt bij bepaald worden waar het in Gods Woord beschreven stond en ik wist niet hoe gauw ik mijn bijbeltje krijgen moest.

O, toen ik het mocht lezen in Richteren 6 : 12, was, het één en al licht en heb ik die woorden opgegeten, zijnde voor mij zoeter dan honing, ja dan honingzeem. Onder het lezen van die woorden rolden de tranen van verwondering op dat lieve Woord des Heeren, daar toen zoveel kracht van uitging. Dat de Heere dat tot Gideon zeide dat-kon ik nog begrijpen, maar dat tot mij, zo'n rebelerende, vuile opstandeling, dat was voor mij nu echt niet om te bevatten of te doorgronden. Wel ondervinden maar niet te vatten. Een ogenblik zijn we er toen iets van gewaar geworden hetgeen de dichter van Psalm 118 zingt in de berijming, al was 't dan in een andere ziels'ondervinding dan hij mocht zingen: „Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet.

O, eeuwig, onbegrijpelijk Godswonder.

KEES: Nu Jan, ik heb met aandacht een ogenblikje naar uw vertelling mogen luisteren en het heeft mij nu niet verveeld. Andere keren, als je aan het vertellen was heb ik menige keer op de klok gekeken hoe laat of het wel was om van elkaar te gaan scheiden, omdat het mij niets of weinig interesseerde, als ik het zo eens noemen mag, of boeide met een ander woord gezegd. Maar nu heb ik inspannend een ogenblik geluisterd; maar onder dat alles is mijn vraag niet beantwoord waar het mij toch om te doen was en ik graag als nog van u zou willen horen.

JAN: Ja, daarin heb je gelijk en heb je al gezegd dat het maar een klein ogenblik geweest is. Het was toen we die ademtocht voor onze ziel ontvangen mochten, op een eerste Kerstdag ^'s morgens. Onder dat alles werd er zo'n sterke begeerte in mijn hart gevonden om naar Gods huis te gaan en ons onder de prediking des Woords neer te zetten, waartoe de tijd, om ons daartoe gereed te maken, inmiddels was aangebroken. Onder het gereed maken werd ik gewaar dat die zoetheid en hartvergenoegende gunst des Heeren begon te wijken en verminderen. Tegelijkertijd begonnen ze van binnen in mijn hart ook weer geweldig te redeneren en zo sterk ten slotte dat ik alles van wat er 's morgens geweest was, geheel kwijt was; het ging van binnen toen zo vreselijk stormen dat ik bijna niet. kon gereed komen.

Wegens de tijd D.V. tot een volgende ure.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Samenspraak 103

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's