Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III. DE NAAM CHRISTUS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III. DE NAAM CHRISTUS.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatte

Zondag 12.

Op deze vraag zullen we dus voor onszelf persoonlijk een antwoord moeten kunnen geven en dan wel zulk een antwoord als we hier kunnen vinden. Het antwoord zegt ons, dat een christen te zijn wat anders is dan alleen een christen te heten. Waar de naam „christen" vandaan komt, kunnen we uit Gods Woord wel weten. Te Antiochië werden de volgelingen des Heeren het eerst christenen genoemd. Die naam die wellicht als scheldnaam dienen moest, is een erenaam geworden. In de Schrift kunnen we die naam drie keer vinden. Behalve die plaats waar we lezen dat de volgelingen des Heeren christenen werden genaamd, lezen we ook nog van Agrippa, dat hij tot Paulus zeide: „Gij beweegt mij bijna een christen te worden." En ook zegt de apostel Petrus in zijn zendbrief: „Maar indien iemand lijdt als een christen, die schame zich niet, maar verheerlijke God in dezen dele." Tot op de huidige dag is die naam er gebleven. Hoevelen dragen echter deze naam en noemen zich met die naam, zonder iets te weten van wat hier in het antwoord gezegd wordt.

Naamchristenen zijn er genoeg. We zouden kunnen spreken over mondchristenen, broodchristenen, sabbatschristenen, ja, noem maar op ! Gods Woord zegt ons, dat we de naam kunnen hebben dat we leven en toch dood zijn.

In het antwoord wordt een ware christen aan het woord gelaten. Deze christen mag weten dat hij een lidmaat van Christus en alzo Zijner zalving deelachtig is. Hij is dus ook profeet, priester en koning. Zo bezit hij dus ook weer een drievoudig ambt. In de staat der rechtheid bezat de mens ook dat drievoudige ambt, maar hij is het door de zonde verloren. Door genade ontvangt hij dit drievoudig ambt weer terug. Men moet een lidmaat van Christus zijn door een ware geloofsinplanting in Hem, om een christen te zijn. Hoe zakelijk is toch het onderwijs dat in onze Catechismus is te vinden. Hebt ge daar erg in ? De Catechismus is een praktisch leerboek en wijst ons dus steeds op het bevindelijk leven, maar komt toch met geen bevindingen aandragen die de toets van Gods Woord niet kunnen doorstaan, als de vraag gedaan wordt: ..Maar waarom wordt gij een christen genaamd ? " Neen, in het antwoord worden dan niet allerlei kenmerken, gevoeligheden en gemoedelijkheden genoemd, waaruit men dan zou moeten opmaken dat men een christen is. Het antwoord zegt ons dat men nooit een ware christen kan zijn buiten Christus om. Nu wordt het wellicht voor ons nog duidelijker, waarom de Catechismus bij de bespreking van de betekenis van de naam Christus, ook nog eens apart de vraag stelt:

„Maar waarom wordt gij een christen genaamd? " Het is ons niet genoeg te weten dat er een Middelaar is. Die de naam Christus draagt en dat die naam ons op Zijn ambten wijst. Met zulk een wetenschap zullen velen voor eeuwig verloren gaan, al hebben ze gedacht dat deze wetenschap ze genoeg was, daar ze naar hun mening toch ook in die Zaligmaker hebben geloofd. Ze hebben echter nooit deel aan Hem gekregen. Nooit zijn ze Hem door een waar geloof ingeplant. Ook deze zondag spreekt weer over het oprechte geloof, waardoor we deel aan Christus krijgen. Dat is wat anders dan al dat oppervlakkig roemen over Jezus, waarmee men denkt een christen te zijn.

Maar tegelijk kunnen we ook niet genoeg waarschuwen tegen al die gemoedelijkheden, die men voor bevinding aanziet en waarmee men ook een christen is buiten de geloofsinplanting in Christus. Men moet met zulke christenen maar niet over Christus praten, want dan schijnt het wel alsof ze zelfs Zijn naam nog nimmer hebben horen noemen. Men is een christen buiten Christus om.

De Catechismus laat ons echter hier in het antwoord weten dat men geen christen kan zijn zonder een lidmaat van Christus te zijn. En de ware christen weet dat, want dat blijkt uit het antwoord. Als heiri de vraag gedaan wordt, waarom hij een christen wordt genaamd, dan grijpt hij niet naar allerlei bevindingen en zielservaringen waarmee hij zalig is gesteld geweest buiten Christus om. Neen, hij weet waarom hij een christen is. Hij is een lidmaat van Christus. Christus leeft in hem en hij heeft zijn leven in Christus gevonden.

Maar dat is toch wel een grote zaak ? Zijn er dan geen bekommerde christenen en twijfelmoedige christenen ? Zeker, die zijn er, maar de ware bekommerde- en twijfelmoedige christenen krijgen geen kans om een christen te worden buiten Christus. Velen zijn christenen en weten zeer goed dat zij tot het bekommerde volk behoren. Zo wordt er wat gebouwd buiten het Fundament!

We zullen moeten weten wat het betekent: een christen te zijn ! Dan zijn we door het geloof met Christus verenigd en alzo Zijn zalving deelachtig. En als we Zijn zalving deelachtig zijn, zijn we ook profeten, priesters en koningen. Dat zegt ons ook dit antwoord. We worden allereerst op het profetisch ambt van de christen gewezen, als er gezegd wordt: „opdat ik Zijn naam bekenne." Dat bekennen van Zijn naam betekent een belijden van Zijn naam. Het wil zeggen dat we er voor uitkomen, dat we een christen zijn. De christen is hier in deze wereld in het volle leven geplaatst. Er moet een getuigenis van zijn handel en wandel uitgaan. Het is wel droevig, te moeten zeggen dat er over het algemeen in deze tijd van de levende kerk zo weinig ge­ tuigenis uitgaat. Ook al mag men dan door genade een lidmaat van Christus zijn, er komt van die zalving des Geestes zo weinig naar buiten openbaar. Wat dat betreft zijn we ook meer christenen in naam dan in daad. Veelal moet men het met een gestopte mond aanhoren wat de vijanden ten kwade van Gods volk vertellen. Het is soms nog waar ook wat zij zeggen, zodat er geen verontschuldiging tegenover de vijand meer overblijft. Maar dat alles zegt ons ook weer, welk een geesteloze tijd we beleven. De zalving van Christus deelachtig te zijn, wil zeggen dezelfde Geest als Christus te mogen bezitten. Christus is immers met de Heilige Geest gezalfd. En door die dierbare Geest worden de ware gelovigen aan Hem verbonden. Zo mogen zij door die zalving des Geestes christenen zijn.

In een tijd echter, zoals wij die beleven, waarin Gods Geest weinig werkt, komt er bij Gods ware volk van de zalving des Geestes ook weinig meer naar buiten openbaar. Dat strekt niet tot onze eer, maar moet gezegd worden tot onze schande en zou ons toch ook wel moeten bedroeven. Toch kan het anderzijds ook weer niet anders, of die Christus door een waar geloof zijn ingelijfd, zullen vruchten der dankbaarheid voortbrengen. In de weg der heiligmaking gaat het vruchtdragen uit Christus altijd met de ware zielsontdekking gepaard. We kunnen geen christen zijn buiten het vruchtdragen uit Hem. Dat moeten we goed weten. En de Heere zorgt ervoor dat Zijn volk dat weten zal. In een stervend leven zal men dat moeten leren verstaan. Daarop' wijst ons' ook dit antwoord, als het ook spreekt over het priesterschap van de christen. Het wil immers wat zeggen, om als een levend dankoffer mij Hem te offeren. Er wordt over een dankoffer gesproken; niet over een zoenoffer. Christus alleen heeft het offer ter verzoening gebracht. Gods kinderen mogen dankoffers brengen. Maar zij moeten zichzélf als een levend dankoffer Hem leren offeren. Dat betekent dus een levend sterven, zoals de apostel

daarvan spreekt, als hij zegt: „Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onze roem, die ik heb in Christus Jezus, onze Heere." Dat is een profijtelijk leven. Vruchtdragen doen we niet in een weg van genot. Hier moet geleerd worden: Groter zondaar worden en minder zonden doen. Dan zal men ook als koning tegen de zonden leren strijden en ook straks alleen door Hem Die overwonnen heeft, overwinnaar uit de strijd komen, zoals hier het antwoord ons daarop ook wijst en zoals we daar eerst even van willen zingen uit Psalm 68 : 2:

Maar 't vrome volk, in U verheugd, Zal huppelen van zielevreugd. Daar zy hun wens verkrijgen; Hun blijdschap zal dan onbepaald. Door 't licht, dat van Zyn aanzicht straalt. Ten hoogste toppunt stijgen. Heft Gode blijde psalmen aan; Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan; Laat al wat leeft Hem eren. Bereidt de weg, in Hem verblijd. Die door de vlakke velden rijdt; Zijn naam is Heer' der heren. Toepassing.

Zo gaat het dus met de ware christen op de eeuwige zaligheid aan.

Dat houdt het dus ook in, als men een christen mag worden genaamd. Die christen verkeert niet meer in zijn natuurstaat, want daarin gaat het met de mens niet op de gelukzaligheid, maar op de rampzaligheid aan. Al is men ook een christen in naam, het zal niet baten als de dood komt. We moeten Christus worden ingelijfd. De hel ligt vol met christenen, die nooit de zalving van Christus deelachtig zijn geworden. Hun deel is eeuwig aan die der heidenen gelijk, die nooit van Christus hebben gehoord.

Het oordeel zal voor ons nog zwaarder dan voor de heidenen zijn, daar wij die enige Naam hebben horen verkondigen. Beter ware het dus, als de heidenen nooit de weg te hebben geweten, dan nu als een christen verloren te moeten gaan. De schrikkelijke werkelijkheid daarvan mocht toch nog eens tot ons doordringen l Het is niet te zeggen hoe erg het is, een christen te zijn en geen deel aan Christus te hebben. We dragen de naam van christen, omdat wij uitwendig. tot Gods kerk behoren, zoals die zich hier op aarde openbaart. En Iaat ik in dit verband u toch ook nog even mogen wijzen op wat de naam van christen u te zeggen heeft. In deze tijd van steeds toenemende wereldgelijkvormigheid is dit niet overbodig.

De oude christenen zeiden altijd, dat een christen te kennen moet zijn aan zijn praat, daad en gewaad. Men mag daar tegenwoordig mee smalen en dat voor kleinzieligheid houden, maar laat ons dit gezegde van de oude christenen toch maar ter harte nemen, want ze spraken daarmede de volle waarheid. We beleven nu eenmaal een tijd waarin het christendom zich uitwendig nergens meer in doet kennen. Men wil nog voor een christen worden aangezien, maar men leeft geheel als een wereldling. Daarin is te zien waar men toe komt, als men met alle zeden en normen breekt. Dit diene ons echter ten voorbeeld, want verder behoeven we niet buiten onze kringen te gaan. Eén van de oorzaken van de intrekking van de bediening van Gods Geest, is toch wel de wereldgelijkvormigheid. Al is het dat we weten kunnen, dat we slechts in naam een christen zijn, zolang we Christus niet door een oprecht geloof zijn ingelijfd, we scharen ons toch door onze belijdenis bij Gods kerk. Dat is ook onze plicht, als we uit kerkelijke ouders geboren zijn en het teken van Gods verbond aan ons voorhoofd hebben mogen ontvangen. We zijn verplicht ons bij de ware kerk te voegen, zoals onze Nederlandse Geloofsbelijdenis ons doet weten. Maar dan moet toch ook ons leven daarnaar zijn. De ware kerk is het volk van God. Als we ons bij dat volk scharen, moeten we ook als dat volk leven. We hebben ons te onderscheiden van' de wereldlingen, ook al zijn we niet beter. Het is wereld of kerk: één van beide. We kunnen geen. twee heren dienen. Dus dienen we ons in geheel ons leven te gedragen naar het richtsnoer van Gods Woord. Ook in onze kleding dient de eenvoud te worden bewaard. Israël zal alleen wonen en zal met de volkeren niet gerekend worden. We dienen een afgezonderd volk te zijn.

Men moest de naam van christen niet willen dragen, als men uitwendig niet kenbaar wil zijn. Geheel ongodsdienstig wil men echter niet wezen; zelfs wil men nog wel de rechtzinnige leer belijden. Toch wil men leven als een wereldling, want men schaamt er zich voor om voor een belijder van de zuivere leer te worden aangezien. Men wil niet graag bij dat verachte volk van God gerekend worden.

Welk een droeve zaak! Straks wordt het sterven voor u. Wilt ge dan wel met Gods volk sterven .? Dat zal toch niet gaan. Als ge niet met dat volk hebt willen leven, zult gij er ook niet mee kunnen sterven.

Waarom wordt gij nu eigenlijk een christen genaamd ? Geef eens antwoord op die vraag ! Straks zult gij antwoord moeten geven, want dan wordt er rekenschap van u gevraagd van uw rentmeesterschap. Dan valt de naam weg, maar dan zal het ook eeuwig tegen ons getuigen, dat wij die naam hebben gedragen. We zeggen u slechts wat de grote Leraar der gerechtigheid Zelf gepredikt heeft. Hij heeft in Zijn bergrede gezegd: „ledere boom, die geen goede vrucht voort­ brengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen. Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere ! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet, de wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is." Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uwe Naam geprofeteerd en in Uwe Naam duivelen uitgeworpen en in Uwe Naam vele krachten gedaan ? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt."

Welk een ernstige prediking ! Zo predikte Christus dus als die grote Profeet. Als men in deze tijd hetzelfde zegt, kan men de volle vijandschap zien ontbranden bij al die oppervlakkige roemers over Jezus. Als Hij thans als Profeet nog zou prediken gelijk als onder het Jodendom, Hij zou geen ander onthaal vinden bij het hedendaagse christendom als bij Zijn eigen geslacht toen Hij op aarde was. Men zou Zijn rede ook nu onverdragelijk hard vinden.

We kunnen Zijn profetisch onderwijs ook nooit recht verstaan buiten de verlichting van Gods Geest. Daar hebben we u op gewezen. De Christus is u nog weer gepredikt. U hebt nog weer van Hem mogen horen als die door God gezalfde en verordineerde Middelaar en Zaligmaker, Die Profeet, Priester en Koning is.

Och, verhef u toch niet op uw uit­ wendige kennis ! De tijd is vol van geleerde mensen, ook op godsdienstig terrein. Men behoeft niets meer te leren, want men weet alles al. Waar is er nog een mens die het eens niet meer weet ? Voor zulk een mens is er een plaats aan de voeten van de grote Leraar der gerechtigheid. Dat hebben we u nog te prediken.

We mogen samen nog onder het licht van het Evangelie leven. Het wordt ons nog verkondigd, dat er een Middelaar is, door Wie we zalig kunnen worden. De Christus is in de wereld gekomen. De ware Messias, door God beloofd en lang verwacht, is gekomen en heeft Zijn werk gedaan, als Profeet, Priester en Koning. Maar in die drie amb­ ten doet Hij Zijn werk nog. We moeten Hem dus worden ingelijfd om waarlijk een christen te zijn. Op de noodzakelijkheid daarvan, moeten we u weer met nadruk wijzen. Als een arme, onwetende, blinde dwaas moeten we aan Zijn voeten terechtkomen. Dierbaar plekje voor een arme zondaar! Mochten we maar veel om hemels onderwijs verlegen zijn ! Waarom wordt gij een christen genaamd ? Weet ge het al ? Is er kennis bij u gekomen van die drie ambten van de Middelaar ? Die kennis is noodzakelijk, om niet alleen te kunnen zeggen wat de naam Christws, maar ook wat de naam christen inhoudt.

Door de toepassende bediening des Geestes wordt de ziel met Christus door het geloof verenigd. En die vereniging met Hem zal zich ook in de praktijk des levens moeten openbaren. We zullen christenen van praktijk moeten zijn. Zulke christenen kunnen we niet zijn, als we van uit een wettische grondslag vruchten van het ware leven denken te kunnen voortbrengen.

Er moet kennis van Christus komen en ook kennis van Zijn drie Middelaarsambten, opdat we Hem in Zijn drie ambten ook recht zullen benodigen in de weg der ware heiligmaking. Zo zullen wij Zijn naam belijden en ook onszelf als een levend dankoffer Hem offeren en alzo tegen de zonde en de duivel strijden." Dan worden we geen christenen buiten Christus, maar dan zullen we wel zien dat het gedurig daar bij ons hapert, .dat we te weinig uit Christus leven en dat we alzo nog maar te veel een christen zonder Christus zijn en de naamchristen ook nog niet zover buiten onszelf behoeven te zoeken. Maar de ware zielsontdekking drijft ons uit naar die onmisbare Levensfontein, om uit die Fontein te ontvangen al wat tot het voortbrengen van een nieuw leven nodig is en" om zo steeds nauwer aan Christus verbonden te mogen worden. Dan zuUen we met Hem strijden en alzo ook met Hem lijden, maar dan zullen we ook hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeren. Zo zal ons leven Christus zijn en is ons sterven ons een eeuwig gewin. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

III. DE NAAM CHRISTUS.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's