Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer G.v. d. B. te A.,

U vraagt my enige opheldering over Luc. 15 : 7, waar we lezen: „Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben." Uw persoonlijke mening is altijd geweest, dat met die negen en negentig rechtvaardigen worden bedoeld: rechtvaardigen in eigen ogen. Maar nu hebt u een preek horen lezen, waarin gezegd wordt dat deze rechtvaardigen werkelijk bekeerde mensen waren of ongevallen engelen. Van wie die preek was, schrijft u me niet en weet u misschien ook niet. Maar dit doet er weinig aan toe.

Ik wil u in mijn antwoord wel dadelijk laten weten dat uw opvatting de juiste is geweest. We moeten bij de gelijkenissen nooit uit het oog verliezen dat die slechts één bepaalde strekking hebben. Ook moeten we zien in welk verband een gelijkenis door de Heere Jezus is gebruikt. Welnu, in Lucas 15 vinden we drie gelijkenissen die dezelfde strekking hebben en die door de Heere Jezus gesproken zijn als een antwoord op de opmerking die door de Farizeërs en Schriftgeleerden werd gemaakt, als door hen gezegd werd: „Deze ontvangt zondaars en eet met hen." Het hoofdstuk begint met ons te zeggen: „En al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem om Hem te horen." Dit bracht de Farizeeërs en de Schriftgeleerden tot genoemde opmerking. Deze opmerking was echter een valse beschuldiging van die Farizeeërs en Schriftgeleerden. Jezus Uet Zich niet in met tollenaars en zondaars die in de weg der ongerechtigheid zich bleven uitleven. Wel liet Hij Zich met hen in door naar hen om te zien, zoals we zien bij Zacheüs en bij Levi de tollenaar. Maar als dit gebeurde, konden deze mensen tegelijk niet meer in hun zondige weg doorgaan.

Zacheüs heeft gezegd: „Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik de armen; en indien ik iemand iets door bedrog ontvreemd heb, dat geef ik vierdubbel weder." Toch werd er gezegd: „Hij is tot een zondige man ingegaan om te herbergen." Dat was dus een valse beschuldiging, maar een beschuldiging waarin ook tegelijk de eigenrechtigheid van die Farizeeërs en Schriftgeleerden goed openbaar kwam. Bij de roeping van Levi hebben zij aan Hem gevraagd: „Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren ? " En dan heeft Jezus gezegd: „Die gezond zijn hebben de medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering."

Daar heeft de Heere Jezus dus ook over rechtvaardigen gesproken. En wat heeft Hij daar anders mee bedoeld dan rechtvaardigen in eigen ogen, zoals die Faizeeërs en Schriftgeleerden waren ? Zij waren gezond en hadden dus geen behoefte aan de Medicijnmeester. Nu, de Heere Jezus heeft in de gelijkenis van het verloren schaap en in die van de verloren penning en in die van de verloren zoon dit ook aangetoond. Jezus is gekomen om het vgrlorene te zoeken. Verloren zijn we allen door onze diepe val in Adam, maar we weten het allen niet. Die Farizeeërs en Schriftgeleerden waren geen verloren mensen. Ze waren wel verloren, maar zij zagen zich niet verloren. Zij waren gelijk aan die oudst& > ^zoon in de gelijkenis van de verloren zoon. Zij hadden nog nooit het gebod des Vaders overtreden. Die oudste zoon is een echte Hagareen. Hij behoort tot Jeruzalem dat dienstbaar is met haar kinderen. En Hagar wordt met haar zoon uitgedreven. De zoon der dienstmaagd zal niet erven met de zoon der vrije. Ik meen dat ik er al eens een keer over geschreven heb, maar het is vooral in deze tijd met zoveel Hagarenen om ons heen niet ondienstig om daar nog eens een keer iets over te schrijven. Ik heb namelijk een keer gehoord van een predikant die over de verloren zoon preekte, dat hij over de oudste zoon de opmerking maakte: „Of die nog tot bekering is gekomen, weten we niet." Een poosje later las ik een meditatie in een kerkelijk blad, waarin eerst nogal aardige opmerkingen werden gemaakt over de verloren zoon, zodat ik mezelf al begon te beschuldigen vanwege de achterdocht die er bij me is ten aanzien van bepaalde predikanten. Maar eindelijk kwam toch de aap uit de mouw. Die oudste zoon kon ook nog wel tot bekering zijn gekomen. Ik heb ook wel gehoord van sommigen, dat ze gezegd hebben: „Hij was toch ook een kind !"

Kan een Farizeeër niet zalig worden ? Ja zeker, dat zien we wel in Paulus. Maar als dat gebeurt, dan wordt zo'n Farizeeër toch werkelijk een verloren zoon. Men zegt dat men dat ook bedoelt. Nu ja, zeg dat men dat zo bedoelt, maar men bedoelt hetdan toch op zo'n manier, dat men de Farizeeër liefst niet te veel voor het hoofd wil stoten. De rijke jongelingen wil men een beetje zacht behandelen. Men spreekt juist een weg van:

„Doe dat en gij zult leten", dus dan kan men er de oudste zoon nu eenmaal niet helemaal buiten sluiten. Men heeft nu eenmaal veel met zo'n biddende Farizeeër in de tempel op. Ja, ' zo'n Farizeeër bidt langer dan de tollenaar. Maar toch gaat de tollenaar er met de buit van door en dje Farizeeër tüet. Dat is toch iets waar men zich op blind blijft staren. Men spoort de mensen juist zo aan tot bidden en vragen, want in die weg wil de Heere het toch geven. Maar och, er is toch zo'n verschil tussen een gemaakt gebed en een geschonken gebed. Een gemaakt gebed komt van beneden, bij onszelf vandaan. We pijnigen onszelf door onszelf aan te zetten tot het bidden, maar het haalt tiiets uit. Het geschonken gebed

komt van boven en het gaat door de zolder heen, ja door lucht en wolken en dringt door tot in de hemelse troonzalen.

Dan maar niet meer bidden ? We moeten er toch om vragen ?

Och, we moeten een verloren zoon worden. En als men een verloren zoon wordt, houdt zijn vragen en zijn bidden op, hoe dichter dat men bij het huis des Vaders komt. De Vaders zal die zoon tegemoet moeten komen. Het valt niet mee voor al die vragers en bidders, als dit gepredikt wordt. Een mens wil maar geen verloren zoon worden. Hij houdt het liever met de oudste zoon. Maar wat moet hij dan met Jezus doen ? Jezus is gekomen, zoals Hij Zelf gezegd heeft, om geen rechtvaardigen, maar zondaren te roepen tot bekering. Hij is de Medicijnmeester, niet voor gezonden, maar voor zieken.

De engelen in de hemel verblijden zich over een verloren schaap dat door de Herder wordt teruggevonden. Als er nu wordt gezegd dat er meer blijdschap in de hemel is over één zondaar die zich bekeerd dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben, dan hebben we dat als een spreekwijze op te vatten die geheel past in die gelijkenis. Maar elk onderdeel van de gelijkenis moeten we niet geestelijk gaan overbrengen, want dan komen we niet uit. Als men denkt dat met die negen en negentig rechtvaardigen ongevallen engelen worden bedoeld, dan moet men die ongevallen engelen ook in de woestijn gaan zoeken, in plaats van in de hemel.

De wereld is wel een woestijn te noemen, maar de hemel niet. En we lezen van die herder, dat hij de negen en negentig andere schapen achterlaat in de woestijn. U ziet dUs wel dat we door die negen en negentig schapen geen engelen en ook geen bekeerde mensen hebben te verstaan. Op zichzelf is het natuurlijk wel waar, dat er meer blijdschap is over één zondaar die zich bekeert dan over de niet gevallen engelen of degenen die alreeds bekeerd zijn. Zo'n opmerking mag dus wel gemaakt worden. Maar men moet dat niet als de strekking van de gelijkenis zien.

We moeten de gelijkenis zien als een antwoord op de opmerking van die Farizeeërs en Schriftgeleerden. Zij zeiden: „Deze ontvangt zondaars en eet met hen." Nu, de Heere Jezus heeft in die drie gelijkenissen aangetoond dat het werkelijk voor zondaren is. Voor verloren zondaren ! Het gaat over een verloren schaap, over een verloren penning en over een verloren zoon. Staat men er weleens goed bij stil, wat men daarmee nu eigenlijk zegt ? Men schijnt toch over het algemeen niet goed te beseffen wat men daarmee zegt. Immers moet de oudste zoon in een rijke jongelingsgang ook nog een kansje krijgen. Ja, men preekt juist zo'n weg tot bekering. Men preekt dus geen verloren mens.

Och geachte Vriend, uw vraag is vooral voor deze tijd wel goed op haar plaats. Het is een tijd vol met bekeerde oudste zonen. Het getal huurlingen neemt steeds meer toe. Ze hebben overvloed van brood, maar ze hebben nog nooit in waarheid uitgeroepen: „Ik verga van honger !" Maar met hun overvloed van brood weten ze er toch echt niets van, wat het is om als een verloren zoon in de armen des Vaders te mogen liggen. Daar moet ge werkelijk een verloren zoon voor zijn geworden. En ja, die godsdienst van de oudste zoon moeten we nu ook maar weer niet alleen buiten ons gaan zoeken. De oudste zoon is bij elk mens te vinden. In de zuivere prediking wordt altijd de godsdienst van de oudste zoon aangepakt. En ja, dat werkt nu eenmaal zo prikkelend. Men moét toch blij zijn als jonge mensen zich nog beijveren voor de Waarheid ? Ja, ik zie het liever dan dat ze zo' onverschillig zijn of anders zich beijveren voor een valse godsdienst. Er komen tegenwoordig steeds meer bekeerde oudste zonen op de preekstoel. Die zijn vroom gaan doen en die hebben elkaar op een studentenkring gevonden en op die studentenkring hebben ze met hun wijsheid zitten puzzelen over het vraagstuk hoe de oudste zoon er zonder kleerscheuren zal kunnen komen. Nu, dat hebben ze wel uitgevonden. Dat gaan ze nu preken. Heel rechtziimig. De groep die zich de behoudende groep weet te noemen, zit er onder te genieten. Men ruikt hier alleen de geur van een lekker bokje, maar niet van de zwijnendraf. Dat is dus de godsdienst van de oudste zoon buiten ons. Maar we moeten toch ook onze ogen niet gesloten houden voor de godsdienst van de oudste zoon onder ons. Een mens is een arglistig schepsel. Als hij van het één niet wat maakt, dan doet hij het toch van het ander. Maar hij moet een bokje hebben om met zijn vrienden vrolijk te zijn. De oudste zoon spreekt immers over een bokje om met zijn vrienden vrolijk te zijn. Hij heeft dus vrienden. Ja maar, wie zijn nu zijn vrienden ? Dat zijn natuurlijk allemaal mensen die het gebod van hun vader niet hebben overtreden.

Ik weet in ieder geval wel, dat ze mij in het diepst van hun ziel niet als hun vriend beschouwen. Ik heb het ook zover nooit kunnen brengen, dat ik wethouder heb kunnen worden. Maar ik heb weleens met de oudste zoon te doen. Als zijn gerechtigheid niet overvloediger wordt dan van de Farizeeërs en Schriftgeleerden, dan kan hij immers het Koninkrijk Gods niet ingaan. Als hij geen verloren zoon wordt, is het straks voor eeuwig verloren voor hem. Hij moet een verloren zoon worden. De oudste zoon komt er niet. Als men een verloren zoon wordt, gaat al zijn godsdienst eraan. Of het nu een valse godsdienst is of een rechtzinnige godsdienst, maar die godsdienst wordt zwijnendraf, waar hij zijn buik niet mee kan vullen. Het wordt een hopeloos verloren zaak. Een uitzichtloze zaak ! Het aards koninkrijk valt in duigen. En daar heeft men nu juist zo hard voor geijverd. Ze komen van het Noorden en van het Zuiden, van het Oosten en van het Westen. Ook kan men hoeren en tollenaren ^ zien ingaan en zelf wordt men als een kind des koninkrijks buitengesloten. En de engelen in de hemel verblijden zich over de bekering van die verloren zonen. Welk een wonderUjke zaak toch ! Die verloren zonen hebben eerst de duivelen over zich horen juichen. Ze waren voor eeuwig' hun prooi. Maar als ze werkelijk gans verloren voor God invallen en de goede Herder komt tussenbeide om dat verloren schaap op te vangen, dan gaat er een gejuich in de hemel op. Wie kan het vatten. In de hemel verblijden ze zich niet over die oudste zoon die zo goed oppast en zo goed zijn best doet. Neen, de heilige engelen, die zelf nooit gezondigd hebben, verblijden zich over het vrije werk Gods; dat God zondaren zaligt. Ze zingen in Efrata's velden van het eeuwig welbehagen. Dat is tot verheerlijking Gods. Tot verheerlijking van Zijn soevereiniteit, ja, van al Zijn volmaakte deugden. Daar verblijden de engelen zich in, want die verblijden zich altijd in Gods eer. O geachte Heer v. d. B., hier begint er wat in me te leven. Nu zou ik door willen gaan schrijven, want hier ontsluit zich de zaligheid voor de ziel, in dat vrije werk Gods. In dat Godeverheerlijkende werk ! En dat naar Zijn eeuwig welbehagen !

Zou ik het de oudste zoon niet gunnen, dat hij daar eens wat vaxi mocht leren kennen ? Natuurlijk gun ik hem dat. Ik weet dat het met hem voor eeuwig verloren is, als hij een oudste zoon blijft. Maar ik kan geen weg van zaligheid preken op zulk een wijze als de oudste zoon zalig denkt te worden. Dat kost Gods eer en daarom kan ik dat niet preken en wil ik dat niet preken.

En nu wil ik nog op één ding gaan wijzen en dan besluit ik mijn brief weer. Jezus kreeg met het vrome Jodendom te doen. Dat vrome Jodendom was aan die oudste zoon gelijk. Dat vrome Jodendom heeft Hij bedoeld, als Hij sprak over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben. Maar nu zit datzelfde vrome Jodendom onder de kerk der heidenen, dus onder de Nieuw-Testamentische kerk. En het Jodendom is tot op heden aan de verharding overgegeven geweest. Nu zijn wij echter geneigd om ons boven dat Jodendom te verheffen. Maar een waarlijk verloren zoon denkt toch altijd nog aan die oudste zuster.

Vriend, wat gaat er gebeuren ? Ik weet niet precies wat er gaat gebeuren. Velen weten het op het ogenblik precies. Daar is ook de oudste zoon weer aan te kennen. Die weet het altijd precies. De jongste zoon weet het niet. Maar de Schrift zegt het wel precies. En nu behoor ik niet bij die mensen die vele waarheden krijgen. Maar ik ben wel ergens opmerkzaam op geworden. Er staat iets in Lucas 21 : 24, waar ik altijd overheen gelezen heb. De Heere Jezus spreekt daar over de verwoesting van Jeruzalem en over het laatste oordeel. En nu zegt Hij zo in het 24ste vers: „En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervpld zullen zijn."

Moet dit ons niet veel te denken geven ? Het Joodse land is door Israël weer in bezit genomen en niet langer meer door de heidenen vertreden. Jeruzalem zou van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. Zijn dus nu de tijden der heidenen vervuld ? We worden bij die tekst verwezen naar Rom. 11 : 25. En nu moet u ook maar eens lezen wat de kanttekening zegt bij Luc. 21 : 24. En dan moet ge eens zien wat er op dat vers volgt. Zo lezen we dan in vers 25 en 26: „En er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken, met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven, en de mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden."

Zien we dit niet in vervulling gaan ? Is de wereld niet in beroering gekomen ? Wat gaat er gebeuren ? zo vraagt men zich af. Er komt benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid. Zal God Zich nu van de kerk der heidenen af gaan keren en in het laatste moment van het bestaan der wereld Zich nog ontfermen over Abrahams zaad ? Het gaat erop lijken. De oudste zoon echter ziet het niet. Die verheft zich, zoals de apostel in Rom. 11 ons laat weten. Maar hierop zal tegelijk het einde volgen, want we lezen tegelijk in het 27ste vers van Luc. 21: „En alsdan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid."

Geachte Heer v. d. B., ik ga hier niet verder meer op in, want hoe het verder alles zal gaan, weet ik ook niet, maar begrijpt u nu waarom ik met vrees ben vervuld voor ons land en voor ons opkomend geslacht ?

We kunnen in ieder geval wel zien, dat de Heere Zich van ons steeds meer gaat af- en terugtrekken. Geloof maar niets van die bekeringen van al die oudste zonen in deze tijd. Oudste zonen worden niet bekeerd. Alleen verloren zonen. Er is niet veel geesteHjk leven meer in Nederland. Dat moeten we constateren. Het oordeel Gods zien we doorgaan. Het komt er voor een ieder onzer nog op aan om als een verloren zoon te mogen wederkeren. De Heere zij daartoe ook uw ziel gedachtig. Dat kan en mag ik u toch altijd toewensen, als zijnde voor mij onbekend.

Gode van harte bevolen !

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's