Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 460

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 460

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TOELICHTING BIJ Nr. 455.

Uit enkele reacties is mij gebleken dat er lezers zijn die prijs stellen op een nadere toelichting van het artikel over „Jobs verarming" van 3 januari j.1. We schreven daarin dat Satan in de hemel verscheen onder de kinderen. Gods, die kwramen om zich voor de Heere te stellen. Het komt sommigen vreemd voor dat Satan in de hemel verschijnen kon en men meent dat zulks in strijd is met de volmaaktheid van het wezen Gods en met de heiligheid van de plaats Zijner woning. Laten we in de eerste plaats echter bedenken dat het voor ons niet mogelijk is een rechte voorstelling van de wereld der geesten te maken. Het heeft God behaagd ons in Zijn Woord een weinig daarvan te openbaren, zij het dan meestal op figuurUjke wijze. Onze vaderen hebben in hun geschriften gewaarschuwd tegen het dieper willen indringen in deze zaken dan nodig is. We willen ons dan ook beperken tot het vergelijken van enige Schriftplaatsen en de verklaringen daarbij van de kanttekenaars. Onder hemel wordt in dit verband verstaan de troon Gods, zoals we lezen in 1 Kon. 22 : 19: Ik zag den Heere, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem.

De eigenlijke verblijfplaats van de Satan en zijn engelen is niet voor de troon Gods maar, zoals Dr. Steenblok schrijft in zijn dogmatiek: Zij zijn voor eeuwig in de hel geworpen, 2 Petr. 2 : 4, hoewel ze ook op aarde hun woeden tegen God, Christus en de kerk Gods ten uitvoer brengen tot de jongste dag, Openb. 9:11 e.a. Met Christus hemelvaart zijn zij als een bliksem uit de hemel geworpen, zegt Dr. Steenblok verder (Lukas 10 : 18). Wanneer we nu lezen dat Satan onder de kinderen Gods verschijnt blijkt dat hij in die tijd onder de toelating Gods gelegenheid verkreeg te naderen voor de troon Gods om de broederen te verklagen. Op dezelfde wijze stond een geest onder het heir des hemels in het visioen van Micha, (1 Kon. 22) waarbij de kanttekening opmerkt dat deze is geweest een der boze geesten, die God naar Zijn oneindeUjke wijsheid, zonder met hun doen besmet te worden, weet te gebruiken, niet alleen om zijn kinderen te beproeven, Job. 1 : 12 en 2 : 6, en te verootmoedigen, 2 Cor. 12 : 7, maar ook om de goddelozen te straffen en te verderven enz." Het gaat er dus in de eerste plaats om dat we iets zullen verstaan van de werkingen Satans. Hij is de tegenstander van God, de verzoeker en de verleider der mensen en de valse beschuldiger van Gods kinderen. Direct na de val 'in het paradijs is hem echter reeds aangekondigd dat het zaad der vrouw hem de kop vermorzelen zal. De vervulling van die belofte vond plaats toen de Heere Jezus op Golgotha uitriep: Het is volbracht. Daar heeft de Satan de doodsteek ontvangen en kan hij geen beschuldiging meer inbrengen tegen de uitverkorenen Gods (Rom. 8 : 33 en 34). Doch ook onder de Oude Dag heeft Satan de nederlaag geleden, op grond van het feit dat de Zone Gods op zich had genomen aan alle gerechtigheid voor de Zijnen te voldoen. We hebben in verband daarmede reeds in het nummer van 26 december 1973 opgemerkt dat het voorname oogmerk in het boek Job is dat God Zijn eer bevecht tegen Satan. Zeer treffend zien we de strijd van de Boze tegen de uitverkorenen voorgesteld in het visioen van Jozua de hogepriester (Zach. 3:1). De Heere nam het voor de met vuile klederen bekleed zijnde priester op en sprak tot de Satan: De Heere schelde u, gy Satan, ja de Heere schelde u. Die Jeruzalem verkiest. En in het laatste bijbelboek wordt aan Johannes getoond de algehele overwinning op de draak en zijn engelen, en hij hoorde een grote stem, zeggende in de hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods, en de macht van zijnen Christus, want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onze God dag en nacht is neder geworpen (Openb 12:10). De kanttekening geeft hierbij een uitvoerige toelichting, waarmede feitelijk al het voorgaande in eens wordt samengevat. „Dergelijke wijze van spreken", alsdus aantekening 20, „gebruikt Christus ook van Zijn overwinning over de Satan, Luk. 10 : 18; en hier wordt ook duidelijk gezien op enige gezichten van het oude Testament, waar dergelijke strijd en aanklacht des Satans voor de troon Gods, tegen de gelovigen, met een eindelijke overwinning over de Satan gezien is; Job 1 : 11 en 2 : 5 en inzonderheid Zach. 3 : 1, hetwelk met dit gezicht vele dingen gemeen heeft, zo in de personen als in de uitkomst daarvan. Of dit nu zo inderdaad zou mogen geschied zijn, of alleen figuurlijkerwijze uitgesproken wordt, daaraan is niet veel gelegen." Wat onze vaderen hier zeggen dienen we wel inzonderheid ter harte te nemen. Zij achten het mogelijk dat in de bovengenoemde gevallen (de teksten uit Job 1 : 11 en 2 : 5 inbegrepen) slechts op figuurlijke wijze sprake is van een naderen van de boze geesten voor de troon des Heeren. Er zijn vele Schriftplaatsen waarin een zaak op oneigenlijke wijze wordt voorgesteld. Wanneer we in Hebr. 4 : 16 lezen van een met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, is het duidelijk dat daar niet van een toegaan met het lichaam sprake is. En als de apostel Paulus verhaalt dat hij opgetrokken geweest is tot in de derde hemel, zegt hij niet te weten of zulks in het lichaam geschied was of buiten het lichaam (2 Kor. 12 : 2). In het artikel over Jobs verarming hebben wij er ons toe beperkt een eenvoudige beschrijving te geven van de achtergrond van zijn tegenslagen zoals de Schrift die weergeeft in de eerste hoofdstukken van het boek, namelijk dat de Satan temidden van de heilige engelen voor Gods troon verscheen (en waar zou dat anders geweest kunnen zijn dan in de hemel) met een aanklacht tegen Jobs godzaligheid. Mocht er bij ons maar niet teveel lust zijn om onze nieuwsgierigheid omtrent bijkomstige zaken te bevredigen (dus om te weten of de duivel inderdaad of slechts figuurlijkerwijs in de hemel verschenen is) maar het mocht meer onze behoefte zijn om persoonlijk deelgenoot te zijn, of door genade te mogen worden, van de zaak waar het op aan komt. De Schrift laat ons omtrent de duidelijkheid van deze zaken niet in het onzekere. Lees eens met aandacht wat de kanttekening bij Openb. 12 : 8 opmerkt: .... Dit is genoeg en zeker, dat nadat Christus de verzoening onzer zonden heeft volbracht, en gezeten is ter rechterhand Zijns Vaders, en als onze voorspraak daar verschijnt, de Satan en zijn engelen alle stof van aanklacht tegen de gelovigen, voor de troon Gods, ten enenmale is benomen, gelijk Paulus terecht roemt, Rom. 8 : 33 enz. De kanttekening ziet dus vooral de strijd en overwinning op de Satan zoals die werd voorbereid onder de Oude bedeling, door Christus op Golgotha werd volstreden, en in de kerk van de Nieuwe dag zijn nawerking zal doen gevoelen totdat in de dag der dagen het einde bereikt zal zijn en de overwinning van het Lam volmaakt is.

Dan moogt gin zegepraal uw voet. Ja uwer hondentong in 't bloed Van eiken vijand steken. O grote God, geduchte Heer, Uw gangen zo vol roem en eer Zijn aan uw volk gebleken. Psalm 68 : 12

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 460

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's