Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie 6

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mynen, en word van de Mynen gekend." Joh. 10 : 14.

Hij ziet en kent hen met een oog van liefde, maar zal hen door genade, in Zijn wonderlijke leiding met hen leren het oog des geloofs op Hem te slaan. Hij heeft hen eerst gekend en dat is dan ook de oorzaak dat zij Hem zullen leren kennen als hun Herder, Opziener en Vertrooster. Doch dit is wel een zekere waarheid dat hun kennis aan Hem minder is, dan dat zij van Hem gekend en geliefd zijn want dat maakt hun eeuwige gelukzaligheid uit hetgeen wij in Gal. 4 : 9 kunnen lezen: „En nu, als gij God kent, ja, veelmeer van God gekend zijt." Daarom is het een onuitsprekelijke kennis en gelukzaligheid van de gekenden door Christus dat zij Hem door genade en leidende liefde in een rechte weg en op de rechte wijze mogen leren kennen, door Zijn woord, bij Zijn stem, in Zijn Persoon en bij zielsbevinding de kracht van Zijn lijden, sterven en opstanding.

Gekend te zijn van Christus en Hem als de Christus te leren kennen heeft Hij dan ook ten nauwste aan elkander verbonden en dat is een onlosmakelijke band der eeuwige liefde Gods, dewelke nooit verbroken kan worden. Dit is dan een kennen door het zaligmakende geloof dat Hem als Voorwerp heeft inzonderheid en tot het eeuwige leven leidt. Daarom komt het ge-' .loof ook wel onder de naam van kennen voor als in Jes. 53 : 11: „Om de arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen."

Desgelijks kunnen wij dat ook lezen in Joh. 17 : 3: „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt."

Op deze plaatsen wordt wel duidelijk geleerd dat dit kennen een kennis des geloofs is of een kennen door het geloof van Hem in al Zijn graveerselen. Persoon en hoedanigheden tot herstelling, verzoening en vrede met God. Dit kennen wordt dan ook in de Schrift opgetekend en aangewezen als een bijzonder voorrecht van de gekenden boven al de anderen daar het een kennis is naar de godzaligheid zoals Paulus daarover schrijft aan Titus' in hoofdstuk 1: „Paulus, een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is." Zo Christus te mogen kennen door het geloof tot zaligheid is een gevolg van Zijn liefde tot hen en een bewijs dat Hij hun Leidsman is, ja, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs om hen in Gods eeuwige gemeenschap terug te brengen. Dat zijn schapen Hem alleen kennen is een gevolg van Zijn leiding met de schapen daar Hij hen wonderlijk leidt tot kennis van Hem, om Hem te kennen als de Christus, de Zoon van de levendige God. Hem te kennen als Diegene Die de woorden des eeuwigen levens heeft, ja de bron en oorzaak van alle wezenlijke en geestelijke heil, het eeuwige leven zelf is. Hij leidt hen tot de kennis van Hem om hen dan ook van de bokken die tot de wereld behoren, hetzij goddeloze of godsdienstige wereld, te onderscheiden, want dezulken zijn de Zijnen niet.

De vrome godsdienst, met al hun vroom geredeneer daar zij menen Hem te kennen tot zaligheid en als hun Zaligmaker. Zij redeneren en spreken over Jezus, over Zijn werk enz. of het de gewoonste zaak van de wereld is, terwijl het toch een eeuwig Godswonder van boven zal zijn als een mens die weldaad te beurt mag vallen. Dat zij door het kennen van Hem wel duidelijk onderscheiden zijn van de anderen heeft Hij Zelf gebeden in het hogepriesterlijk gebed in Joh. 17 : 25: „Rechtvaardige Vader: de wereld heeft U niet gekend, maar Ik heb U gekend, en deze hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt." Dat zij Hem kennen heeft zijn oorzaak dat hun zulks gegeven wordt uit loutere genade en zuiver een soevereine gave Gods is, hetgeen door de Heilige Geest gewerkt wordt; en de Heilige Geest neemt het eerst uit Hem, om het dan de Zijnen mede te delen. Joh. 16 : 14 en 15.

Dit kennen behelst ook de erkentenis van Hem als hun Leidsman, die hen zacht en zekerlijk zal leiden in de grazige weiden van Zijn eeuwig geliefd Woord en dat Hij Zich zal schikken naar de gang van het werk, daar Hij hen niet zal afdrijven zodat de hele kudde zou sterven. Gen. 33.

In het Oosten werden de schapen namen gegeven en geeft de herder elk schaap een bijzondere naam en bij het roepen van die naam geeft dat schaap er gehoor aan en komt het naar de herder hetgeen hier omtrent de honden plaats heeft. In de oostehjke landen gaat de herder niet achter de kudde aan om haar voor zich uit te drijven, maar hij gaat voor haar uit, en de kudde volgt hem als haar leidsman en gids daar waar hij haar hebben wil. En de kudde schapen kent zo goed de stem van de herder, dat al is het dat een vreemde hen menigmaal bij de naam roept en hun namen uitspreekt, dat zij hem toch niet volgen; zo goed kennen de schapen de stem van hun herder.

Zo roept ook Christus de Zijnen bij namen om hen tot Hem te brengen en gemeenschap met hen te houden. Hij gaat altijd voor hen uit en zij moeten Hem volgen waar het ook heen gaat, want Hij is hun voorhoede en achtertocht. Hij leidt hen niet zo, dat de Herder met de schapen mee moet en dat proberen die schapen maar al te zeer; dan zouden zij nooit onmogelijke wegen behoeven te gaan en verdrukkingen ondervinden, noch geplaagd worden door het verscheurend gedierte. Neen, de schapen moeten altoos met de Herder mee en Hij leidt hen altijd door wegen die zij niet geweten en paden die zij niet gekend hebben, gelijk ook een herder in de natuur doet. De schapen leren de herder alleen kennen als hij zichzelf aan en in het midden van hen openbaart.

Zo ook de ware schapen van Christus, die leren Hem als de enige Herder en Leidsman kennen wanneer Hij Zichzelf aan en in het midden van hen openbaart, gelijk Hij zegt in Joh. 14 : 21: „Ik zal Mijzelven aan hen openbaren." Dat de schapen de herder beminnen en liefhebben is daardoor, dat de herder eerst zijn liefde aan hen bewijst en uitlaat en deze bemint. Insgelijks is het met Jezus kudde, daar zij Hem Uef krijgen en gaan beminnen als het hoogste Goed, omdat Hij Zijn liefde schenkt, geeft en hen bemind, want wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. 1 Joh. 4 : 19. Hij zal hen zo leiden dat er geen haar van hun hoofd zal vallen; met een wakend oog op hen, beschermt Hij hen tegen de aanvallen van de helse wolf en leeuw dewelke zeer grimmig op die schapen is en is Hij de Herder en Behoeder Israels, die nooit slaapt noch sluimert. Ps. 121.

Hij zal ze bewaren van alle kwaad; Hij bewaart hun ziel, hun ingang en uitgang, van nu aan tot in der eeuwigheid. Een echte herder koestert zijn schapen, behandelt de zieken en zwakken, hij draagt dezulken op zijn schouders en neemt hen in zijn armen, doet alles aan hen wat in zi|n vermogen is en dat mogen die schapen liefderijk ondervinden. Zeer zeker, deze Herder Die zichzelf van zijn schapen laat kennen zal hen liefderijk en zoet doen ondervinden dat Hij ze koestert, draagt, sterkt en heelt. Daarom sprak Jesaja door de Geest tot die schapen: „Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammerkens in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogende zal Hij zachtkens leiden. Het gebrokene zal Hij verbinden en het kranke sterken, het weggedrevene vergaderen enz." Jes. 40 : 11 + Ezech. 34 : 16.

Die Hem mogen ler.en kennen door

het geloof moeten ook zijn voetstappen drukken en van Hem leren zachtmoedig te zijn, nederig van hart, lijdzaam in de verdrukking om de loopbaan met lijdzaamheid te mogen lopen; hun zielen te bezitten in lijdzaamheid en ook elkander lief te hebben en te verdragen gelijk Hij hen lief heeft tot het einde. Joh. 13 : 1.

De afgedw^aalde schapen worden door de ware herders gezocht en tot de kudde teruggebracht en zij rusten niet voor dat zulks voltooid is. Nu zijn al degenen die Hem zullen leren kennen, afgedwaalde schapen door Adams rampzalige val en verkeren zij in een verkeerde stal, want Jes. 53 zegt: „Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg." Dat is de taal niet van de bokken, maar van de schapen. Zij moeten dan ook door Hem uitgeleid worden uit die rampzalige staat en overgebracht in de staat der gelukzaligheid waar zij Hem volmaakt zullen kennen. Zij zijn van nature in een verkeerde stal; een onreine stal, daar die schapen door eigen schuld zijn ingekomen, daar zij gesteld waren in een goede en reine stal krachtens de schepping. Volmaakt zijn zij met alle mensen uit des Scheppers hand voortgekomen en gesteld in Edens lusthof om hun Schepper en Formeerder met een rein en volkomen hart lief te hebben, te eren en verheerlijken. Maar nu door eigen schuld, moed- en vrijwillig, dat alles verloren door onze hand tot God op te heffen, zeggende: „Wijk maar van mij want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust." Daar verkeren wij nu in een doodsstaat en zijn wij door de val dood in zonden en misdaden, goddeloos, verdorven en verdoemelijk voor God, want wie zal een reine geven uit een onreine. Job. 14 : 4.

Nu verstaan zij ook niet van nature de dingen die des Geestes Gods zijn want zij zijn hen dwaasheid en zij zijn ook vervreemd van het leven en de kennis Gods tot zaligheid door de onwetendheid die in hen is, en verkeren enkel in duisternis en onder de macht der duisternis. Koloss. 1 : 13.

Daarom kennen zij deze Herder van nature in hun natuurstaat niet tot zaligheid, hoeveel verstandelijke kennis men ook van Hem heeft naar de letter uit Gods Woord. Zulks noemen wij een historiële kennis die wel noodzakelijk is maar niet genoeg om de eeuwigheid aan te doen. Dit is een uitwendig voorrecht dat diegenen mogen hebben die onder 't licht van Gods Woord leven en dat boven de blinde heidenen die dat zelfs ook moeten missen. Doch met zulk een kennis blijven wij in onze " doodsstaat en kunnen wij maar een bijna Christen genaamd worden en dat is eigenlijk nog een hele heiden. Hand. 26. Ook kan men van Hem een hoge beschouwende kennis hebben en hoog van Hem opgeven maar zonder het ware schuldbesef, de ware vernedering, verootmoediging en verlorenheid in zichzelf en dan beschouwt men zich daarmee als een ware Christen die het goed van de Heere geleerd heeft, doch vliegen altijd hoog en spreken over de grootste-stukken en zien met verachting neer op hen die waarlijk de ware kennis van Hem mogen ontvangen. Maar hier wordt gesproken over de zaligmakende kennis van de Herder, die de zaligheid in Hem doet smaken en leidt tot de eeuwige zaligheid. Een kennis die Hem doet kennen als de enige Weg ter ontkoming; als de enige grond ter zaligheid en der verzoening; tot vrede, vergeving en vrijheid. En om hen tot die kennis te brengen leert Hij hen door Zijn Geest eerst een andere kennis en wel van hun schuld, zonden, zwartheid en onreinheid. Hun ogen worden geopend voor het eeuwig verderf en gescheiden staat van God en Zijn gemeenschap. Dat schaap gaat in grote nood verkeren door te beleven hoe groot zijn zonden en ellenden zijn.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Meditatie 6

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's