Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOEPASSING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOEPASSING.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mynen, en word van de Mynen gekend." Joh. 10 : 14.

Zo hebben wij dan met enige woorden en letters gestameld van de Herder en de schapen waar we uiteindelijk nog niets van gezegd hebben en nog veel meer van te zeggen en te schrijven zou zijn. . Och, mijn medereizigers naar de eeuwigheid, wie zal de grootheid en de waardigheid van die Herder ooit kunnen beschrijven of in woorden uitdrukken, daar Hij is God bovenal te prijzen tot in der eeuwigheid, de ware Middelaar Gods en der mensen.

Wie zal ooit kunnen verklaren of beschrijven in woorden het geluk der schapen die met Zijn kennen bedeeld worden uit loutere, souvereine genade en eeuwige liefde zodat van hen gezegd mag worden hetgeen Mozes eenmaal van het volk Israël getuigde in Deut. 33:29: „Welgelukzalig zijt gij, o Israël ! wie is u gelijk ? gij zijt een volk, verlost door de Heere, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, en gij zult op hun hoogten treden." Och, nu zal het er voor een iegelijk van ons, vne hij ook is, rijk of arm, jong of oud, hoog .van staat of zeer gering, zowel slechten als aanzienlijken (Ps. 49), op aankomen, of wij de ware zaligmakende kennis van deze Herder, door de zaligmakende werkingen en verlichting des Heiligen Geestes uit soevereine genade ontvangen hebben. Deze kennis is toch noodzakelijk tot heerlijkheid Gods, de verheerlijking Zijner eeuwige deugden, tot verheerlijking en grootmaking van Christus, opdat de naam des Heere Jezus groot gemaakt worde. Hand. 19 : 17.

Dat ook dan tevens daardoor die dierbare Geest des Vaders en van Christus alle lof worde toegebracht, waarbij dan de ziel in God mag eindigen, in het vrije van Zijn eeuwig welbehagen en de - ziel de zalige bate en vrede mag wegdragen. Als wij dan bij onszelf beginnen en we leggen onze oren tot luisteren rondom ons heen, dan schijnt er nog wel heel wat kennis van deze Herder te zijn in Neêrlands kerk. Dan wordt er nog heel wat gesproken over, en gezongen van deze Herder en menen we nog al heel wat kennis van Hem te hebben, zonder dat we weten waar die Herder ons vandaan heeft gehaald, opgeraapt en uitgeleid. Het is te vrezen dat het een kennis is die van alle ware grond ontbloot is en dat dit alles straks ijdel en onhoudbaar zal bevonden worden wanneer wij straks in het eindgericht voor Hem als de Heilige, alwetende en geduchte Rechter zullen gesteld worden om dan geoordeeld te worden met een rechtvaardig oordeel, daar Hij het is die harten kent en nieren proeft en voor Wie alles, het openbare en verborgene naakt en geopend ligt.

De ware schapen, die door de ware ontdekking zich als echte bokken hebben leren kennen, zichzelf hebben leren waardig keuren door de allesoverwinnende zaligmakende genade des Geestes, om Zijn linkerhand bij het laatste oordeel gesteld te worden en dan eeuwig verwezen en dat rechtvaardig naar de buitenste duisternis, vrezen wel duizend en nog veel malen meer, of zij wel ooit deze kennis van Hem tot zaligheid hebben leren kennen, zodat zij veel met een gesloten hart en mond bij dagen en bij nachten over de aarde gaan. Maar die het meest nabij komen dezulken hebbén het zeer veel over de Herder, maar niet hoe dat zij op een wonderlijke en onbegrijpelijke wijze, door een eeuwig Godswonder aan de ware kennis van Hem gekomen zijn. Zij roemen maar van Hem maar niet in Hem omdat het maar een kennis is van vijf letters, van een papieren Jezus of door een hoge beschouwing zonder schuldbesef en ware verootmoediging, noch verwondering, en waarvan je zeggen moet: „Hoe ben je er zo gauw aan gekomen of gevonden.

Als je dan beluistert van jongelings-, meisjes-, mannen- en vrouwenverenigingen en leest van al die bondsdagen die er allerwege gehouden worden, met hen die zich als ware onderherders aandienen en zich daarvoor uitgeven, dan is er nog heel veel kennis van die goede Herder. Och, dan is het zo'n donkere tijd nog niet, want dan schijnt het dat er nog velen in Sion geboren worden door de Heilige Geest. Maar hun spraak maakt hen wel openbaar dat zij van Christus schapen niet zijn, en dat zij van Hem nooit gekend zijn voor de Zijnen, wat gewisselijk vooraf gaat omdat er in de tekst eerst staat: „En Ik ken de Mijnen." O wee, als je daarover gaat spreken en daarnaar vragen, dan begint de vijandschap uit hun ogen te stralen; ze gaan je haten met een dodelijke haat en hun aangezichten zijn niet meer als gisteren en eergisteren. Zij gaan zich dan wel kennelijk openbaren als vrome Labans, (Gen. 31), hatende het ware leven der genade, en daarmee de ware Jakobs, met een dodelijke haat. Ja, als de Heere het niet verhoedde, zouden zij Gods volk, net als Laban Jakob naar het leven staan, doden en ombrengen en evenals een Stefanus stenigen, hetgeen zij dan ook oneigenlijk al doen door hen te belasteren en naar Jezus' woord liegende en lasterende alle kwaad van hen spreken. (Matth. 5:11).

Dezulken stellen alles in het werk, nog veel meer dan de goddeloze wereld, om hen op alle terrein des levens in een kwaad daglicht te stellen, alle listen en lagen tegen hen bedenkende onder een schijn van recht zoals een David en een Jeremia hebben ondergaan, ja, niet minder maar veel meer de goede Herder Zelf. Hij werd uitgekreten voor een vraat en wijnzuiper, een vriend van tollenaren en zondaren; een beroerder en oproermaker en één die het volk misleid, dewijl Hij geheel zonder zonde was, nooit iets kwaads maar altijd goed gedaan had. Daarin worden zij noch gesteund door die valse onderherders die veel over de kermis van Hem spreken en preken, met een grote historiële kennis, zuiver, rechtzinnig en naar Gods Woord. Maar zij hebben er geen erg in dat dit de zaligmakende kennis van Hem niet is en zo ziet men de historiële kennis voor de ware zaligmakende kennis aan en met veel gemoedsaandoeningen en onder veel tranen te schreien, over benauwdheden te spreken en een verloren gaan, misleiden zij er duizenden voor de eeuwigheid. Terloops noemen zij nog wel dat je eerst van de Herder gekend moet zijn, om Hem in waarheid tot zaligheid te leren kennen, maar het is hun grondslag niet en zij doen dat om nog een goede naam te krijgen, en om er bij de ware schapen nog in te komen. Zij spreken wel over de verkeerde stal waarin de schapen met de bokken verkeren maar het is maar zijdelings en niet hun uitgangspunt n.1. de doodstaat van allemaal. Neen, zij dringen maar aan om bij zichzelf vandaan die Herder te leren kennen, zetten de mens aan het werk, leren heimelijk dat een mens nog wat kan en heeft en loochenen alzo heimelijk de doodstaat van de mens en Gods vrije soevereine werk in het leren kennen van de Herder.

Men zegt niet dat allen schaapjes zijn van de goede Herder en dat Hij voor alle mensen gestorven is, dat Hij hen allen liefheeft; neen, dat niet, want dan kwamen zij openlijk openbaar, maar nu zijn zij wolven in schaapsklederen en door weinigen te onderscheppen en verkeren als een Doëg aan Davids tafel, of als Achitofel was Davids raadgever, zo onder en bij de ware Fcbapen.

Och, wat zal de dag der eeuwigheid straks openbaren daar zulks alles dan als hout, hooi en stoppelen zal geopenbaard worden om eeuwig te branden. (1 Kor. 3).

Velen hebben een zuivere historiële kennis met een zuivere belijdenis van Hem, maar men leeft daar rustig en zorgeloos mee door, wetende met het verstand dat men een zondaar is en plat Hij noodzakelijk

gekend moet worden als de enige Zaligmaker tot verzoening met God, tot lossing der ziel. Maar men is verknocht aan de wereld en zoeken en bedenken hetgeen van deze wereld is; de zonden nooit van harte beweend en beleden en geen honger en dorst naar Hem en Zijn gerechtigheid.

Och, mocht Gods Geest u dat heilgeheim nog leren, u ontdekkende aan uw verloren staat dat gij in een vuUe onreine stal verkeert, om uw schuld en zonden recht te leren kennen en zo als een boetvaardige, ellendige en strafschuldige, verlorene tot die Herder geleid te worden. En dat om Hem recht te kennen met het hart tot zaligheid en van Hem te mogen leren door wonderlijke wegen en leidingen dat gij van Hem gekend zijt voor de Zijnen al van eeuwrigheid uit eeuwige liefde. (Joh. 1 : 48 en 49). O, het is nu nog het heden der genade en de dag der zaligheid, wijl er na deze tijd geen tijd meer zijn zal, en dan is de deur voor eeuvng op het nachtslot om dan voor eeuwig buiten te staan. (Matth. 25 : 11). En wat moest schande en schaamt het hart en aangezicht van de ware schapen niet vervullen en bedekken, dat zij zo weinig kennis van deze goede Herder hebben en er zo bitter weinig naar staan om hun roeping en verkiezing vast te maken. (2 Petr. 1: 10).

Paulus schrijft van hen in de brief aan de Thessalonicensers, dat zij niet alleen God hadden leren kennen als een God van volkomen zaligheid in die Herder, maar veel meer dat zijn van God gekend waren en gesteld waren tot verkrijging der zaligheid. (1 Thess. 5:9).

O, al kunt ge daar nu niets van zien en geloven, zodat gij met smart in uw ziel moet betuigen zou ik wel ooit een gekende zijn en daarbij behoren, overdenkt dat Hij u uit die rampzalige stal gehaald heeft en u doen kennen uw gruwelijke onreinheid wegens uw zonden. Hij heeft u doen kennen uw vloeken doemwaardigheid, de heiligheid en onkreukbare rechtvaardigheid van de rechtvaardige Rechter, het gekerm en de lasteringen der verdoemden in de hel, de aantijgingen, kwellingen, pijnigingen en plagingen van de vorst der duisternis om u te leiden tot de kennis van deze goede Herder als de enige en volkomen Zaligmaker, om door Hem tot God te mogen gaan. Hem hebt gij Ieren kennen als de Christus, de Zoon des levendigen Gods en als zodanig Hem door het geloof mogen omhelzen als de bron en oorzaak van uw heil, vrede en leven en in Hem mogen smaken en kennen het eeuwige leven zelf. O, dat gij door hemelse openbaring die kennis boven alle verwachting, zuchten en denken in het dodelijkst tijdsgewricht hebt ontvangen en mocht uitroepen: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levendigen Gods."

O, welk een onderwijs heeft Hij u toen gegeven, dat zulks niet voort kwam van vlees en bloed, maar dat Zijn Vader u dat van de hemel geopenbaard had door Zijn Geest Die die herder in Uw ziel'verheerlijkte. (Matth. 16).

Wat heeft toen uw ziel in verwondering en aanbidding mogen jubelen: „Zo moet de Koning eeuwig leven ! Bidt elk met diep ontzag; Men zal Hem 't goud van Scheba geven. Hem zeeg'nen, dag bij dag". Psalm 72. Welk een wonderlijk ledigen heeft Hij niet met u gehouden om Hem te leren kennen in Zijn dierbare Namen die Hij draagt, zodat elke Naam van Hem voor u ontvouwd door Zijn Geest een dierbare zaak inhield voor uw schuldige, ellendige, nooddruftige en bestreden ziel, en dezelve een uitgestorte olie wgs over uw amechtige ziel tot verzachting, verkwikking en versterking.

O, naarmate Hij u door Zijn Geest geleid heeft om die Herder te leren kennen in Zijn Herdersambten van Profeet, Priester en Koning, en de grote heerlijkheid daarin, is uw ziel daaronder weggezonken en was er in haar geen geest meer. (1 Kon. 10). Doch hoeveel kennis van Hem uit eeuvwge liefde ook verkregen, dan Hem nog niet te kennen als voor de uwe, als uw Borg, als uw Verlosser, als uw Zaligmaker, als uw eigendom en dat er zo weinig kennis en wasdom van Hem daarin bevonden wordt en in nog vele andere zaken meer. Zo bitter weinig dat minder worden van onszelf en het meerder worden van Hem, om in Hem geborgen te mogen wezen en weten en dagelijks als een ellendige uit en door Hem te mogen leven.

Hij mocht het Ziin arme, ellendige, schuldige en dwaze volk nog uit genade schenken onder de laag handende oordelen; hen voor- en toebereidende in dit mesech voor de volmaakte kennis van Hem hiernamaals omdat zij van eeuwigheid daartoe van Hem gekend zijn.

De schapen ziin in de natuur zeer vreesachtig. Maar de geestelijke schapen niet minder, daar de Herder hun hunne vreesachtigheid doet kennen en daarover menigmaal hen toeroept: „Vreest niet", en dan de vreze wef; wil nemen en hun vreugde en blijdschap geven, zodat zij zich veilig mocen weten door het geloof in de liefdesarmen van die Herder, en doet ze ondervinden dat Hii hen in alle omstandigheden waarin zii met hun ziel kunnen verkeren, kent.

Schapen zijn ook dwaalzieke dieren en dwalen zo licht van het rechte pad af, zodat zij menigmaal in de grootste ongelegenheden en gevaren komen waaruit zij zichzelf onmogelijk kunnen verlossen en door de liefdevolle herder alleen verlost worden. Zulk een schaap hoort hii wat blaten in die hoogste nood. Dat doet ziin hart ontroeren en zo zet hij er zijn hart op om het van alle gevaren en banden te be­ vrijden, dewijl hij daarbij ook kent de grote machteloosheid en weerloosheid van zulke schapen. Maar niet minder leert deze Herder door ontdekkende genade Zijn schapen hun dwaalziek hart kennen tot hun schande en schaamte; dat zij van het rechte pad zijn afgedwaald door eigen schuld, in zulke ongelegenheden en ellendigheden terecht komen dat zij aan alle kanten verward en vast geraken, zichzelf niet meer kunnende verlossen en onder dat alles in de hoogste nood blaten en kermen tot die Herder om genadige verlossing uitroepende:

„Heere, Gij zone Davids, ontferm U mijner." O, dan schreeuwen zij in hun machteloosheid en onder hun weerloosheid om Zijn hulp: „O God, in ons is geen kracht tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op U." 2 Kron. 20 : 12.

O, zij moeten van Hem leren dat zij niet een vijand kunnen overwinnen, dat zij niet een zonde kunnen doden, noch enige zondige gedachten, en geen geweer hebben in de zware strijd die zij te strijden hebben; beloerd en belaagd worden van alle kanten en de duivel in hen rond gaat en tiert als een briesende leeuw om hen levend te verslinden. O, als dan die Herder tot hen komt met Zijn liefdevolle hart, alle banden verbrekende, alle hoogtens terneder werpt, het hart voor hen opent, dan mogen zij nederliggen en rusten in grazige weiden, Dan mogen zij Hem kennen dat Hij altijd weet wat van Zijn maaksel zij te wachten en maar stof van jongsaf zijn geweest. (Ps. 103).

Zo zullen zij Hem leren kennen als hun trouwe Verzorger die hen trouwelijk leidt, dewijl Hij hun almachtige Koning is en niemand hen uit Zijn hand kan rukken. Hij wordt van hen gekend in Zijn zachtmoedigheid (Matth. 11), en daarom mogen zij dan door Zijn genade in al hun druk, lijden en ellendigheden zachtmoedigheid en lijdzaamheid beoefenen om het alles in Zijn hand over te geven, en dan is hun ziel stil en gerust in Hem, gelovende dat Hij het wel zal maken. O, dan mogen zij bij tijden en ogenblikjes zich in Hem beroemen en verblijden als de God hunner blijdschap en in het nachtelijke uur zelfs met de dichter zingen: „Zo zullen wij, de schapen Uwer weiden. In eeuwigheid Uw lof. Uw eer verbreiden. En zingen van geslachten tot geslachten. Uw trouw. Uw roem. Uw onverwinb're krachten" Ps. 79 : 7.

Och, waar is nu deze kennis bij de arme slachtschapen van Christus en daarom mogen we nu wel zuchten: „Och dat mijn hoofd water ware en mijn ogen een springbron van tranen, enz.", Jer. 9 : 1.

Geen ontdekking meer, geen vastlopen en in de war zitten meer, zodat wij met al onze pogingen niet meer los kunnen komen; geen nood en geen geblaat meer, noch loslaten meer om door en in de Herder losgelaten te mogen worden en daarom zo weinig ware kennis van deze Herder die Zijn schapen in alle opzichten en afmakingen kent. Och, hoe ver weg van die Herder, Hij mocht Zijn arme schapen eens aan het zuchten en blaten brengen tot Zijn eer en hun behoudenis, zoals de schapen van de oude dag in Ps. 80: „Behoud ons. Heer der legermachten. Zo zullen w'ons voor afval wachten. Zo knielen w'altoos voor U neer. Getrouwe Herder, breng ons weer. Verlos ons; toon ons 't lieflijk licht. Van Uw vertroostend aangezicht." Vertroost elkander dan met deze woorden daar die schapen straks eeuwig bij de Herder zullen wezen in Zijn gemeenschap. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

TOEPASSING.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's