Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Advents - profetie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Advents - profetie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Want daar zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van hat en een Scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen." Jes. 11: 1.

Trachten we tenslotte nog iets te schrijven over hoe dat Rijsje uit die afgehouwen tronk, die Scheut uit zijne wortelen VRUCHT zal voortbrengen.

Voor alles willen we opmerken, dat ook hierin de waarheid, vastheid en onveranderlijkheid ligt opgesloten van hetgeen de Heere beloofd heeft.

We worden hier gewezen op een Rijsje, een Scheut. We zouden veeleer zeggen van een boom verwachten wij vrucht, doch dat Rijsje, die •Scheut zou opwassen en als die Middelaar in lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid een eeuwige gerechtigheid voor de Zijnen verwerven. Hij wordt ons hierin reeds getekend in Zijne volle Middelaarsbediening. Hij zou vrucht voortbrengen, maar Hij moest ook vrucht dragen, en wel de vrucht van des mensen diepe val in Adam in het paradijs.

In zondag 15 onzer Heidelbergse Catechismus lezen we ook zo: dat Hij de toorn Gods tegen, (niet van) de zonde des ganse menselijke geslachts gedragen heeft. En nu ligt die ganse uitverkoren Kerk met de wereld verdoemelijk- voor God, dood zijnde door de misdaden en zonden. Van niemand en in niets te onderscheiden. Hij zou een vrucht voortbrengen, die Zijn volk in eeuvwgheid niet meer voort kon brengen. Voor dat volk wordt het, is het en blijft het: Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid. Als er van vruchten sprake is, dan zijn het doodsvruchten.

Zal vrucht voortbrengen. In de kanttekening wordt het samengevat onder: wassen, groeien. Doch in het vervolg van dit hoofdstuk wordt ons Zijn Middelaarsbediening beschreven (zie vers 2 t.m. 5, alsook vers 10). Zoals we reeds in het voorgaande hebben mogen zien lag Hij als van eeuwigheid reeds onder de eis Gods in al hetgeen Hij als Borg had te doen. In Hem zou in vervulling moeten gaan hoe dat de goedertierenheid en de waarheid elkander zullen ontmoeten, maar ook gerechtigheid en vrede elkander zullen kussen (Ps. 85). Zou Hij dus een verzoening voor de Kerk kunnen verwerven en Zijn volk er de zegen uit ontvangen, dan zal het een verzoening zijn voortvloeiende uit Zijn voldoening. Zou het dus aan de zijde van de uitverkoren Kerk ooit goed zijn, dan gaat er aan vooraf, dat aan de zijde Gods aan alles voldaan zal moeten zijn. Want, o, die daad van overtreding en ongehoorzaamheid heeft wat teweeg gebracht. Daarin heeft de mens God van Zijn eer beroofd. Hem in Zijn deugden geschonden en al wat er mede verbonden is, maar ook zichzelf van het Leven beroofd, zich buiten Gods gemeenschap gebracht en geworden van een onderdaan in het Koninkrijk Gods een vazal van de duivel.

En nu moet voldaan worden. Daarom Zijn borgtocht. Zijn tussen beiden treden. En hoe die is, kunnen we beschreven vin< ïen o.a. in onze Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 11: .... daarom zo eist Zijne gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuvnge straf, aan lichaam en ziel gestraft worde. En dat heeft de Christus als die dierbare Borg plaatsbekledend moeten ondergaan. Wie zal daar iets van hebben mogen verstaan ? . Alleen een volk dat gebracht is tot de waarachtige Godskennis en ware zelfkennis door het ontdekkend licht en de werking van Gods eeuwige Geest. Van hun zijde zou nimmermeer goed gemaakt kunnen Worden wat verdorven is en recht wat krom is. Een volk, dat in de levendige smart er mede voor en onder God gebracht is: Tegen U, ja U alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in Uw heilige ogen; dies ben ik Heere. Uw gramschap dubbel waard.

Een volk, dat in de oefening van het leven mag liggen als in de liefdesbetrekking tot het Wezen Gods en Zijn deugden, tot Gods recht en wet, om zich gans hel- en doemwaardig te keuren. Bij wien de Heere geen onrecht doen kan. God God mogen laten: Uw doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaardig. O, als zulk een volk nu gebracht mag worden tot de kennis van dien gezegende Persoon des Middelaars, wat het Hem gekost heeft om zulk een volk nu in die enige en rechte weg te verlossen en tot de zaligheid te brengen, hoe kan ook zulk een ziel al komen te liggen onder die geheiligde indrukken Zijner Borgliefde. Hem zo te aanschouwen in die kribbe, te volgen op Zijn weg van lijden, Gethsémané en Golgotha en dat om nu die vrucht voort te brengen tot zaligheid voor Zijn volk. Hem van den Vader gegeven. Hij heeft ze ontvangen als gans walgelijk en verdoemelijk, zondig en schuldig en dat om ze den Vader weder te geven zonder smet, vlek en rimpel. Dan gaat Zijn weg door lijden tot heerlijkheid, door de dood tot het Leven.

Aan het kruishout heeft Hij mogen, maar ook kunnen uitroepen: Het is volbracht! Als de meerdere Boaz kon Hij niet eerder rusten tot dat de ganse zaak voleind was, de zonde verzoend, de schuld betaald, de straf gedragen, aan Gods gerechtigheid voldaan. Gods recht en deugden verheerlijkt, de wet in gehoorzaamheid vervuld, de Kerk van onder de vloek der wet verlost, kon Hij Zijn Geest bevelen in de handen Zijns Vaders. Voor Hem mocht het nu in de meerdere zin des woords zijn:

Ik lag en sliep gerust. Van 's Heeren trouw bewust. Tot Ik verfrist ontwaakte.

Want Hij heeft voor Zijn uitverkoren Kerk het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Hij is de Eerstgeborene uit de doden, de Eersteling aller dergenen, die ontslapen zijn. De vrucht, die Hij voortgebracht heeft mag aanschouwd, gekend en gesmaakt worden. Ja, Zijne vrucht is mijn gehemelte zoet. God er in verheerlijkt, de Kerk er door gezaligd.

Nog een enkel woord. In het 14e hoofdstuk van Job lezen we: Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er verwachting, dat hij zich zal veranderen en zijne scheut niet zal ophouden; indien zijn wortel in de aarde veroudert en zijn stam in het stof versterft; hij zal van de reuk der wateren weder uitspruiten en zal een tak maken gelijk een plant. Maar een man 113

sterft, als hij verzwakt is en de mens geeft de geest; waar is\ hij dan ? (vers 7-10).

Gewichtvolle vraag. Een vraag die nadenken geeft. We zijn reizende van wieg naar graf. Eenmaal zullen we moeten afreizen uit de tijd naar de eeuwigheid. We hebben hier geen blijvende stad. Daarom de ernstige vermaning: Sta stil en bezin u, want het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Sterven: God ontmoeten ! En dat dan met die zondevrucht van het paradijs. God toornt Zich schrikkelijk beide over de aangeboren en dadelijke zonden. Daarom zal het zo verschrikkelijk zijn om te moeten vallen in de handen van die levende God, Die is buiten Christus een verterend vuur, een eeuwige gloed bij Wien niemand wonen kan. O, de Heere mocht de ernst van het leven en sterven op en aan willen binden, doch bovenal doen kennen de schrikkelijkheid der zonde(n). Het wordt in onderscheidene plaatsen in Gods Woord ons voorgehouden, dat de Heere de zonden niet ongestraft Iaat. Al wat de mens aan moeiten en verdriet, aan lichamelijke pijn en smart mee moet maken is reeds een beginsel van de eeuwige smart. Wat zal dan de eeuwigheid zijn naar ziel en lichaam beide te moeten lijden. O, schenke de Heere recht ontdekkend licht, dat leiden mocht tot waarachtige bekering.

We willen gaan eindigen. Iets hebben we geschreven over wat de mens door de diepe val in de bondsbreuk in Adam geworden is. Nu is het met woorden niet uit te drukken en met geen pen te beschrijven die diepe val en die staat van ellende, waarin de mens zich moed- en vrijwillig gebracht heeft. Maar, mag er nog een volk zijn, dat dezelve door Geesteslicht heeft mogen leren kennen, meer nog, heeft mogen leren bewenen. Waar die ware en levendige smart gekend mag worden, is dit geen vrucht van eigen akker. Zulk een volk krijgt zich te kennen als een afgehouwen tronk, maar waarvan dan ook geen enkele vrucht ten leven te verwachten is. Geen rijsje, geen scheutje, niets dat er ook maar op wijst. Want voor een boom, als hij afgehouwen is, is er verwachting....

Maar een man sterft en de mens geeft de geest; waar is hij dan ? Is dit laatste niet een bange vraag, die een hart kan komen te vervullen ? Zichzelf te moeten leren kennen als zulk een „dode" afgehouwen, doch, o eeuwig wonder, nog niet uitgehouwen en weggeworpen tronk. Geworpen in dat helse vuur, de plaats waar de worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt. Die eigen „doodsstaat" krijgen te zien en in te leven. De doodsvruchten rieken en een walging aan zichzelf krijgen. O, die zonde-smart en dat tegen de Heere zondigen. In alles schuldig. Ze zien de bijl, de wet, liggen aan de wortel der boom om uitgehouwen te worden. Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen. Naar recht alles voor eeuwig kwijt. Wat zal er over blijven ? Gen§, o God, genl! Door de werken der wet geen vlees voor God rechtvaardig. Doch wat zal er dan moeten gebeuren ? Een wonderwerk Gods van de hemel. Was dit bij de komst van Christus in het vlees, zo zal dat wonderwerk Gods gewrocht en verheerlijkt moeten in het hart van een mens dood door de misdaden en de zonden. Machteloos, krachteloos en willoos in zichzelf, werkt de Heere alles om Zijns Zelfs wil tot Zijn eeuvrige eer en tot zaligheid van zulk een volk.

O, wat is nodig aan eigen doodsstaat ontdekt te worden. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot al het kwade. Wat leert ontdekkende genade dan ook, dat een mens nog minder geworden is dan die afgehouwen tronk van Isai, van Davids huis. Minder nog dan een natuurlijke tronk. Geen enkele levensscheut meer te bespeuren.

O, dat Goddelijke wonder in die vrucht van die Ander te mogen leren delen. Door eigen schuld buiten Gods gunst en gemeenschap. En wat heeft het dien Borg niet gekost om dat uitverkoren en in zichzelf verloren volk weer in Gods gunst te doen delen. Door Zijn voldoening is alleen een eeuwige verzoening teweeg gebracht. Maar boven dit alles is ook die verse en levendige weg tot de troon der genade in Hem ontsloten om barm-' hartigheid te mogen verkrijgen en geholpen te worden ter bekwamer tijd. De weg ontsloten tot de aanneming van het kindschap door de Heilige Geest. O, daarvoor is Hij uitgesloten moeten worden, opdat de Kerk en dat voor eeuwig ingesloten zou worden. Hij verlaten, opdat zij niet voor eeuwig van God verlaten zou zijn. In Hem en door Hem is er alleen verwachting voor Gods Kerk en mag het voor Jacob zijn: Op Uwe zaligheid wacht ik, o HEERE ! Met Hem één plant geworden zijnde in de gelijkmaking van Zijn dood, om het ook te zijn in gelijkmaking van Zijn opstanding. Hij werd geboren als een Rijsje uit de afgehouwen tronk van Isaï en als een scheut uit zijn wortelen, heeft geleden, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ja, maar ook opgewekt en opgestaan uit de doden, opgenomen en opgevaren ten hemel en nu zittende aan de Rechterhand Zijns Vaders en dat ten goede voor Zijn volk als die grote Voorbidder, Die tussenbeide treedt.

Hij is die grote Hogepriester over het Huis Gods. En daar wijst ook de apostel Johannes op als hij schrijft: Kinderkens, indien wij gezondigd hebben, we hebben een Voorspraak bij den Vader, namelijk" Jezus den Rechtvaardige, want Hij is een verzoening voor onze zonden. O, wat is een natuurlijk, onherboren mens arm; doch wat is het arme van God uitverkoren volk gelukkig. Doch uit hen geen vrucht in der eeuwigheid. En daar moeten ze in gedurigheid aan ontdekt worden. Gedurig maar afgekapt, nedergehouwen en vernederd worden. O, die Heerlijke moet plaats en gestalte in het hart en leven van dat volk hebben en krijgen. Altijd maar weer. Dat Rijsje, die Scheut uit die afgehouwen tronk van Isaï, Die alleen zal Vrucht voortbrengen. Een Vrucht van eeuwigheidswaarde, voor God en dat volk. Mocht de Heere het schenken en werken bij aan- en voortgang.

Wat zal de Adventstijd voor ons te betekenen hebben. De tijden zijn donker. Wat hebben we nog te wachten. De oordelen Gods hangen laag over land en volk, kerk en staat. Vorstenhuis en Overheid. Die Heerlijke zal nog eenmaal komen, maar nu niet als een Spruit en een Rijsje, maar als die verhoogde Middelaar, Die alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Hij zal komen op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Alle oog zal Hem zien ! Ook degenen, die Hem door­ stoken hebben. Wat zal dat ontzaglijk zijn. Voor Zijn vijanden tot een eeuwige verschrikldng. Bergen valt op ons, heuvelen bedekt ons. Zo diep vernederd in Zijn eerste komst, zo hoog verheerlijkt in Zijn tweede komst. Gelukkig een volk dat Hem heeft mogen leren liefkrijgen in Zijn verschijning in Zijn eerste komst, die zal het ook hebben in Zijn tweede komst. O, wat getuigt Hij er van in Zijn Woord (Openb. 22). En ziet. Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. Ik ben de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. Zalig zijn zij, die Zijne geboden doen.... Maar buiten zullen zijn Ik, Jezus, heb Mijnen engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeenten. Ik ben de Wortel Davids, de blinkende Morgenster. En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom ! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet. Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom, Heere Jezus !

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Advents - profetie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1974

De Wachter Sions | 8 Pagina's