DE ZALIGSPREKING DER TREURENDEN.
meditatie
„Zalig zijn die treuren; want zy zullen vertroost worden."
Mattheüs 5 : 4.
Wij leven thans in een tijd van diep verval op alle terreinen des levens. Dat geldt dan ook wel niet het minst het godsdienstige terrein. Wat een afval en groot verval is daar met grote ontsteltenis des harten wraar te nemen, O, dan mogen wij wel uitroepen met de profeet Jeremia in hoofdstuk 9: „Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog een springader van tranen! zo zou ik dag en nacht bewenen de verslagenen van de dochter mijns volks." Toen had Juda's volk op een schrikkelijke wijze de levenden God en Zijn Woord verlaten. Zij hadden bakken uitgehouwen, gebrokenen bakken die geen water houden en de Springader des levenden waters verlaten en deden aJzo twee boosheden (Jer. 2 : 13). Velen waren er die alle godsdienst vaarwel zegden, en verder nog een net burgerlijk leven gingen leiden. Maar zeer velen die in openbare goddeloosheid zichzelven uitleefden, de God Israels tot toom verwekkende. Zij hadden vermaak in liegen en bedriegelijk te handelen met zijn broeder. In achterklap te wandelen, overspel te bedrijven, en zij gaven zich geen rust om zich maar ergerüjk uit te leven zoals er staat in Jer. 9:5: ., Zij maken zich moede met verkeerdelijk te handelen." Daarbij hadden zij een groot vermaak in hun vleselijke godsdienst door de vervloekte afgoden te dienen, waar de Heere zo ernstig voor gewaarschuwd had en nog liet waarschuwen. Dat dienen van die afgoden was zo menigvuldig daar deze waren naar het getal hunner steden; de altaren naar het getal der straten van Jeruzalem. Onder dat alles waren er ook die op hun wettische, eigengerechtige godsdienst hun grondslag voor de eeuwigheid bouwden, en die streng vasthielden aan de inzettingen van Mozes. Daarbij was het getal der ware vromen en godzaligen, die met een oprecht hart den Heere vreesden, de zonden haatten en verfoeiden, van zichzelf walgden vanwegen hun verdorvenheid en de zalige gemeenschap met de Verbondsgod mochten beoefenen. maar zeer dun. Over het geheel genomen kon Jeremia met recht zeggen dat zij een gans trouweloze hoop waren. Zij dachten er niet over dat zulke zonden en afwijken en diep verval gewisseUjk door de Heere bezocht zou worden met vreselijke plagen en straffen. Neen, het was bij hen zoals er staat in Ps. 94: „De Heere ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet." Maar de Heere zag het wel en Hij merkte wel op want Hij liet door de profeet hen aanzeggen dat Hij hen om deze dingen zou bezoeken en zeker wreken. Daarom lezen wij dat de Heere zegt: „Zou Ik hen om deze dingen niet bezoeken ? spreekt de Heere; zou Mijne ziel zich niet wreken aan zulk een volk als dit is ? "
Daar zou een tijd aanbreken dat Hij ze met alsum zou spijzigen en met gallewater zou drenken en aan het lichaam ook zouden ondervinden dat het kwaad e', bitter is zo tegen de Heere te zondigen. Daarom zouden Zijn straffen ook kwaad en bitter zijn en zouden ze hier al ondervinden dat het vreselijk is te vallen in de handen van de levende God, Die een Wreker is van het kwade en dat zeer grimmig. Dat er straks door de roede Zijner verbolgenheid een weeklage zou komen en tranen onder een naamloze ellende gestort zouden worden. Maar dan zouden er in zulk een tijd van diep verval ook wat zalig gesproken zijn zonder dat daar de minste grond voor aanwezig was. Dat gaat meestal samen wanneer de goddeloosheid toeneemt en de Godsverlating, dat er dan ook nog een catagorie mensen is dat nog alleszins godsdienstig is en een gedaante van godzaligheid naar buiten vertoont. De riieesten daarvan zijn meestal bittere vijanden van de zuivere leer der waarheid die naar de godzaligheid is. Zij kunnen dan ook menigmaal niet nalaten al hun gal van bittere vijandschap op een valse manier uit te spuwen en de aanhangers met lastertaal te bekladden. Als het getal der vromen steeds minder wordt onder de behjders der zuivere Waarheid dan gaan velen bouwen op een droge en dode rechtzinnigheid en menen daarop de eeuvrigheid te kurmen aandoen en moeten daarop zalig gesproken worden. Wee degenen die dat niet doen, want dan wordt menigmaal de banvloek over hen uitgesproken, hen hatende met een dodelijke haat zoals de Joden Stefanus, Paulus en anderen gehaat hebben. In zulke tijden van afval en verval gaan velen de Waarheid verlaten, zoekende het naar het vlees goed te hebben, in de wereld, gevende om God noch gebod meer, hun buik tot een God hebbende. Maar als ze sterven moet toch menigeen nog zalig gesproken worden al zijn de vruchten nooit anders dan van een kwade boom geweest. Op godsdienstig terrein een dwaalleer aanhangende, dan wordt daar bijna alles zalig gesproken, want dan zijn het allemaal broeders en zusters. Maar zij hebben nooit de wereld de scheldbrief gegeven, afgezonderd geleefd, de zonden en schuld beweend, maar deden in aUes met de wereld mee behalve in openbare grove zonden als vloeken, hoereren enz. Hoevelen zijn er in zulk een tijd ook al niet die menen rechtzinnig te zijn en zich bij de rechtzinnigen scharen, waarbij zij dan nog een naam krijgen ook. Ze menen te leven, doch helaas, zij zijn dood, bedriegende zichzelf en anderen met een ditje en datje. Zij hebben daar dit ondervonden en op een andere plaats weer wat anders en menen zo de ware bevinding der vromen te hebben. Op een beetje gemoedelijkheid, aandoeningen en tranen, met een tekstje een versje en een hoge beschouvwng van Christus worden zij dan zalig gesproken. Doch de ware kenmerken van de werkingen des Heiligen Geestes in een droefheid naar God, over het ware Godsgemis, over de schuld en zonden, de breuk des harten, het missen van Jezus en Zijn gerechtigheid en van des Heeren dierbare volzalige gemeenschap, worden gemist. Juist die ware kenmerken kun je niet bespeuren met al hun praten over hun bevindelijk geestelijk zieleleven. Men praat dan uiteindelijk maar over de waarheid terwijl men de kracht der waarheid nooit heeft ondervonden, daar de godzaligheid niet bestaat in inbeelding, of in woorden, maar in kracht. Doch ook onder een stijve rechtzinnigheid, als er bijna geen kinderen Gods meer zijn, worden er ook al wat zalig gesproken zonder dat men de ware bekering uit God en door God heeft ontvangen. Zo wordt in tijden van verval de scheidslijn in het zalig spreken al langer hoe meer uitgewdst en is het zalig worden ook geen wonder meer, alsof het de gewoonste zaak ter wereld is, ja, alsof men daar recht op heeft.
Maar het zalig worden is naar Gods Woord een groot en eeuwig wonder, het is een Goddelijk wonder dat alle verstand en begrip verre te boven gaat. Geen wonder, want haters Gods worden tot vrienden gemaakt, rampzaligen tot gelukzaligen, kinderen der duisternis tot kinderen des lichts; vervloekten worden gezegend en gezegenden genaamd. Opstandelingen worden dienende onderdanen gemaakt; onreinen worden heiligen, zwarten vanwege erf- en dadelijke schuld worden wit gemaakt in het bloed des Lams (Openb. 7). Die eeuwig moeten kermen in de hel worden tot zangers in de hemel gesteld; gebondenen der zonde en des satans zullen eeuwig delen in de vrijheid der heerlijkheid van Gods kinderen; vijanden
worden met een alwetende, rechtvaardige Rechter verzoend en goddelozen gerechtvaardigd om eeuwig te leven. De Heere laat ons, in het zalig spreken, in Zijn Woord niet in het onzekere, maar daar wordt de scheidslijn wel duidelijk en zuiver getrokken. Zalig worden gesproken diegenen die niet wandelen in de raad der goddelozen, noch die staat op de weg der zondaren, noch die zitten in het gestoelte der spotters, maar wiens lust is in des Heeren Wet en die overdenkt dag en nacht (Ps. 1: 1 en 2). Zalig zijn ook allen die op de Heere alleen betrouwen en het in alles alleen van Hem verwachten. Dezulken zuUen niet wankelen maar blijven tot in der eeuwigheid (Ps. 125:1). Zalig worden gesproken die mogen wonen in des Heeren huis om Hem gestadiglijk te prijzen; ook diegene wiens sterkte in de Heere is en in wiens hart de gebaande wegen zijn. (Ps. 84 : 5 en 6). Ook zij die in al hun nood en dood de God van Jakob tot hun hulpe hebben om hen te redden ten dage der benauwdheid en grote donkerheid, en wiens verwachting alleen op de Heere zijn God is, want de uitkomst zal niet falen (Ps. 146 : 5 en Jes. 37). Maar die allen zullen hier op aarde treurenden en geestelijke weners en bedoefden worden wegens het beledigen van Zijn Majesteit, het schenden en krenken van Zijn rechtvaardigheid, heiligheid en andere volmaakte deugden. Doch zulke treurenden worden zalig gesproken daar zij de zalige vertroostingen des Heeen zullen ondervinden en genieten door hen te beschijnen met het licht van Zijn vriendelijk en Hefderijk aangezicht in Christus Jezus tot Zijn grootmaking. Daarbij hadden wij gedacht uw aandacht een wijle tijds te bepalen met de hulpe des Heeren naar aanleiding van ons tekstwoord hetgeen u opgetekend vindt in het Evangelie van Mattheüs, het vijfde hoofdstuk en daarvan nader het vierde vers waar des Heeren Woord aldus luidt:
„Zalig zijn die treuren; want zy zullen vertroost worden."
Ons tekstwoord spreekt van:
De zaligspreking der treurenden.
En bepalen u:
1. Bij hun grote droefheid.
2. Bij hun zalige vertroosting.
Wordt vervolgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1976
De Wachter Sions | 8 Pagina's