Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 90

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 90

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 356 t.m. 360.

356. Het geluk dat Lazarus na zijn sterven ten deel viel wordt ons voorgesteld onder het beeld van te rusten in Abraham^ schoot. Hoe heeft de Heere met een enkel woord ons de heugelijke "lostsvrasseling van de arme bedelaar getekend. In dit leven had hij geen vrienden, nu zijn de engelen Gods zijn vrienden en dienaars; de mensen schuwden hem aan te raken, de engelen dragen hem op hun handen; hier lag hij op de aarde en hongerde, nu Ugt hij in de hoogste ereplaats, aan de borst van de vader der gelovigen in het hemelse paleis.

De hier gebezigde uitdrukking is ontleend aan het gedrag van een huisvader, die zijn zonen des avonds na de vermoeienis van de dagelijkse arbeid, verwelkomt om aan een feestmaal met hem deel te nemen. De Heere Jezus heeft hiermee nadrukkelijk verklaard dat de engelen terstond bij het sterven van Gods volk hun zielen overbrengen van de aarde naar de hemel.

Zij worden daarbij niet alleen door hemelse legermachten beveiligd maar ook met grote eerbewijzen thuisgebracht waar zij degenen ontmoeten die hun zijn voorgegaan.

357. De rampzalige staat van de rijke man wordt ons afgebeeld door smartlijden in een vuur en het gekweld worden door onuitsprekelijke dorst. Ofschoon de Heere Jezus hier openbaart de dingen die werkelijk na dit leven plaatsvinden, dienen we wel te bedenken dat de zaken ons onder beelden worden voorgesteld, opdat zij door ons te bevatten zijn. Hier op aarde is niets verschrikkelijker en pijnlijker dan door vuur gefolterd te worden en zo is de toorn Gods te vergeHjken bij een vuur dat op het geweten brandt. Het leven van de rijke man Ugt voor hem als een opengeslagen boek en hij wordt gedwongen daarin te zien dat hêt zijn schuld is die hém in deze plaats geleid heeft. Zelfs het verlangen naar verUchting is een aanklacht die hem temeer martelt omdat hij daardoor gedwongen wordt. Seh te herinneren hoe hij op aarde in overdaad geleefd heeft. Hij ziet ook Lazarus en hij begrijpt wel dat deze daar verzadigd wordt uit de beek der wellusten (Psalm 36 : 9) en ook dit verzwaart zijn smart als hij diens lot met zijn eigen jammerlijke en verloren • toestand moet vergelijken. In het kort komt de zaak hierop neer, dat de zielen der* gelovigen, wanneer zij het lichaam verlaten, een gelukzalig leven genieten maar dat de verworpenen verschrikkelijke pijnigingen bereid zijn, iets wat ons verstand evenmin bevatten kan, als de oneindige heerlijkheid des hemels.

358. Uit zijn verzoek om één druppel water tot verkoeling van zijn tong kunnen we niet alleen afleiden dat in de hel niet de minste verkwikking geschonken wordt, maar ook kunnen we daaruit leren dat de verdoemden zich niet tot God wenden om van Hem geholpen te worden. De rijke man roept tot Abraham, wien hij de titel geeft: Vader Abraham. Er zijn er velen in de hel die Abraham vader kunnen noemen omdat zij naar het vlees zijn kinderen waren en er zijn er ook velen die hem vader noemen omdat zij in naam en belijdenis tot zijn navolgers behoorden en in een uiterlijke betrekking tot het verbond stonden.

Maar nu is deze verhouding een nieuwe pijniging voor de rijke man omdat hij gevoelt in werkelijkheid niet tot het getal van Abrahams kinderen te behoren. Hij vraagt nu om een zo klein mogelijke verkwikking, een druppel water om zyn tong te verkoelen, al was het dan maar voor een ogenblik. En hij begeert dat Lazarus hem die druppel water zal brengen. Maar zijn verzoek wordt door Abraham afgewezen. De veroordeelden in de hel zullen niet de minste verzachting of verlichting hebben. Het antwoord van Abraham kan slechts dienen om zijn smart te vergroten. Kind, zegt hij, en daarin ligt het scherpe verwijt dat hij naar het vlees Abrahams zaad was. Hoe ontzettend moet het hem in de oren geklonken hebben: Kind, '^ gedenk .... want alle herinneringen zullen de pijnigers der verdoemden zijn. Gy hebt uw goed ontvangen in uw leven. Gedenk welk een milde weldoener God voor u geweest is, hoe bereid Hij was u goed te doen. Maar wat Hij u gaf hebt gij ontvangen, meer niet. Gij hebt Hem er nooit voor erkend en nog veel minder hebt gij er Hem een dankbare vergelding voor gedaan. Gy hebt uw goed ontvangen, alsof het uw eigendom was, ook hebt gij het genoten als het goede dat uw geluk uit­ maakte en gij hadt geen begeerte naar betere dingen in een ander leven, en daarom hebt gij ook geen reden ze te verwachten. Gedenk tevens het kwade, dat Lazarus ontvangen heeft. Hoe heeft Lazarus gezwegen onder het kruis dat hem was opgelegd en met lijdzaamheid verdragen hetgeen God hem toeschikte.

En zo moet de herinnering aan Lazarus opnieuw als een brandijzer door zijn ziel gegaan zijn. Hij moet gedenken hoe hij het goede ontvangen heeft en Lazarus het kwade, met andere woorden, hoe hij met Lazarus gehandeld heeft toen deze kermde onder het kwade en dat hij hem niet heeft willen helpen.

En boven dit alles, zegt Abraham, erger nog, tussen ons en ulieden is een grote kloof gevestigd, een onoverkomelijke afgrond scheidt de verworpenen en de uitverkorenen. De tegenstelling die op aarde reeds bestond heeft de rijke man nooit willen oplossen en zo is het rechtvaardig dat zij in de eeuwigheid blijft voortbestaan.,

359. Als we lezen dat hij Abraham verzoekt om een boodschap te zenden aan zijn vijf broeders, die nog in leven zijn op de aarde, tekent de Heere Jezus daarmee nog nader de zielsgestalte van de veroordeelden in de hel. In de eerste plaats laat Hij ons zien dat de waarheid telaat erkend wordt door degenen die daar gekomen zijn. In zijn leven en in zijn vrolijke-dïlgen had hij zich moeten bekeren en nu pijnigt zijn geweten hem dat hij niet gedaan heeft wat zijn broe^iers behoorden te doen. Verder zien we dat de neiging om zich te rechtvaardigen zelfs in de hel niet ophoudt. Hij niet kan nalaten zich zijdelings te beklagen over die God, die hij niet noemt. Het komt hem voor dat hij niet genoeg gewaarschuwd is. Het vonnis dat hem overkomt is hem niet duidelijk genoeg voor ogen gesteld in al zijn vreselijkheid en onverbiddelijkheid. Indien hij dat geweten had, denkt hij. Maar hij weet het nu. Als mijn broeders dit wisten, zij zouden zich bekeren. Schijnbaar openbaart zich in deze verdoemde iets goeds, daar hij aan zijn broeders denkt en voor hen bidt dat zij ook niet in dezelfde plaats der ellende komen, maar wij moeten de nadruk erop leggen dat die gedachte voortkwam uit een absoluut gebrek om voor God te bukken. Hij stemt met het oordeel Gods niet in. Hij gevoelt niet het minste berouw dat hij heel zijn leven een goeddoend God versmaad en verworpen heeft, maar hij denkt integendeel dat, zo het hem te rechter tijd met ernst gezegd zou zijn, hij zich zou hebben veranderd en bekeerd.

360. Wanneer Abraham verwijst naar Mozes en de profeten heeft hij het oog op de tijd van het Oude Verbond, daar voor de Nieuwe Bedeling de Heilige Schriften nog vollediger gesteld zijn na bijvoeging van de Evangeliën en de brieven van de Apostelen. Maar Mozes en de profeten waren genoegzame getuigen van de waarheid Gods en in Deuteronomium had de Heere al gezegd: Zegt niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen ? Of, wie zal in den afgrond nederdalen 7 TSIahy u is het woor in uw mond en in uw hart (Deut. 30 : 12, verg. met Rom. 10: 6). Het Woord is dus het middel dat God gebruiken wil tot bekering van zondaren en het behoorde in onderwerping en in gehoorzaamhdd aangehoord en betracht te worden.

Maar de van God afgevallen mens wil niet wat God wil. De één wil dat er een engel uit de hemel zal afkomen en de ander zou een dodenverschijning willen zien en een derde dat de Heere door een of andere wonderlijke beschikking Zijn tegenwoordigheid zou bevestigen, want onder de eenvoudige waarheid van het Woord te buigen staat hem tegen. Uit die neiging naar iets buitengewoons spruit ook voort dat die knechten Gods, die het Woord zonder versiering of zonder voorwending van ongewone openbaringen prediken, het minst geloofd worden. De rijke man is hierin tot een voorbeeld van het gedrag der mensen onder de middelen der genade, die de Heere verordend heeft. Neen, vader Abraham, zo werpt hij tegen, Mozes en de profeten zijn niet genoegzaam om behouden te worden, zoals gij zegt, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren. We zien hier nog eens met nadruk voorgesteld dat een onherboren mens een tegenspreker blijft tot in de rampzaligheid toe en dat Gods Geest nodig is een zondaar zaligmakend te overtuigen. (Joh. 16.8). Dan wordt de Schrift levend en krachtig en scherpsnijdender dan een tweesnijdend zwaard, dan wordt ervaren hetgeen de Psalmist zegt: De Wet des Hieeren is volmaakt, bekerende de d, ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, den slechten wysheid gevende. (Psalm 19 : 8).

't Hovaardig volk heeft mij op 't felst bespot; 'kBen echter niet van Uwe Wet geweken; Tk dacht, o Heer', aan hun rampzalig lot. En Uw gericht, van ouds af reeds gebleken. Hoe kort van duur is al het aards genot! 'fe Heb my getroost, myn ziel is niet bezweken.

Psalm 119 : 26.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 90

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's