Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEF aan een vriend 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEF aan een vriend 6

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kort daarop kwam de predikant, welke ik verhaalde hoe zij maar gedurig naar haar vertrek uitzag, waarop hij haar vroeg of zulks uit de ellende van haar lichaam voortkwam.

„O neen", antwoordde zij, „maar om God volmaakt te danken; want ik kan hier niet meer bidden of danken; ook niet geregeld denken." „Maar", vroeg hij haar, „hebt gij niets meer met uw schuld te doen ? "

„Niets", zeide zij, „maar als ik aan mijn schuld denk, dan roep ik: Wel Heere Jezus ! over zulke grote zonden en zo veel!" Dus zag zij nu met haar schuld in het wonder van Gods vrije genade; en ik had niets te zeggen, maar zonk in verwondering weg, dat de Heere haar in een kort ogenblik zulk een heldere doorleiding schonk. Ik kan zelf niet zeggen hoe ik te moede was; maar wel weet ik dat er een ondragelijke last van mijn schouders afviel, zodat het mij eveneens was of ik in de ruimte gezet werd. 's Morgens was zij weer zo afgemat, dat zij bijna geen woord sprak, 's Middags zeide zij tot mij: „Ik ben niet in mijn schik dat ik niet zo levendig ben." „Ja, mijn kind", zeide ik, „gij moet in dit ogenblik toch nog leren hoe afhankelijk gij zijt. Mocht gij maar vluchten." Waarop zij mij aanzag en zeide: „Dat geloof ik wel, want daar is het in gelegen."

Toen was ik het er toch niet mee eens dat zij al weggenomen werd. Ik zeide: „Gaat gij nu heen, nu wij wat aan elkander zouden krijgen.? " „Maar", zeide ik, „Heere, het is immers Uw welbehagen!" Want het staat immers de Heere vrij of Hij een ziel in zijn eerste vruchten thuis wü halen dan of zij nog een poos rond moet dwalen.

Na die tijd sprak zij niet veel meer doordien zij zeer verzwakte en de benauwdheden hard toenamen. Zij hield veel van bidden en zingen en omdat zij zelf naar haar genoegen Gods lof niet vermelden kon, zo wilde zij het toch door anderen gedaan hebben. Dat is geen vreemde zaak, want die de penning gevonden had riep ook de geburen om God groot te maken.

Woensdagmorgen was zij zeer benauwd. Toen riep zij: „Och lieve Heere Jezus ! komt Gij mij nog niet halen ? "

Ik vroeg haar: „Komt u dat wederom daaruit voort dat gij zelf de Heere wenst te danken ? " „Neen", antwoordde zij eenvoudig weg, „nu komt het mij uit de benauwdheid voort."

's Morgens zeide zij: „Moeder, is het mijn borst of mijn keel.? ", waarop ik haar antwoordde: „Het is uw borst." „Dan heb ik mijn keus", zeide zij, „want dan ga ik gauw naar huis." „Hebt gij zulk een ruim overzicht ? ", vroeg ik haar. „O ja", zeide zij. „Zijt gij dan zo los van uw ouders ? " vroeg mijn buurvrouw. „Welnu", zeide af, en zag mij blijmoedig aan, „het is immers toch goed ? " „Welja mijn kind", zeide ik, want ik was overstelpt van blijdschap.

In die tijd was haar vader opgestaan, devrijl ik een half uur zou gaan rusten, hetwelk ik ook deed. Spoedig zeide zij: „Roep moeder! ik moet haar zien, want het zal nu niet lang meer duren", hetwelk zij ook deden.

Zoals ik opstond kwam mij in de gedachten dat haar einde spoedig daar zou zijn, en toen ik bij haar kwam zag en gevoelde ik dat het naderde. Toen was het of mijn vlees vaneen gescheurd werd. „Mijn hoofd, moeder", zeide zij, en op het ogenblik merkte ik dat haar verstand in de war was. „Hoger !" roep zij toen, want haar borst begon te breken. Maar met haar twee laatste snikken stak zij mij nog de hand toe; en zo ontsliep zij zacht en zalig in de Heere, op de 12e augustus 1868, zeventien jaren en acht maanden oud.

Toen zij ontsliep zag ik haar met blijdschap weggaan met die gedachten: Nu mijn kind ! als mijn stof met uw stof verzameld zal zijn, zullen wij met al Gods keurlingen het lied van overvwnning aanheffen: „Gy zijt waardig te ontvangen de lof, de overwinning en de dankzegging; want Gij hebt ons Gode gekocht met Uwe bloede l"

O lieve kinderen van God, de Heere kan ons geen groter, geen onwaardeerbaarder weldaad schenken dan dat Hij ons kroost in genade aanschouwt. In die zeven maanden heb ik wel honderdmaal uitgeroepen: Gelovige ouders, hoe maakt gij het wel als gij onbekeerde kinderen ten grave moet zien dragen, en de Heere u in de deugd van Zijn rechtvaardigheid niet doet wegzinken .? Want ik kon het David goed gewonnen geven, dat hij uitriep: „Mt/n zoon Absalom, was ik voor u gestorven", maar heb ook geleerd dat indien vrij in ware behoeften met ons zaad voor God zullen komen, wij er door een Hoger hand moeten ingeleid worden. Ik ben er door de duivel wel zo mede aangevallen dat als ik bekeerd was ik dan met de toestand mijner kinderen voor de eeuwigheid meer moest te doen hebben, en ik heb het hem dan dikwijls gewonnen gegeven; maar heb nu geleerd dat de Heere van alles de eerste moet zijn. Zijt ook niet te haastig in uw oordeel: zou

het wel waar kunnen zijn in zulk een ogenblik zulk een krachtdadige bekering na zulk een lange tijd in de zonde doorgebracht te, hebben ? Ik vraag u op uw geweten a£: zijt gij in uwe zonden en ellende door de Heere staande gehouden en bekeerd, of zijt gij om uwe deugden waardiger geweest, toen Hij naar u omzag ? Gij zult met mij moeten bekennen: Neen, het was alleen de vrije genade Gods, om de aangebrachte gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. En als gij op het eerste woord van vrijspraak, door het geloof aan uw hart gevoeld en ondervonden, door de dood waart weggenomen, zoudt gij dan de eeuwige gelukzaligheid niet zijn ingegaan ? Gij zult zeggen: ja. Welnu, benijd hen dan niet die in de eerste vruchten worden weggenomen. Men ziet gewoonlijk dat zij het vergenoegst heengaan; want zij worden in de eerste blijdschap weggenomen. Raak dan het welbehagen des Heeren niet aan; want gij bezondigt u.

Kinderen van God of predikanten, handelt ook oprecht bij ziek- of sterfbedden. Dringt 20 niet met die voorwerpeUjke of medewerkende genade aan; want wij bezitten in ons zelf volstrekt niets, waardoor wij de Heere zouden kunnen bewegen. Neen, gij krenkt er de deugden Gods schrikkeHjk mede, gij maakt van de Heere Jezus een halve Zaligmaker en gij raakt er om in het ongenoegen Gods, gelijk de kerk. Maar houdt hen de schrikkelijke verwachting en de vruchtgevolgen der zonde en des zondaars voor, en onderricht hen dat zij uit en van zichzelf niets bezitten.om aan de eisen van Wet en Evangelie te kunnen voldoen. Tracht ook hen met een biddend gemoed daarin toe te lichten, of het de Heere behagen mocht hen door zijn Geest en door het geloof in hun schuld te zetten, opdat zij uit ware behoeften, als door de nood gedreven, tot de Heere Jezus vluchten mochten, om uit Zijn zoen-offerande als Middelaar door de vrije genade des Heeren dat recht ten leven terug te mogen krijgen dat zij in het Paradijs verloren hebben.

Nu vriend, heb ik u, naar het licht dat mij God geschonken heeft, de in- en doorleiding medegedeeld, die de Heere met Zijn kinderen houdt in de weg der zaligheid, als ook de herinnering aan het overlijden mijner dochter, hoe er in het besluit des Heeren niets in de weg staat om een zondaar te bekeren en tot genade te brengen. De Heere, wens ik, zegene het aan uwe ziel. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

BRIEF aan een vriend 6

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's