Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bevoorrecht volk in Christus. III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bevoorrecht volk in Christus. III

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christies in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijnen wil. Tot prijs der heerlykheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde. In Welken wij hebben de verlossing door Zyn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar den rykdom Zijner genade." Ef eze 1:5-7.

Dus verordineerd tot aanneming tot kinderen dat is om eeuwig in Gods gemeenschap, verzoening, vrede en blijdschap te delen en Zijn zaligheid ongestoord te zullen gemeten. Maar dan zal hun dat ook in der eeuwigheid niet ontgaan, want die verordinering is onberouweHjk want het voornemen Gods dat naar de verkiezing is blijft vast.

Maar om dat kindschap door het geloof te mogen beleven en straks in het vaderhuis bij hun Vader als Zijn kinderen eeuwig te mogen wonen dat is door Jezus Christus, omdat Hij dat voor hen verdiend heeft door Zijn lijden, sterven en opstanding, enz. En dat alles in Zichzelven, waarmede wij heengewezen worden naar de bewegende oorzaak des Vaders, namelijk Zijn eeuwige liefde waar Johannes de gelovigen op wijst in al hun ellende, in 1 Joh. 3 : 1: „Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods zouden genaamd worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent." O, zuiver een gegeven voorrecht zonder enige waardigheid en verdiensten hunnerzijds, daar Hij alles alleen maar doet om Zijns Zelf wil en de verheerlijking Zijner volzaÜge deugden. Die verordinering houdt in dat Hij in de tijd Zich over hen zal ontfermen gelijk een vader zich over zijn kinderen ontfermt. Dat Hij hen hier zal trekken uit de macht der duisternis en brengen in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Dat Hij hen hier op aarde met het ware geloof zou begiftigen en dus niet verkoren uit een voorgezien geloof en goede werken, want dan is zulks de oorzaak der verkiezing en aan-neming tot kinderen. Dan moet men Adams val loochenen en leren dat er nog iets in de mens is overgebleven waardoor hij nog iets aan zijn zaligheid zou kunnen toedoen. Dan kwam de Heere nooit aan Zijn eer, zou men zich nooit in die vrije verkiezende liefde Gods geheel verliezen, en de ziel kwam nooit aan de ware zaligheid. Wat is zulk een dwaalleer dan toch zeer gevaadijk en zullen er bij het voleindigen der wereld wat bedrogen uitkomen, om met de dwaze maagden eeuwig buitengesloten te worden.

Maar het ware geloof is een vrucht van de verkiezing want er geloofden er zovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven (Hand. 13 : 48). Het is ook het enige middel om te verkrijgen het oogmerk der verkiezing, namehjk hun eeuwige zaligheid en die is onmiddellijk ondergeschikt aan Go^' i eer. Het houdt ook in dat Hij hun een plaatsje zal geven in Zijn kerk beter dan der zonen en der dochteren, om ze in Zijn gemeenschap te doen delen. Dat Hij hen van eeuwigheid heeft toegedacht dat Hij hun in de grootste noden, tegenheden, aanvechtingen en slagen een toevlucht zal wezen, want de Heere zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen naar Spreuken 14: 26. O, dat houdt in dat zij straks de eeuwige erfenis zullen beërven en genieten al de goederen huns Vaders, zullende zijn: erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus. En dat naar het welbehagen van Zijnen vril, en die wil is nooit te wederstaan, want wie heeft ooit Zijn wil wederstaan. Daarom lezen wij in Rom. 9 dat het niet is desgenen die wü, noch desgenen die loopt maar des ontfermenden Gods. Zo ontfermt Hij Zich dan diens Hij wil en Hij verhardt dien Hij wil. Zo heeft Hij Zich over Abraham willen ontfermen om hem naar het welbehagen van Zijn wü uit Ur der Chaldeeën te halen en de anderen te laten wandelen naar het goeddunken huns harten. Daarom heeft Hij Ruth gehaald uit het afgodische Moab, om haar van een afgodendienares een ware Israëliet te maken en is Orpa wedergekeerd naar haar volk en haar goden, al handelde Orpa geheel voor haar eigen rekening. En het hoogste einde der verkiezing heeft de Heere ook vastgesteld, namenlijk de verheerlijking van Zichzelf en de volle opluistering Zijner volheerlijke deugden, tot prijs der heerlijkheid Zijner genade. Maar ook bij wijze van testament zijn de uitverkorenen. Zijn kinderen, erfgenamen in de sluiting van het genadever-, bond, en heeft Hij hun het Koninkrijk verordineerd (Lukas 22 : 29). Daarom worden erven en kindschap wel eens bij elkaar gevoegd als in Openb. 21: 7: „Wie overwint zal alles beërven, en Ik zal hem tot een God zijn. en hij zal Mij tot een zoon zijn." O, eeuwig, wonderlijk. Godverheerlijkend en zielsverheugend voorrecht om daar straks tot in eeuwigheid van te mogen zingen van dat vastgemaakt bestek dat in eeuwigheid zal rijzen (Psalm 89). Daarom zullen zij ook hier in de tijd begenadigd worden met de zaligmakende genade in Christus, zoals ons hier geleerd wordt: „Door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde." Daarmede zijn wij gekomen tot aan onze tweede hoofdgedachte: van hun grote voorrecht, namelijk:

Hun begenadiging in Christus.

Zo zijn zij door God de Vader verkoren in Christus om kinderen en erfgenamen te zijn, daarom worden zij hier in de tijd ook begenadigd in en met Christus om hier een wijle tijds te lijden met Christus en dan eeuwig met Hem verheerlijkt te worden. Immers zo lezen wij in Rom.8 : 17: „En indien wij kinderen zijn. zo zijn wij ook erfgenamen; erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden." Want die begenadigd worden in Christus met de zaligmakende genade die zullen ook in een meerdere of mindere mate gemeenschap krijgen aan het lijden van Christus om met Hem buiten de legerplaats smaadheid te dragen om Zijnentwil (Hebreeën 13 : 13. Maar zij moeten daaronder niet bedroefd, mismoedig of opstandig zijn. maar, en dat is een zeer grote bijzondere genade in Christus, zich te verblijden. Hierop heeft Petrus de gelovigen in al hun verdrukkingen gewezen en daarmee getroost dat zij zich niet moesten schamen, maar God verheerUjken in dezen dele. Dus horen wij hem zeggen: „Maar gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, alzo verblijd u; opdat gij ook in de openbaring Zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. Maar indien iemand lijdt als een christen, die schame zich niet. maar verheerlijke God in dezen dele", 1 Petrus 4: 13 en 16. En dat alles bovenal tot Zijn eer en verheerlijking, want Hij heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs vnl, de volmaakte opluistering Zijner eeuwige deugden en de zaligheid Zijner uitverkoren kerk.

Tot dat einde heeft Hij Zijn volk geformeerd van eeuvrigheid om Zijn lof te vertellen, want dit volk heb Ik Mij geformeerd en zij zullen Mijn lof vertellen Qes. 43 : 21). Het is tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, zodat zij met die genade zullen begiftigd worden om daar-

door te betuigen door wegen die 2dj niet geweten hebben en paden die zij niet gekend hebben, wat de dichter van Psalm 115 : 1 zong: „Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil." Om hier te mogen zingen van dat vrije welbehagen Gods zoals wij dat opgetekend vinden in de 89ste Psalm, dan moeten wij hier door God Zelf begenadigd worden in de Geliefde. Dat zal Hij ook zekerlijk doen zonder enige waardigheid of verdiensten hunnerzijds in aanmerking te nemen, want dat is er niet daar zij met heel de wereld in Adams val verdoemelijk voor God liggen en de weg des vredes niet kennen, ook geen vreze Gods voor ogen hebbende. Alleen doet de Heere dat omdat zulks Hem belieft, hetwelk Paulus en de gelovige Efeziërs in een ruime mate hebben mogen ondervinden aan hun ziel. Over die oorzaak roemt Paulus dan ook altijd, hetwelk het vermaak zijner ziel geworden was, betuigende: „Die ons heeft zaHg gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen (2 Tim. 1:9). Paulus mocht hier de Efeziërs met vrijmoedigheid schrijven en ook voor zichzelf geloven dat hij en zij begenadigd waren in de tijd met de zaligmakende genade tot zaligheid. Maar dan alleen door God Zelf, de Vader aller genade, en dat alleen in Christus met uitsluiting van alle mensenwerk en eigenwiUige godsdienst. De kanttekening zegt daarvan: om Zijn volk voor Hem aangenaam te maken in Christus, daar buiten Christus Zijn uitverkoren kerk Hem nooit aangenaam en beminnenswaardig kan zijn.

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een bevoorrecht volk in Christus. III

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's