Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'k Zal gedenken (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'k Zal gedenken (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is het dan anders gesteld met de Hervormde Kerk, dan in de eerste helft van de negentiende eeuw }

In menig opzicht wel, ja. Soms erger. In ander opzicht beter. De dwang om gezangen te moeten zingen in de kerkdiensten b.v. verdwenen. Maar de kern waarom het draait, is dezelfde gebleven.

Nog altijd wordt de leugen getolereerd.

Dat is des te erger, nu de Hervormde Kerk met haar kerkorde van 1951 terugkeerde van het genootschapskarakter naar een presbyteriaal geregeerde kerk. Wat voorheen - zou men kunnen zeggen - onder dwang geschiedde, gebeurt nu vrijwillig.

Twee voorbeelden van recente datum, die met een zeer lange rij vervolgd zouden kunnen worden:

Eer-verleden week zondag is in het Friese Rottevalle de vrijzinnige kandidaat R. Klooster bevestigd in het ambt van predikant. Over zijn toelating is wel het een en ander te doen geweest. Kandidaat Klooster maakte er namelijk geen geheim van, dat hij niets moet hebben van de belijdenis inzake de verzoenende kracht van Christus' lijden. Toch werd hij toegelaten tot de bediening.

In het blad „Kerknieuw§" vkn 9 séptëihbér lezen wij de volgende uitspraak van ds. A. J. Roodzant te Odoom: „Alles wat steunt op uitwendig gezag of ook de oude opvatting inzake het offer van Jezus of een lichamelijke gedachte opstanding of een lichamelijk gedachte hemelvaart of de mening dat God mens werd, daartegen zeggen we: neen, dat is werkelijk niet vrijzinnig en op vele punten zelfs onevangelisch."

Vraag van de redacteur van „Kerknieuws": „Maar kunt u dan wel predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk zijn, die in haar kerkorde zegt dat de kerk moet weren al wat haar belyden weerspreekt.? Dan zou ze toch ook iemand moeten weren die de hemelvaart loochent .? "

Daarop antwoorde ds. Roodzant: „Als men dat- zo juridisch bekijkt, zou men dat moeten denken. De praktijk in de Nederlandse Hervormde Kerk is heel anders. Ik ben niet alleen predikant in de gemeente Odoom, maar ook voorzitter van de classis Emmen. Men weet heel goed dat ik een vrijzinnig christen ben en bepaalde onderdelen van de belijdenis niet voor mijn rekening neem. M.a.w. in de Hervormde Kerk is ondanks de terminologie van de kerkorde toch blijkbaar wel de ruimte aanwezig waardoor prediking in vrijziimige geest voortgang kan vinden."

Ds. Roodzant heeft helaas volkomen gelijk en het is een treurige aanklacht tegen degenen, in de Hervormde Kerk, die de oude waarheid zeggen voor te staan. Het is zelfs zo-, dat kerkordelijk wel degelijk de mogelijkheid aanwezig is, om leertuchtprocedures aanhangig te maken. Maar daar wordt zelden of nooit gebruik van gemaakt en als het al eens gebeurt, dan laat men algauw toe, dat de zaak verzandt.

Een kerk, waarin waarheid en leugen naast elkander verkondigd worden. Die zelfs predikanten kent, die er openlijk voor uitkomen, niet meer te geloven dat er een persoonlijk God bestaat of die openlijk Boeddha verkiezen boven Christus.

Van de zijde van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk gaat een voortdurend en sterk appèl uit om te komen tot meer eenheid van de reformatorische belijders. Allerlei activiteiten worden tot dat doel ontwikkeld. Maar de Gereformeerde Bond staat door haar eigen bestaan die eenheid in de weg.

De plicht tot onderhouding van de enigheid der kerk is er. Dat artikel 28 van de geloofsbelijdenis, dat van deze plicht handelt, een aanklacht is tegen de huidige toestand, is zeker. Maar nog altijd staat er in dit artikel onverzwakt: En „opdat dit, nameüjk de eenheid der kerk) te beter mocht onderhouden worden, zo is het ambt aller gelovigen, volgens het Woord Gods, zich af te scheiden van degenen, die niet van de Kerk zijn, en zich te voegen tot deze vergadering, hetzij op wat plaats dat ze God gesteld heeft, al ware het schoon zo, dat de magistraten en plakkaten der prinsen daartegen waren, en dat de dood of enige lichamelijke straf daaraan hing."

Nu kan niemand zeggen, dat de dood of enige lichamelijke straf daaraan hangt. In de zestiende eeuw wel, en toch stelden onze vaderen deze eis, op grond van Gods Woord.

De Gereformeerde Bond wil wel strijden, maar tot een bepaalde grens. Het mag niet zover komen, dat hij buiten de Hervorinde Kerk komt te staan. Niet de juridische weg, maar de medische weg. En dan ook weer medisch tot een bepaalde grens. Niet chirurgisch ingrijpen.

Wij zouden uiteraard veel meer over de Hervormde Kerk kuimen schrijven. Maar wij wülen eindigen met een woord van Groen van Prinsterer, een man voor wie de laatste tijd in de Gereformeerde Bond nogal aandacht is.

Vanaf 1854 stond in Den Haag de beruchte ds. J. C. Zaalberg. Deze Zaalberg" loochende de Drieenheid, loochende de eeuwige persoonlijke godheid van Christus en loochende Christus' borgtochtelijk lijden en sterven. Ondanks alle protesten werd hij als predikant gehandhaafd. De Haagse synode bleef hem ondanks alles de hand boven het hoofd houden. Totdat het Zaalberg zelf te machtig werd. Hij kon de oneerlijkheid niet langer volhouden, legde in 1867 zijn ambt van predikant neer en ging naar Utrecht om daar rechten te gaan studeren. Maar daar kreeg hij spoedig al weer spijt van. Hij keerde op zijn schreden weder en wenste de herdersstaf in Den Haag weer op te nemen. Toen zei de kerkeraad van Den Haag: neen! Wij wensen deze loochenaar van de centrale waarheden onzer beUjdenis niet meer terug. Deze man, die zoveel beroerten aangericht heeft en die vrijwillig van ons weggegaan is, willen wij niet weer als predikant aanvaarden. Maar de synode gelastte de kerkeraad nota bene. Zaalberg weer toe te laten als predikant.

En wat deed de Haagse kerkeraad } Hij ging door de knieën. Wel een begin van strijd. Maar niet een strijd, die er toe had kunnen leiden, dat men uit de Hervormde Kerk geworpen zou worden. Liever een leugenleraar als dienaar van Christus aanvaard, dan een breuk met de synode.

Velen in den lande waren bitter teleurgesteld door de houding van de Haagse kerkeraad. Zij hadden gehoopt, dat een moedige houding van die kerkeraad tot kerkherstel had kunnen leiden. Toen was daar ds. A. W. Bronsveld, die nogal enige naam had onder de rechtzinnigen, die ging uitleggen, waarom de Haagse kerkeraad zo gedaan had, als hij gedaan had. Bronsveld merkte op, . dat de kerkeraad het alleen dan op een conflict met de synode mocht laten aankomen, wanneer al. de belijders van het Evangelie als één enig man zich solidair zouden verklaren en zouden verzekeren, dat zij het met God wilden wagen. Maar Bronsveld achtte die tijd nog niet gekomen.

Daarop antwoordde toen Groen van Prinsterer: „Neen, voorwaar, die tijd is niet gekomen. Doch ik voeg erbij: Die tijd zal nimmer komen.

Nooit is er tot kerkherstel, in tijden gelijk wij thans beleven, iets wezenlijks verricht door hen, die gewacht hebben, totdat al de belijders van het Evangelie, als één enig man, zich solidair verklaarden en uitriepen: „Nun mit Gott, wir wollen's wagen." Kerkherstel is voorbereid of tot stand gekomen ook door één enkel man, die in de geest der martelaren, in de geest van een Hus of van een Luther, uit plichtsbesef, zeide of dacht: „Ik kan niet anders, al zou ik alleen staan; en ook aldus sta ik niet alleen, want de Heere is met mij, en ook in het bezwijken overwin ik."

Natuurlijk kan men hier de vraag stellen, of Groen zelf wel gehandeld heeft naar zijn woorden, maar daar gaat het hier niet om. Zijn kritiek op Bronsveld was terecht en wij voegen eraan toe: wanneer Luther en Calvijn zich door dergelijke overwegingen als van Bronsveld hadden laten leiden, zij zouden tot hun dood in de roomse kerk gebleven zijn.

Op het verwijt, dat de mannen van de Afscheiding God vooruit gelopen zouden hebben, zei ds. N. J. Engelberts (te vinden in dr. Steenblok's Bestaansgrond der gemeenten, blz. 31): „Wat moet er dan toch gebeuren om God niet vooruit te lopen, maar te volgen op Zijn vnl ? Een teken uit de hemel ? Maar hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona de profeet. Een overledene uit de graven verrijzen.? Maar zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen. Wij hebben op geen wonder gewacht, maar gedaan naar het Woord onzes Heeren, en waar Gods Woord gebiedt, daar heeft de christen te volgen."

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

'k Zal gedenken (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's