Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANKDAGTIJD (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANKDAGTIJD (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

„Ziet, zy hebben des HEEREN Woord verworpen, wat wysheid zouden zy dan hebben ? Jeremia 8 : 9b.

Wij lezen toch immers in ons tekstwoord: „Zij hebben des Heeren Woord verworpen." Zij, dat is dan dat beweldadigde volk; en des Heeren Woord verwerpen dat is dan de onwaardeerbare of onvergelijkbare schat. Deze schat kan nooit naar waarde gewaardeerd worden, maar ook nooit met enige schat vergeleken worden. En zulk een schat te verwerpen is toch wel een schrikkelijke, Godonterende verwerping. Daarmede tast men des Heeren eer. Majesteit, heiligheid, rechtvaardigheid, goedertierenheid, genade en barmhartigheid aan. En zulks is een belediging van de hoogste en aanbiddelijkste Majesteit, van de Koning aller eeuwen. De diepste oorzaak van dit alles moeten wij zoeken in Adams rampzalige val, want daar hebben wij als een beweldadigd geslacht des Heeren woord verworpen. Daar waren wij in Adam beweldadigd met des Heeren zalige gemeenschap en dierbare gunst. Daar waren enkel weldaden en zegeningen, zonder enige moeite, onrust en verdriet, haat en vijandschap. Met recht mochten wij daar een vriend Gods genaamd worden en gemeenschappelijk rnet den Heere wandelen en verkeren. Een zalige vrede was daar ons deel en hadden een zalig vermaak in God Drieënig, als onze Verbondsgod, krachtens het Werkverbond. Daar stonden wij in Adam volmaakt om onze Schepper en Formeerder te loven en te prijzen en waren wij Godlovers boven alle schepselen uit, omdat de mens ~was het pronkjuweel van Zijn schepping.

Door gehoorzaamheid zouden wij dat eeuwig gebleven zijn en dat ongestoord zoals Gods uitverkorenen dat nu eeuwig in Christus weer verkrijgen zullen, krachtens eeuwige verkiezende liefde, het eeuwige verbond der Genade, Jezus Borggerechtigheid en de zaligmakende bediening en werking des Heiligen Geestes. Doch daar hebben wij des Heeren Woord verworpen door die vreselijke ongehoorzaamheid, niet doende hetgeen Hij bevolen had, zeggende: „Doet dat, en gij zult leven." Des Heeren Woord verworpen door toch te eten van de verboden boom en vrucht, daar Hij gedreigd had: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven." Door die daad hebben wij nu een godloos, vijandig, arglistig hart gekregen, dat boos en dodelijk is meer dan enig ding. Jerem. 17 : 9. O, hierover leert de Heere Zijn volk door ontdekkende genade wenen en bedroefd zijn ondervindende in hun ziel dat hun plaag smartelijk en hun breuk dodelijk is en daarover zullen krijten, nacht en dag. Hoemeer de Heere nu Zijn algemene, beteugelende genade gaat inhouden vanwege de zonden, des temeer zal de boosheid en goddeloosheid des harten uitgeleefd worden hetgeen dan .ook wel inzonderheid openbaar komt in de verwerping van des Heeren Woord. Ook duidelijk openbaar gekomen in Jeremia's tijd, daar de Heere ook toen van dat volk moest getuigen: Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet, want Hij had hen groot gemaakt en verhoogd, maar zij hebben tegen Hem overtreden." Jes. 1 : 2 en 3. Het was enerzijds een goddeloze tijd waar de zonde en ongerechtigheid zeer vermenigvuldigde zodat het roepende zonden waren geworden die naar de hemel riepen om wraak en in die weg meer en meer de maat der ongerechtigheid vol gemaakt werd. Anderzijds was er een eigenwillige godsdienst zonder God hetwelk niet anders was dan verstand en lippenwerk hetwelk Gode niet kon behagen. Zulk een volk genaakte tot de Heere met hun mond, en eerde Hem met hun lippen, maar hun hart hield zich verre van Hem. Matth. 15 : 8. Dus godsdienst genoeg, doch het waren leringen die geboden van mensen waren. Al hun verbodsdagen, niéuwe maanden en sabbatten en het bijeenroepen der vergaderingen mocht de Heere niet, het was al ongerechtigheid, zij waren de Heere tot een last. De leiders des volks waren verleiders met al hun schijn van rechtzinnigheid en schoon schijnenden redens, want tevergeefs werkte de valse pen der schriftgeleerden. Zij verdraaiden de Schriften tot hun eigen verderf, n.1. die van Mozes en de profeten. Zij wilden naar de waarschuwende stem des Heeren, door middel van Zijn ware knechten tot hen gebracht niet horen, sloegen die allemaal in de wind en bewandelden alzo eigen gekozen wegen die tot het verderf en den ondergang zouden leiden. Zij hebben des Heeren Woord verworpen, en dat voor hunzelf als voorgangers en nu verhinderden zij ook het volk om tot de kennis der waarheid te komen dewelke is naar de godzaligheid. En wat is des Heeren Woord een onwaardeerbare schat hetwelk met geen een aardse schat is te vergelijken. Het is nooit te vergelijken met al de schatten van het ganse wereldrond, als goud, zilver, paleizen en kronen, eer en aan­ zien, huizen en landerijen; ja, al zou men heel (Je wereld bezitten dan vergaat dat allemaal, want de wereld gaat voorbij met hare begeerlijkheid. De dichter zingt in Ps. 102: „Als een kleed zal 't al verouden; Niets zal hier zijn stand behouden. Al wat uit 't stof is neemt een end. Door de tijd die alles schendt." Maar het Woord des Heeren dat blijft tot in der eeuwigheid, . hetwelk toen onder hen en nu noch onder ons verkondigd wordt. Daarin wordt ons voorgehouden, dood en leven, vloek en zegen, want de vloek des Heeren is in het huis der goddelozen; maar de woning des rechtvaardigen zal Hij zegenen. Spr. 3 : 33. Daarin wordt ons verklaard de enige Weg ter behoudenis, de enige Weg, de Waarheid en het Leven, n.1. Jezus Christus en dien gekruisigd, tot verzoening met God en ter uitdelging van alle schuld en zonden. Daarin worden wij ernstig gewaarschuwd tot wederkeren tot de Heere, Hem te gehoorzamen en. naar Zijn Woord te handelen en te wandelen, want die naar Hem hoort, zal zeker wonen, en • hij zal gerust zijn ten dage des kwaads. Spreuk. • 1 : 33. Daarom de vermaning: , , Tot de wet en tot de getuigenis ! zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben." Jes. 8 : 20. Het zijn die Schriften die ons wijs kunnen maken tot zaligheid, opdat die ons vermaak mochten wezen, want als dat woord gevonden mag wezen dan wordt he^opgegeten, dan is het zoeter dan honing^, ja, dan honingzeem en tot vreugde en blijdschap des harten. Jer. 15 : 16. En dat woord is tot rijke vertroosting voor schuldige, doem waardige verloren zielen, die treurende, -wenende, hongerende en dorstenden naar God en Zijn gemeenschap over de aarde gaan, want zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. Want de Heere zal alle vermoeide ziel, vanwege hun zonden enz., dronken maken, en alle treurige ziel vervullen. Jer, 31 : 25. Wee dengenen die dat Woord verwerpen dan mogen zij gewis voor Zijn straffen beven, daar men dan alle vermaningen, onderwijzingen, bestraffingen, waarschuwingen, ja God Zelf verwerpt en alzo al het goede voor tijd en eeuwigheil verwerpt. Dan zal Hij lachen als ons verderf komt en spotten als onze-vreze komt gelijk een verwoesting en het verderf als een wervelwind, benauwdheid en angst overkomt. Spreuk. 1 : 26 en 27. Die grote schat werd nu daar verworpen door de regeerders van het land, door onderdanen, jong en oud, rijk en arm. Niet minder door de godsdienstige leidslieden die maar prediken „Vrede, vrede !" doch daar was geen vrede en zij genezen de breuk van de dochter Zijns volks maar op het lichtst. Het was eten, drinken en vrolijk zijn, hielden vast aan bedrog en een iegelijk van hen met al hun godsdienst, pleegde

gierigheid en alle ongerechtigheid. Zo waren zij in het minste niet beschaamd, niet wetende schaamrood te worden, maar een verharden in het kwade.

Niemand had er berouw over die verschrikkelijke dingen en geen leeddragen was er te bespeuren over zulk een schrikkelijke verwerping. Dienaangaande wijst de Heere hun de grote 'dwaasheid aan daar zij nog minder verstand hadden dan de vogelen, wijl zij niet kenden de zomer van voorspoed, om de Heere te erkennen voor de hun bewezen weldaden; noch de winter van tegenspoed, Gods toorn, die hen boven het • hoofd hing om die af te keren door los te maken de knopen der ongerechtigheid. De Heere hield hen toch voor wat goed en nuttig was, maar zij wisten het recht des Heeren niet, en daarom noch minder waren dan een ooievaar, tortelduif, kraan en zwaluw, dewijl die-hun gezetten tijden van aankomst waarnamen, v. 7.

En wordt nu in ons land des Heeren Woord door ons volk ook niet verworpen onder aUe zegeningen en weldaden door die wij noch mogen ontvangen ? De regering houdt met dat Woord geen rekening meer en meent, zonder dat Woord als grondslag, zelf wel te kunnen regeren. Men spot er zelfs al mee wanneer de naam van des Heeren woord genoemd wordt. Wat een verwerping van Zijn woord als men alle zonden en ongerechtigheid, zonder enige tegenstand en waarschuwen maar toelaat. Wat een wetten worden er niet gemaakt die recht tegen des Heeren Woord indruisen, om de Heeren Woord krachteloos te maken. De Sodomietische zonden vieren in ons land hoogtij; sexhuizen komen er steeds meer alom in de lande. Sport en spel heeft de mens geheel in beslag genomen en is niet anders dan een sportvergoding en verdwazing. Het is eten, drinken en vrolijk zijn, niet runderen te doden, schapen te kelen, wijn te drinken, en vlees te eten want morgen sterven wij. Wat wordt des Heeren Naam al niet openlijk misbruikt. Zijn dag op schrikbarende wijze ontheiligd zodat wij in deze dankdagtijd met recht kunnen zeggen dat het een zondedag is geworden. Hoevelen zijn er niet in ons vaderland die van des Heeren Woord in het geheel niet weten, ja, noch nimmer van gehoord hebben. Steeds groter wordt dan ook de schare die des Heeren Woord de rug toekeren en daar niet meer van willen weten, en daarmee schrikkelijk verwerpen.

Openlijk betuigd men in handel en wandel: „Wij zijn heren, wij zullen tot U niet komen." Daarbenevens wordt er ook nog zoveel eigenwiUige godsdienst in ons land gevonden waardoor de zielen misleid worden en roepen: „Vrede, vrede! en geen gevaar terwijl er niets goeds te zien is, - maar vreze en verschrikking." De zuivere leer der waarheid wordt geweld aangedaan van alle kanten om de zielen te misleiden en God van Zijn eer te beroven."

Wordt vervolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DANKDAGTIJD (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's